3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (verduistering handboeien):
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte nooit het oogmerk heeft gehad zich de handboeien wederrechtelijk toe te eigenen: hij had ze per ongeluk meegenomen en wilde ze terugbrengen, maar daar was het eenvoudig nog niet van gekomen.
De rechtbank oordeelt anders. Daartoe zal zij eerst de bewijsmiddelen weergeven, gevolgd door haar overwegingen over dat bewijs en het verweer van de verdediging.
Op 15 december 2021 vond in Sittard een
doorzoekingplaats in het BMW-voertuig met kenteken [kentekennummer] van [verdachte] . In dat voertuig werd onder meer een set handboeien, merk LIPS, serienummer [nummer 1] , aangetroffen.Deze auto stond sinds 13 september 2021 op naam van de partner van [verdachte] .
De
plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de [P.I. 1] , [naam 1] ,heeft aangifte van diefstal c.q. verduistering gedaan en – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Kort na zijn aanhouding werd ik door de politie op de hoogte gesteld dat er in de auto van [verdachte] een set handboeien was aangetroffen van het merk LIPS voorzien van cijfercombinatie [nummer 1] . Deze zijn eigendom van de P.I. Aan PIW’ers of bewakers zijn geen handboeien op de man uitgereikt. Op de controlelijst van 26 april 2021 is te zien dat die handboeien op de afdeling C aanwezig waren. De boeien moeten dus zijn verdwenen tussen 26 april 2021 en 15 december 2021. [verdachte] kan niet legaal over deze handboeien beschikken in zijn privéauto.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat [verdachte] sinds halverwege 2020 werkzaam was als penitentiaire inrichtingswerker (PIW’er) in de P.I.
De
verdachteheeft ter terechtzitting– zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Het is er nooit van gekomen om de handboeien terug te leggen. Ik het ze zelfs nog van mijn oude naar mijn nieuwe auto overgeplaatst. (…) Ik wist dat die handboeien niet buiten de inrichting meegenomen mogen worden. (…) Ik ben ergens in 2021 van auto gewisseld.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat van wederrechtelijke toe-eigening sprake is zodra een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort. (Zie o.a. HR 8 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:805.) De verdachte heeft op enig moment in de periode tussen 26 april 2021 en medio september 2021 de handboeien vanuit de P.I. meegenomen en in zijn auto gelegd. Uit zijn verklaring ter terechtzitting is gebleken dat hij wist dat hij de handboeien niet buiten de instelling mocht brengen. Toen hij in september 2021 de beschikking kreeg over nieuwe auto, heeft hij de handboeien daarnaartoe overgeplaatst. Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich minst genomen vanaf dat moment- nu hij op dat moment de handboeien zag en toen al wist dat die niet in zijn auto mochten liggen- als heer en meester is gaan gedragen over die handboeien. Hij koos er op dat moment immers bewust voor om de handboeien niet terug te brengen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het aan de verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigen d kan worden bewezen. .
Feit 2 (gaspistool en munitie):
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een gaspistool en zeven knalpatronen voorhanden heeft gehad, gelet op:
- het aantreffen van het wapen, met daarin zeven patronen, in de auto van de verdachte;
- het onderzoek van de Forensische Opsporing ter duiding van het wapen en de munitie als bedoeld in de Wet wapens munitie;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 februari 2024.
Nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de opsomming van deze bewijsmiddelen.
Feit 3:
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 3 ten laste gelegde passieve ambtelijke corruptie wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs daarvoor. Daartoe heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de gedetineerden hoogst onbetrouwbaar zijn en dat het overige (tactische en technische) onderzoek geen of nauwelijks bewijs heeft opgeleverd.
De rechtbank oordeelt ook hier anders. Daartoe zal zij weer eerst de bewijsmiddelen weergeven, gevolgd door haar overwegingen over dat bewijs en het standpunt van de verdediging.
De
getuige [naam 1], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de [P.I. 1] , heeft op 25 maart 2021 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
(
pg. 1109) [verdachte] is vanaf 2018 werkzaam bij de [P.I. 1] . Hij heeft binnen de P.I. eerst bij complexbeveiliging gewerkt en halverwege 2020 heeft hij de overstap gemaakt naar de leef-afdeling als Penitentiaire Inrichting medewerker (PIW’er).
(
pg. 1106) Medewerkers van de P.I. zijn ambtenaren in de zin van de wet.
