Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
,
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
3.[gedaagde sub 3] ,
[gedaagde sub 4],
[gedaagde sub 5],
[gedaagden sub 3 tot en met 5] (gedaagden sub 3 tot en met 5) en BAZ (gedaagde sub 6) worden genoemd.
1.Het verdere verloop van de procedure
[gedaagden sub 3 tot en met 5] c.s.;
2.De verdere beoordeling
‘laat [eiseres] toe te bewijzen dat:- [getuige sub 1] op 19 maart 2018 in het pand tijdens, of vlak na de werkzaamheden door BAZ van het dak neer dwarrelend stof heeft opgevangen in een potje, dat heeft afgegeven aan GBB die de inhoud van dat potje heeft laten onderzoeken door Stella Labs, en dat uit onderzoek bleek dat het monster een hoge concentratie niet-hechtgebonden asbest bevatte;
sub 3 tot en met 6:
- [getuige sub 5] ;
en aan de zijde van gedaagde sub 6:
Deze sanering, in het tussenvonnis de
eerste saneringgenoemd, is uitgevoerd op basis van de resultaten van het inventarisatierapport van GBB van 13 juni 2017. In dat rapport (hierna: het eerste GBB-rapport) is sprake van twee bronnen van asbestverontreiniging. Dat waren in de eerste plaats de hiervoor genoemde golfplaten op het oostelijke deel van het dak van de loods. Ten aanzien hiervan werd saneren niet direct noodzakelijk geoordeeld. Daarnaast was volgens GBB asbest aanwezig op het platte dak van het gebouw grenzend aan de loods, in de vorm van brokstukken van asbesthoudende golfplaten. Ten aanzien daarvan werd geadviseerd om zo snel mogelijk over te gaan tot sanering (zie het tussenvonnis, rov. 2.3.).
Op 19 maart 2018 heeft KIWA, in de persoon van [getuige sub 5] , de door BAZ uitgevoerde werkzaamheden gecontroleerd. KIWA heeft geconcludeerd dat de sanering door BAZ was uitgevoerd conform het werkplan en het inventarisatierapport, waarna zij het vrijgavecertificaat heeft afgegeven (zie het tussenvonnis, rov. 2.5.).
tweede sanering. Deze sanering heeft plaatsgevonden vanaf 25 april 2018 en is opnieuw door
BAZ uitgevoerd. Tijdens deze sanering is (het grootste deel van) de loods c.a. asbestvrij gemaakt.
De tweede sanering is uitgevoerd op basis van nader onderzoek in de loods c.a. door GBB, dat is verricht op 26 en 28 maart 2018. Het onderzoek is feitelijk verricht door de heer
[getuige sub 4] . De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in de aangevulde versie van het eerste GBB-rapport (hierna het tweede GBB-rapport).
Tot het onderzoek door GBB is besloten naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek van een na 19 maart 2018 door [eiseres] aan GBB verstrekt onderzoeksmonster met materiaal uit de loods (zie het tussenvonnis, rov. 2.6.-2.7.).
Wie deze werkzaamheden (hierna:
de vroegere sanering) heeft verricht is niet duidelijk. Evenmin staat vast wanneer de vroegere sanering heeft plaatsgevonden. [getuige sub 1] heeft, als getuige gehoord, verklaard dat de vroegere sanering heeft plaatsgevonden (omstreeks) 2011. Iets anders is gesteld noch gebleken, zodat de rechtbank hierna zal uitgaan van het genoemde jaartal.
Tussen partijen staat wel vast dat de vroegere sanering is verricht in opdracht van [gedaagden sub 1 en 2] en wel op een moment dat [eiseres] de loods c.a. al huurde en gebruikte. Ten slotte staat tussen partijen vast dat [gedaagden sub 3 tot en met 5] en BAZ niet bij de vroegere sanering betrokken zijn geweest.
