ECLI:NL:RBLIM:2024:1008

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
03/212340-23; 03/325534-23; 03/104833-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting en bewezenverklaring van diefstal van een scooter met bijzondere voorwaarden voor de verdachte

Op 4 maart 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004 en gedetineerd in P.I. Grave. De verdachte werd bijgestaan door mr. F.F. Driessen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 27 februari 2024, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van opzettelijke brandstichting en diefstal van een scooter. De rechtbank behandelde gelijktijdig de vordering van een benadeelde partij in een andere zaak.

De tenlastelegging omvatte brandstichting op 24 augustus 2023 op het terrein van het politiebureau te Heerlen en diefstal van een scooter op 20 november 2023 in Sittard. De rechtbank oordeelde dat de opzettelijke brandstichting niet bewezen kon worden, omdat er geen sprake was van een voltooide brandstichting. De verdachte werd vrijgesproken van dit feit. Echter, de rechtbank achtte de diefstal van de scooter wettig en overtuigend bewezen, aangezien de verdachte dit feit had bekend.

De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren op, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de reclassering. De benadeelde partij werd gedeeltelijk in het gelijk gesteld, met een schadevergoeding van € 145,95, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank wees de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere straf af, omdat de verdachte was vrijgesproken van de brandstichting.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/212340-23 en 03/325534-23 (ttz.gev.)
Parketnummer : 03/104833-22 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
gedetineerd in P.I. Grave te Grave.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.F. Driessen, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 februari 2024. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces in de zaak met parketnummer 03/325543-23. De benadeelde partij is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
De zaak met parketnummer 03/212340-23 is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte] (parketnummer 03/212328-23).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03/212340-23
op 24 augustus 2023 tezamen en in vereniging opzettelijk brand heeft gesticht op het (parkeer)terrein van het politiebureau te Heerlen, waardoor goederen en/of personen in gevaar werden gebracht.
03/325534-23
op 20 november 2023 een scooter heeft gestolen
(primair)dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan heling van die scooter
(subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van zowel de opzettelijke brandstichting als de diefstal van de bromfiets.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de opzettelijke brandstichting, omdat in het dossier onvoldoende aanwijzingen aanwezig zijn dat sprake is geweest van een voltooide brandstichting. De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de zaak met parketnummer 03/325534-23 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraakoverweging parketnummer 03/212340-23
De rechtbank acht de tenlastegelegde opzettelijke brandstichting niet bewezen en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank stelt voorop dat van een voltooide brandstichting slechts kan worden gesproken als iets dat daartoe niet bestemd is, in brand wordt gestoken. Daarvan is in casu geen sprake. De verdachte heeft samen met [medeverdachte] op 24 augustus 2023 een molotovcocktail (een met een brandbare vloeistof gevulde fles, voorzien van een lont) in aanraking gebracht met vuur en deze vervolgens op het (parkeer)terrein van het politiebureau te Heerlen gegooid. Deze molotovcocktail is aldaar in aanraking gekomen met het wegdek, waarna de fles kapot viel en, zo volgt uit het verrichte forensisch onderzoek, de vervolgens ontstane brand zelfstandig is gedoofd nadat de vloeistof uit de fles was ‘opgebrand’. Niet kan uit het dossier worden afgeleid dat het vuur is overgeslagen naar het wegdek en dat het wegdek zelf vlam heeft gevat. Dat het wegdek zwartgeblakerd was, leidt niet tot een ander oordeel nu dit het gevolg is geweest van het branden van de molotovcocktail op dat deel van het wegdek. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van een voltooide brandstichting. Nu niet tevens (subsidiair) een (mogelijk wel bewijsbare) poging tot brandstichting ten laste is gelegd, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken.
3.3.2
Parketnummer 03/325534-23 [1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een scooter door middel van verbreking. De rechtbank zal, omdat de verdachte dit feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 februari 2024;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 20 november 2023;
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
03/325534-23
feit 1 primair
op 20 november 2023 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, een scooter (Piaggio Zip), die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen scooter onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
03/325534-23 feit 1 primair
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast en heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, gelet op de jeugdige leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aanleiding bestaat om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Voor zover de rechtbank hiertoe geen aanleiding ziet, heeft de raadsvrouw verzocht wel bij het bepalen van de strafmaat aansluiting te zoeken bij het jeugdstrafrecht. Ten aanzien van de diefstal heeft de raadsvrouw verzocht om aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten en aan de verdachte een taakstraf op te leggen tussen de 30 en 40 uren. Mocht de rechtbank toch komen tot een bewezenverklaring van de brandstichting, heeft de raadsvrouw verzocht om aan de verdachte geen gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur het voorarrest overschrijdt, met daarnaast eventueel een (deels voorwaardelijke) taakstraf. De raadsvrouw heeft tot slot verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich – nota bene tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis – schuldig gemaakt aan diefstal van een scooter door middel van verbreking. Dit is een vervelend feit dat overlast en schade voor het slachtoffer heeft veroorzaakt. Bovendien leidt het tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Door het plegen van dit feit heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. In zijn nadeel weegt ook dat hij blijkens zijn strafblad, ondanks zijn jonge leeftijd, al verschillende keren met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Van belang is daarnaast dat bij de verdachte, zo blijkt uit een door de reclassering op 13 februari 2024 over hem opgemaakte rapportage, sprake is van problemen op diverse leefgebieden. De verdachte komt uit een probleemgezin en bevindt zich in een pro-crimineel netwerk met veel negatieve sociale contacten. Hij is beïnvloedbaar, handelt impulsief en denkt niet goed na over de gevolgen van zijn handelen, waardoor hij steeds opnieuw in de problemen komt. Het risico op recidive wordt daarom als hoog ingeschat. De reclassering ziet wel dat sprake is van tekorten in de handelingsvaardigheden van de verdachte, maar ziet geen mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding. Daarbij is het toezicht bij de jeugd-reclassering onvoldoende gebleken om recidive te voorkomen en stabiliteit te creëren in het leven van de verdachte. Tegen deze achtergrond heeft de reclassering geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een drugsverbod. Het doel van die bijzondere voorwaarden is om afstand te creëren tussen de verdachte en het negatieve sociale netwerk waarin hij zich op dit moment bevindt, om van daaruit toe te werken naar gedragsverandering en het vergroten van vaardigheden en stabiliteit.
De rechtbank onderschrijft het door de reclassering geschetste beeld van de verdachte. Nu door de reclassering geen mogelijkheden worden gezien voor pedagogische beïnvloeding, ziet de rechtbank geen aanleiding voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Wel acht de rechtbank het van belang dat de verdachte wordt geholpen om een andere weg in te slaan. Daarom zal zij aan de verdachte een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren opleggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, een en ander met een proeftijd van 3 jaren. De verdachte heeft te kennen gegeven dat hij een leven wil leiden zonder politie- en justitiecontacten en met het opleggen van voornoemde bijzondere voorwaarden worden aan hem concrete handvatten geboden om met zijn problemen aan de slag te gaan. De straf wijkt af van hetgeen door het Openbaar Ministerie is geëist, reeds omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van brandstichting.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de door haar geleden schade als gevolg van het tenlastegelegde onder parketnummer 03/325534-23. Zij heeft een schadevergoeding gevorderd van een bedrag van € 183,45, bestaande uit materiële schade. De benadeelde partij heeft tevens verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de kosten van het knipperlicht moet worden afgewezen, nu niet is komen vast te staan dat deze schade het gevolg is van het door de verdachte gepleegde strafbare feit. Voor wat betreft de overige gevorderde vergoeding heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[slachtoffer] als gevolg van het onder parketnummer 03/325534-23 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreekse schade is toegebracht. De benadeelde partij is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde vergoeding van materiële schade, bestaande uit de contactslot- en buddyslotsets en de montage en het uitbouwen van de voorvork in verband met het stuurslot, voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de gevorderde kosten voor het knipperlicht à € 37,50 niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat niet uit het dossier is gebleken dat deze schade in rechtstreeks verband staat met het door de verdachte gepleegde strafbare feit. De rechtbank zal dat onderdeel van de vordering daarom afwijzen.
De rechtbank zal de hiervoor genoemde schade aldus vaststellen op een bedrag van € 145,95. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte daarom veroordelen tot betaling van voornoemd bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 20 november 2023 tot de dag der algehele voldoening, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, nu de verdachte het feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