De
getuige [naam 2]heeft op 26 oktober 2021 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
(
pg. 1357) Sinds 7 december 2020 zit ik gedetineerd. Ik heb eerst in [P.I. 1] gezeten en ben op 30 september 2021 overgeplaatst naar [P.I. 2] . (…) Ik werkte in de [P.I. 1] als afdelingsreiniger. Dat is een baantje met veel vrijheden. (…)
(
pg. 1358) Er komen contrabande in [P.I. 1] binnen. Ik ken dit woord en ik versta hieronder voorwerpen die niet zijn toegestaan in de PI zoals telefoons, drugs, alcohol, wapens et cetera. (…)
(
pg. 1359) Contrabande kunnen op drie manieren binnen de PI komen: over de muur, via de bezoekcel en via personeel in dienst van de PI. Voor zover mijn informatie rijkt, betreft het in [P.I. 1] één PIW’er. (…) Ik heb hem maanden geleden als eens gezegd dat hij beter kon stoppen met zijn activiteiten. (…) Daar reageerde hij laconiek op. (…) Ik heb het nu over [verdachte] . (…) Op de vraag wat [verdachte] dan doet, kan ik zeggen dat hij ervoor zorgt dat gedetineerden spul binnen krijgen wat ze willen, tegen betaling. (…)
(
pg. 1360) U vraagt mij wat [verdachte] binnen heeft gebracht en hoe ik dat weet. Hij heeft telefoons binnengebracht. Ik heb dat zelf gezien. Zelfs wel eens drie die aan elkaar getapet waren. Ik heb die zelf in mijn handen gehad. Maar ik heb het dan over een vorige detentie van mij van 3 of 4 jaar geleden. U vraagt naar het laatste jaar. (…) Recent werden platen hasj aangetroffen bij [naam 3] in de cel. (…) Ik wist ervan dat die platen betaald werden en dat [verdachte] zou moeten zorgen dat die binnen zouden komen. De eigenaar van die platen heeft me gevraagd om met [verdachte] te praten en te vragen hoe het zat met de invoer hiervan. Dat was in een tijd dat het vrij warm onder de voeten van [verdachte] was. [verdachte] heeft me verteld dat er op korte termijn twee keer een drugshond zou komen. Daarom was het moeilijk. Het is hooguit 5 maanden geleden. Inmiddels was het binnen want [verdachte] heeft het aan mij gegeven. Hij heeft de platen bij mij in de cel onder het kussen gelegd. Hij kwam op een gegeven moment bij mij een sigaret roken in de cel en toen ik hem vroeg naar ‘de handel’ wees hij naar mijn kussen. Daar lagen de plakken bestemd voor mijn medereiniger en overbuurman. (…)
(
pg. 1361) Op jullie vraag of [verdachte] de enige is die spul mee naar binnen brengt van het personeel kan ik enkel zeggen dat ik weet dat [verdachte] het doet en voor de rest weet ik niemand. (…) In de afgelopen tien maanden dat ik in [P.I. 1] was, zal [verdachte] ongeveer vijf telefoons naar binnen hebben gebracht wat ik weet. Alleen voor afdeling D. De rest niet meegerekend. En dan nog de nodige plakken. De telefoons zijn terechtgekomen bij [naam 4] , [naam 5] , [naam 3] – mei / juni 2021. Er zijn ook telefoons die rouleren en daar hebben ze dan een reiniger voor nodig. Ik heb het enkele keren gedaan maar ik houd me er in principe niet mee bezig want dat kost me dan mijn baan als ze iets bij mij aantreffen. (…) Kijk, [verdachte] regelt ook andere dingen om mee te nemen. Met oud en nieuw hebben we hier met een paar jongens gezeten en als je dan iets te zuipen of te snuiven wil hebben dan kan dat.
De getuige
[naam 5]heeft op 4 november 2021 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik hoorde dat hier een man was die telefoons mee naar binnen bracht. (…) De man woont in Duitsland en ik noem hem [verdachte] . (…) De periodes van de telefoons dat was april 2020 – april 2021 dat ik ze van [verdachte] had. (…) Ik heb meer dan drie telefoons gehad. (…) Ik zie van vrienden dat ze drugs ontvangen en daar kan wel 900 euro voor betaald worden, extra. (…) Jullie vragen mij hoe het in zijn werk gaat om een telefoon te bemachtigen. Je geeft gewoon een telefoon en geld aan hem af. Hij haalt het op en brengt het mee naar binnen. Mijn vrouw heeft gewoon die telefoons gekocht en afgegeven. (…) Ik heb van [verdachte] een mobiel nummer gekregen en dat nummer is steeds hetzelfde. Iemand van buiten gaat met dit nummer contact opnemen en dan gaan ze geld en goederen overdragen. (…)
Getuige
nummer [nummer 2]heeft op 19 november 2021 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