Dat gebeurt allereerst op basis van het verwijt dat BAZ tijdens de eerste sanering niet heeft voorkomen dat asbesthoudend materiaal door kieren en gaten in het houten dakbeschot onder de golfplaten naar beneden kon dwarrelen. [gedaagde sub 3] en [gedaagden sub 1 en 2] worden hiervoor mede verantwoordelijk gehouden.
Daarnaast wordt zowel BAZ als [gedaagden sub 3 tot en met 5] verweten dat zij het dak van de loods na de afronding van de eerste sanering niet hebben afgedekt, waardoor in de nacht van 19 op 20 maart 2018 gevallen neerslag, met asbestresten die nog op of in het dakbeschot aanwezig waren, tot in de loods heeft kunnen doordringen. [gedaagden sub 1 en 2] worden mede verantwoordelijk gehouden voor de gevolgen van dit nalaten.
Een belangrijke rol in de onderbouwing van deze verwijten speelt het materiaal dat [getuige sub 1] , zoals door [eiseres] is gesteld, heeft verzameld in de loods op of vlak na het moment dat BAZ de eerste sanering uitvoerde, welk materiaal naderhand is onderzocht en asbest bleek te bevatten. Daarnaast beroept [eiseres] zich op enkele filmopnames waarop, volgens [eiseres] , de gestelde kieren en gaten in het dakbeschot, het neerdwarrelende/-neergedwarrelde materiaal dan wel de binnenstromende neerslag te zien zijn.
De in het tweede GBB-rapport beschreven asbestverontreiniging wordt door [gedaagden sub 1 en 2] toegeschreven aan de
‘onjuiste, onprofessionele en slordige’wijze waarop
‘derden’hun werkzaamheden hebben verricht. Als derden worden enkel genoemd: [gedaagden sub 3 tot en met 5] en BAZ . [gedaagden sub 1 en 2] stellen niet voor het handelen en nalaten van de derden verantwoordelijk te zijn. De vroegere sanering wordt als zodanig niet vermeld.
[gedaagden sub 1 en 2] hebben daarnaast de aandacht gevestigd op eigen handelen van [eiseres] dat, in hun ogen, heeft bijgedragen aan de asbestvervuiling in de loods c.a. (in de periode vóór de eerste sanering) dan wel de tweede sanering heeft gehinderd.
(1) De eerste sanering is door BAZ geheel volgens de regels uitgevoerd en heeft niet geleid tot enige asbestvervuiling in de loods.
(a) De te verwijderen golfplaten waren in een redelijk goede conditie en zijn in hun geheel verwijderd. Daarbij is niet of nauwelijks asbest vrijgekomen, hoogstens enkele vezels die meteen zijn verwaaid. De vezels kunnen niet door (eventuele) kieren en gaten in het dakbeschot naar beneden vallen en blijven ook niet op het houten dakbeschot liggen.
(b) Daar komt bij dat uit het KIWA-rapport blijkt dat het dakbeschot ten tijde van de eerste sanering geen kieren en gaten vertoonde. In verband hiermee wordt betwist dat [getuige sub 1] tijdens of vlak na de eerste sanering van het dak afkomstig asbesthoudend materiaal heeft opgevangen.
(a) Die sanering was een illegale sanering: zij is niet door een gecertificeerd bedrijf en conform de toepasselijke regels uitgevoerd en gecontroleerd. De vroegere sanering heeft geleid tot asbestvervuiling in en rondom de loods c.a. Dat blijkt reeds uit het eerste GBB-rapport: de asbestresten op het platte dak zijn restanten van de vroegere sanering, waarbij te verwijderen golfplaten dus kennelijk (in strijd met de regels) zijn gebroken.
(b) Uit het tweede GBB-rapport blijkt dat eind maart 2018 sprake was van ernstige asbestverontreiniging in de loods c.a. en wel tot in de verste uithoeken ervan. Een dergelijke vervuiling kan niet het gevolg zijn enkel van de sanering op 19 maart 2018, maar juist wel van de vroegere sanering, als die enkele jaren geleden heeft plaatsgevonden.