Bij onherroepelijk vonnis van 4 juli 2022 met parketnummer 03/104833-22 heeft de kinderrechter van de rechtbank Limburg de verdachte veroordeeld tot, voor zover relevant, een werkstraf voor de duur van 40 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het aan hem onder parketnummer 03/212340-23 tenlastegelegde feit, zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder parketnummer 03/212340-23 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;

Straf

  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 15 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
  • bepaalt dat de straf
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde meldt zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Heerderweg 25, 6224 LA Maastricht,
088 8041502. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie COVA (plus) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde verblijft in Stichting Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel als mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
e veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Voorlopige hechtenis
-
heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst hoofdelijkgedeeltelijk
    toede vordering van de benadeelde partij
    [slachtoffer]ten aanzien van parketnummer 03/212340-23 en veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
    € 145,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te berekenen over de periode van 20 november 2023 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijstde vordering voor het overige
    af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de procedure, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, en begroot deze kosten aan de zijde van
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling
  • bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op
  • bepaalt dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, in zoverre daarmee de verplichting tot betaling aan [slachtoffer] komt te vervallen en andersom dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [slachtoffer] , in zoverre daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;

Vordering tot tenuitvoerlegging

-
wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03/104833-22 van de officier van justitie van 12 december 2023.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, voorzitter, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. E.B.A. Ferwerda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 maart 2024.
Buiten staat
Mrs. Hamers-Aerts, Ferwerda en Van den Munckhof zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. 03-212340-23 feit 1:
hij, op of omstreeks 24 augustus 2023 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een fles met daarin benzine en/of een stuk textiel, in ieder geval een (of meer) brandbare (vloei)stof(fen) en/of (vervolgens) deze (brandende) fles ("molotovcocktail") over de muur, het hek, en/of de (toegangs)poort van het ((parkeer)terrein van het) politiebureau te gooien,
ten gevolge waarvan het wegdek van dat (parkeer)terrein geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een (of meer) aldaar geparkeerd(e) dienstvoertuig(en) en/of het (gebouw van het) politiebureau, in ieder geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een (of meer) ander(en) te weten de op dat politiebureau werkzame perso(o)n(en), in ieder geval een (of meer) ander(en), te duchten was;
T.a.v. 03-325534-23 feit 1 primair:
hij op of omstreeks 20 november 2023 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een scooter ( Piaggio Zip), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen scooter onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023184487, gesloten op 22 november 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 125.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 20 november 2023, p. 34-36.