Op 20 november 2024 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in een incident van vrijwaring. In deze zaak, geregistreerd onder het zaaknummer C/03/332897 / HA ZA 24-325, zijn verschillende partijen betrokken, waaronder een aantal besloten vennootschappen en de Pantelis Group B.V. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 30 oktober 2024 overwogen dat de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring toewijsbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdzaak en de vrijwaringszaak op grond van artikel 93 onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door de kantonrechter moeten worden behandeld. Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen verwijzing naar de kamer voor kantonzaken van de rechtbank.
In het vonnis heeft de rechtbank besloten dat Pantelis Group B.V. door Merici kan worden gedagvaard tegen de rolzitting van de kamer voor kantonzaken op 18 december 2024. Tevens is bepaald dat de kosten van het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak is verwezen naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken op 4 december 2024 voor conclusie van antwoord in reconventie. De rechtbank heeft partijen erop gewezen dat zij in de verdere procedure niet meer verplicht zijn om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen. Tot slot is vermeld dat het in deze procedure geheven griffierecht zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.