Daar komt bij dat uit het in het tweede GBB-rapport beschreven sporenbeeld blijkt dat de vervuiling het geringst was onder de plek waar BAZ op 19 maart 2018 had gewerkt.
Ook de aard van de op 26/28 maart 2018 aangetroffen asbestvervuiling wijst ten slotte niet op de sanering van 19 maart 2018 als de bron ervan. Naar aanleiding van de eerste sanering hadden hoogstens asbestvezels kunnen worden aangetroffen. Uit het tweede GBB-rapport blijkt daarentegen dat in de loods in hoofdzaak asbestbrokken en -flinters zijn aangetroffen, ten dele onder dikke lagen stof.
(3) De conclusie luidt dat niet de sanering op 19 maart 2018, maar uitsluitend de vroegere sanering heeft gezorgd voor de asbestvervuiling die op 26/28 maart 2018 is geconstateerd door GBB en die daarna (voor het door BAZ met [gedaagden sub 1 en 2] overeengekomen deel) is verwijderd in het kader van de tweede sanering. Alle schade waarvan [eiseres] vergoeding vordert, is dus het gevolg enkel van de vroegere sanering. Voor de wijze waarop die sanering is uitgevoerd dragen [gedaagden sub 3 tot en met 5] en BAZ geen verantwoordelijkheid, aldus nog steeds [gedaagden sub 3 tot en met 5] en BAZ .
[eiseres] heeft bijgedragen aan de asbestvervuiling in de loods c.a. en dat [getuige sub 1] de tweede sanering heeft gehinderd.
Dit betekent dat de rechtbank er hierna, in elk geval in de relatie tussen [eiseres] , [gedaagden sub 3 tot en met 5] en BAZ , van uit zal gaan dat de vroegere sanering in opdracht van [gedaagden sub 1 en 2] niet door een gecertificeerd bedrijf en conform de regels is uitgevoerd en gecontroleerd, en dat zij heeft geleid tot asbestvervuiling in de loods c.a., welke vervuiling in hoofdzaak heeft bestaan uit asbestbrokken en -flinters.
De verweren van [gedaagden sub 3 tot en met 5] en BAZ zijn voor [eiseres] ook overigens geen aanleiding geweest om haar vorderingen te voorzien van een meer uitgebreide, eventueel (partij)deskundige, onderbouwing. Dat geldt ook voor het verweer onder (1), dat betrekking heeft op de eerste sanering.
De genoemde stelling heeft dit belang omdat, als zou komen vast te staan dat op 19 maart 2018 asbesthoudend stof is neergedwarreld van het deel van het dak van de loods dat op dat moment door BAZ werd gesaneerd, of dat vlak daarvoor was gesaneerd, moeilijk kan worden volgehouden dat de eerste sanering niet (mede) tot de asbestvervuiling in de loods heeft geleid.
De genoemde stelling van [eiseres] is door [gedaagden sub 3 tot en met 5] en BAZ betwist, zodat [eiseres] tot bewijslevering ter zake is toegelaten. Opmerking verdient dat de rechtbank ten tijde van het schrijven van het tussenvonnis het door [eiseres] gebruikte werkwoord ‘opgeslagen’ (zoals hierna zal blijken: op goede gronden) heeft uitgelegd als ‘opgevangen’. Daarom is het probandum (eerste deel) door de rechtbank geformuleerd zoals eerder weergegeven in rov. 2.1.
De verklaring van de getuige [getuige sub 3] betreft het terugvinden van de filmopnames op een harde schijf van het door [eiseres] in de loods c.a. aangebracht camerasysteem. Deze verklaring is als zodanig niet relevant. Dat geldt ook voor de verklaringen van de andere getuigen.
‘De mannen van BAZ zijn rond half negen gekomen. (…) Het werk is rechts achterin de garage begonnen en ging vrij snel. Op een bepaald moment zag ik dat op de vloer van de garage onder de plek waar werd gewerkt door BAZ zwart spul, dat daar terecht kwam van boven, vanaf het dak, en dat op de vloer viel door spleten in de planken van het dakbeschot. Dat was vroeger dicht, maar in de loop van de tijd waren daar naden en kieren in gekomen. Ik heb er dicht bovenop gestaan, op de zolder, en kon toen stof naar binnen zien komen. Daar heb ik een filmpje van gemaakt. Ook het zwart op de vloer van de garage is van boven gekomen. Ik heb het niet speciaal zien vallen, maar het kan niet anders zijn. De garage was altijd helemaal schoon en het zwart lag alleen daar waar werd gewerkt. Ik heb toen de mannen van BAZ er bij gehaald. Dat was rond 11 uur. Ook [naam 1] was daarbij aanwezig. De mannen van BAZ hadden mij niet verteld wat het zwart was. Wel hoorde ik dat een van de mannen van BAZ een collega wilde opdragen om het bijeen te vegen. Ik heb toen gezegd dat ik dat zelf wilde doen. Dat heb ik ook gedaan. Ik heb daarbij gebruik gemaakt van een bezem en een handveger en een blik. Het opgeveegde heb ik in een glas gedaan dat ik daarna met ducttape heb afgeplakt. Dat glas heb ik vervolgens op de werkbank in de werkplaats gezet. Mr. Schils toont mij drie filmpjes die van deze monsterneming zijn gemaakt. Op die filmpjes staan precies wat ik zojuist heb verteld. (…) Na het gesprek over het zwart op de vloer zijn de mannen van BAZ weer aan het werk gegaan. Wij zijn zelf rond half vijf naar huis gegaan. BAZ was toen klaar en vertrokken. In de nacht naar 20 maart is het gaan sneeuwen. Toen ik ’s morgens in de garage kwam werd alles nat door de dooi. (…) Ik was toen boos en ben gaan bellen met de vraag waar ik het glas met de inhoud kon weg brengen. Van [naam 2] hoorde ik dat ik het glas naar [getuige sub 4] in [plaats 2] moest brengen. Dat heb ik gedaan. Hij heeft het in ontvangst genomen en enige tijd later, op een vrijdag, is de uitslag gekomen. (…) De bezem die ik gebruikt heb bij de monsterneming op 19 maart was de bezem van het apk deel van de garage. Die bezem was een jaar of twee oud. Hetzelfde geldt voor de handveger en blik zoals die dag gebruikt’.
‘Ik weet nog van de dag dat BAZ aan het werk ging om de golfplaten van het dak te halen. Ik was die dag in de garage. Ze zijn vrij vroeg begonnen. Ik weet niet precies wanneer. Als ik mij goed herinner waren ze al weg toen ik naar huis ging. Het zou dus kunnen zijn dat ze om drie uur of eerder al klaar waren. De mensen van BAZ hadden witte pakken aan en hebben hun werk steeds buiten de garage gedaan. Ze zijn binnen geweest naar aanleiding van een vraag van mijn man. Toen ze aan het werk waren zagen wij namelijk zwart naar beneden komen. Mijn man wilde weten of dat normaal is. De mannen met de witte pakken zijn toen binnen geweest en mijn man heeft ze toen gevraagd of het normaal was, wat er op de grond lag. De mannen wilde dat zwarte toen bijeen vegen. Mijn man heeft toen gezegd: Daar veeg ik zelf wel iets van op. Dit gesprek heeft plaats gevonden in de loop van de morgen. De mensen van BAZ zijn achterin de garage begonnen met hun werk. Het zwart kwam naar beneden in het midden van de garage. Dat was dus later, ze waren toen al even bezig. Ik was er bij toen mijn man en mijn zoon van het zwart bijeen geveegd hebben en een glas hebben gepakt en daar van het bijeen geveegde in hebben gedaan. De bovenkant is daarna afgeplakt met plakband. Het glas is tot de dag erna in de garage blijven staan. Mijn man werd toen boos vanwege water dat door het open dak naar binnen kwam. Hij heeft toen met [naam 2] gebeld en die verwees hem naar GBB. Mijn man heeft toen het glas naar GBB gebracht. Ik weet dat wij bij de rechtbank drie filmpjes hebben ingeleverd waarop je het bijeen vegen van het stof door mijn man en mijn zoon kunt zien. Die filmpjes hebben wij gezien toen [getuige sub 3] een harde schijf van een oude computer van ons aanleverde’.
opvangenvan neerdwarrelend stof. De inhoud van het glas, nadien onderzocht, heeft bestaan uit materiaal dat van de vloer van de loods is
opgeveegd, met behulp van een bezem en andere hulpmiddelen die al langere tijd in de loods aanwezig waren en waren gebruikt. Dit ‘opvegen’ is - in deze context - iets volstrekt anders dan ‘opvangen’, in die zin dat het opvangen van het neerdwarrelende materiaal, uitgaande van een brandschoon glas, zou hebben geleid tot een zuiver monster uit één bron, die voor 100% zou kunnen worden herleid tot de eerste sanering, terwijl het ‘opvegen’ heeft geleid tot een monster met materiaal van waarschijnlijk verschillende en in elk geval onduidelijke herkomst, van de vloer van de loods en/of van de gebruikte gereedschappen.
Dat [getuige sub 1] partijgetuige is, en [getuige sub 2] wellicht ook, kan verder in het midden blijven. Het bepaalde in artikel 164 lid 2 Rv is niet van belang, omdat in het geheel geen bewijs conform het probandum (eerste deel) is geleverd.
De rechtbank laat daarbij in het midden of het houten dakbeschot op 19 maart 2018 kieren en gaten vertoonde en of in de nacht van 19 op 20 maart 2018 neerslag is gevallen, die nadien tot in de loods is doorgedrongen (dit een en ander zou kunnen volgen uit door [eiseres] als onderdeel van prod. 6/7 bij de dagvaarding in het geding gebrachte
filmopnames).
Van doorslaggevend belang is namelijk dat [eiseres] heeft nagelaten om adequaat te reageren op de verweren van [gedaagden sub 3 tot en met 5] en BAZ , zoals mede ontleend aan de beide GBB-rapporten en aan het rapport van Van de Weijer, waardoor zij is tekortgeschoten in de onderbouwing van haar vorderingen (zie eerder de rov. 2.2.4. en 2.2.7.).
Dit geldt in de eerste plaats voor het verweer zoals weergegeven in rov. 2.2.6. onder (1)(a), dat erop neerkomt dat bij de eerste sanering hoogstens asbestvezels zijn vrijgekomen, die meteen zijn verwaaid. Daarvan uitgaande kan bij de eerste sanering geen
asbesthoudendmateriaal zijn vrijgekomen dat kon doordringen tot in de loods, door de (eventuele) kieren en gaten in het dakbeschot dan wel met de (eventueel) naar binnen stromende neerslag.
Daarnaast is van belang dat [eiseres] niet adequaat heeft gereageerd op de verweren die [gedaagden sub 3 tot en met 5] en BAZ hebben ontleend aan het tweede GBB-rapport in combinatie met het rapport van Van de Weijer (zie rov. 2.2.6. onder (2)(b)), waarmee zij willen aantonen dat de op 26/28 maart geconstateerde asbestverontreiniging qua aard en omvang niet past bij de eerste sanering, maar juist wel bij de vroegere sanering.
Dit betekent dat geen grond bestaat om [gedaagden sub 3 tot en met 5] en/of BAZ te veroordelen tot het betalen van enige schadevergoeding. De desbetreffende vorderingen zullen, voor zover het [gedaagden sub 3 tot en met 5] en BAZ betreft, worden afgewezen. Uit de stellingen van [eiseres] volgt dat de vordering tot verklaring voor recht onder 1. uitsluitend ziet op fouten van [gedaagden sub 3 tot en met 5] en BAZ die verband houden met de eerste sanering en de daardoor (volgens [eiseres] ) veroorzaakte schade. Ook deze vordering zal daarom, voor zover het [gedaagden sub 3 tot en met 5] en BAZ betreft, worden afgewezen.
De discussie over de (eventuele) werkzaamheden in de loods c.a. door [eiseres] en over de (eventuele) belemmering van de tweede sanering door [getuige sub 1] (zie rov. 2.2.6. onder (4)) is in verband met [gedaagden sub 3 tot en met 5] en BAZ niet verder van belang. De dienaangaande afgelegde getuigenverklaringen (probandum, tweede en derde deel) kunnen buiten beschouwing blijven.
[gedaagden sub 3 tot en met 5] en BAZ over de vroegere sanering geen aanleiding heeft gezien om de grondslag van haar vorderingen uit te breiden, in die zin dat zij heeft gesteld (en onderbouwd) dat zij de gedaagden, of eventueel alleen [gedaagden sub 1 en 2] , ook verantwoordelijk houdt voor de (gestelde) ontstane schade als de asbestvervuiling alleen of mede zou zijn ontstaan tijdens de vroegere sanering.
Ook in haar conclusie na enquête en contra enquête koppelt [eiseres] de door haar gestelde schade uitsluitend aan
‘de asbestwerkzaamheden vanaf 19 maart 2018’(randnummer 35) en stelt zij dat de vroegere sanering
‘los [staat] van de eerste en tweede sanering ten gevolge waarvan [eiseres] thans stelt dat gedaagde partijen daarvoor aansprakelijk zijn’(randnummer 39).
Dit betekent dat geen grond bestaat om [gedaagden sub 1 en 2] te veroordelen tot het betalen van de schadevergoeding zoals door [eiseres] gevorderd en evenmin voor toewijzing van de vordering tot verklaring voor recht onder 1. Alle vorderingen jegens deze gedaagden zullen dan ook worden afgewezen.
De discussie over de (eventuele) werkzaamheden in de loods c.a. door [eiseres] en over de (eventuele) belemmering van de tweede sanering door [getuige sub 1] (zie rov. 2.2.5.) is ook in verband met de positie van [gedaagden sub 1 en 2] niet verder van belang. De dienaangaande afgelegde getuigenverklaringen (probandum, tweede en derde deel) kunnen opnieuw buiten beschouwing blijven.
- [gedaagden sub 1 en 2] : € 914,- aan griffierecht, € 4.256,- aan salaris (1 punt à € 614,-
en 3 punten à € 1.214,-) en € 178,- (met de na te melden verhoging) aan nakosten,
in totaal: € 5.348,-, te vermeerderen met rente als na te melden
- [gedaagden sub 3 tot en met 5] : € 1.992,- aan griffierecht, € 5.470,- aan salaris (1 punt à € 614,-
en 4 punten à 1.214,-), € 150,- aan getuigenvergoeding en € 178,- (met de na te melden verhoging) aan nakosten, in totaal: € 7.790,-, te vermeerderen met rente als na te melden;
- partij BAZ : € 1.992,- aan griffierecht, € 5.470,- aan salaris (1 punt à € 614,-
en 4 punten à 1.214,-), € 150,- aan getuigenvergoeding en € 178,- (met de na te melden verhoging) aan nakosten, in totaal: € 7.790,-.
3.De beslissing
ad € 5.348,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het genoemde bedrag als [eiseres] niet tijdig betaalt en te vermeerderen met € 92,00 als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
ad € 7.790,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het genoemde bedrag als [eiseres] niet tijdig betaalt en te vermeerderen met € 92,00 als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;