In de [P.I. 1] (de rechtbank begrijpt: [P.I. 1] ) is een bewaarder werkzaam die contrabande op verzoek van gedetineerden de P.I. in brengt. Deze bewaarder heet [verdachte] , woont in Duitsland, is rond de 30 jaar en is van Turkse afkomst. Bij [verdachte] kun je van allerlei soorten verdovende middelen bestellen (…). [verdachte] benadert ook zelf gedetineerden of hij iets voor deze gedetineerden kan regelen wat betreft het binnenbrengen van spullen in de P.I. (…) Als er verdovende middelen besteld worden bij [verdachte] brengt [verdachte] deze verdovende middelen naar de cel van de gedetineerde toe die ze besteld heeft. Ook verstopt hij de verdovende middelen wel eens op de afdeling op een plek. (…) De hoeveelheden hash die naar binnen worden gebracht, variëren van 100 gram tot 3 kilogram. Een van de gedetineerden die dealde is [naam 4] (…). Als [naam 4] hasj kreeg van [verdachte] verdeelde [naam 4] deze hasj in zijn cel. (…) Begin 2021 kreeg [naam 4] van [verdachte] een plak hash van 100 gram. (…) Ook is op de afdeling een soort voorraadhok waar reinigers spullen kunnen pakken. Ook in dit hok worden verdovende middelen verstopt (…). Als [verdachte] werkte, liepen vaker de gedetineerden door elkaar op de afdeling waardoor een onoverzichtelijke situatie ontstond. Op dat moment deelde [verdachte] ook wel eens zakjes cocaïne uit. In juni of juli 2021 vond een soort barbecue plaats in de P.I. waarbij [verdachte] coke uitdeelde aan [naam 4] , [naam 2] (…). [verdachte] was ook dikke maatjes met een gedetineerde genaamd [naam 5] . Deze [naam 5] was op een bepaald moment de dealer op de afdeling waar [naam 5] zat. [naam 5] kon op een bepaald moment ook voor telefoons zorgen. [verdachte] heeft ook telefoons aan [naam 5] (…) gegeven. [naam 5] heeft een keer een pakketje gekregen waar twee Samsung telefoons in zaten en drie zogenaamde duimtelefoons. (…) Een van de gedetineerden die [verdachte] vertrouwde, was [naam 4] . Er is ook wel eens telefonisch contact tussen [verdachte] en een gedetineerde die een telefoon bezorgd heeft gekregen.
Verbalisant [naam 6] , digitale expertise, relateerde – zakelijk weergeven – onder meer het volgende over de
iPhone van [verdachte]:
Op 21 december 2021 werden gegevens veiliggesteld uit de telefoon welke bij de verdachte [verdachte] te Duitsland in beslag werd genomen, te weten een Apple iPhone XS met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Op 8 februari 2022 werden deze veiliggestelde gegevens door mij bekeken en daarbij was het van belang om te kijken of de volgende telefoonnummers voorkwamen in de veiliggestelde gegevens:
(…)
- telefoonnummer [telefoonnummer 2] , op 27 januari 2022 aangetroffen in de cel van [naam 7] en [naam 8] ;
(…)
Ik zag dat het nummer [telefoonnummer 2] was opgeslagen in de contactenlijst onder de naam [naam 9] en dat dit nummer voorkwam in het gesprekslogboek. Ik zag (onder meer, rb.) de volgende gegevens:
- uitgaand, 1 oktober 2021, beantwoord, 00:01:21
- uitgaand, 7 oktober 2021, beantwoord, 00:00:05
- uitgaand, 8 oktober 2021, beantwoord, 00:01:38.
Verbalisant [naam 10] heeft over het telefoonnummer [telefoonnummer 1] onder meer het volgende gerelateerd:
Op 15 december 2021 vond in de woning van de verdachte [verdachte] een doorzoeking plaats. Hierbij werd door de Duitse politie op [ons] verzoek een iPhone in beslag genomen. De telefoon werd op 17 december 2021 door de Duitse justitie overgedragen aan de Nederlandse politie. In deze telefoon zat een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Bij onderzoek bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] vanaf 28 april 2021 tot en met 3 mei 2021 27 keer contact had met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Hierbij vond op 28 april 2021 om 12:33 uur met de duur van 4 seconden en op 1 mei 2021 een gesprek plaats met de duur van 52 seconden. Bij beide gesprekken werd vanaf het nummer [telefoonnummer 1] gebeld naar het nummer [telefoonnummer 3] . Bij de overige contacten werd er 7 keer vanaf het nummer [telefoonnummer 1] gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3] en 18 keer gebeld vanaf het nummer [telefoonnummer 3] naar het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] werd op 12 juli 2021 aangetroffen in een telefoon bij de gedetineerde [naam 11] in [P.I. 1] . Dit betrof een prepaid telefoonnummer. Het telefoonnummer werd op 28 januari 2021 geactiveerd en was al vanaf minimaal vanaf 12 maart 2021 actief in de telefoon waar het ook in de [P.I. 1] in werd aangetroffen ten tijde van het aantreffen van de telefoon op 12 juli 2021.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] straalde tijdens de contacten in de periode van 28 april 2021 tot en met 3 mei 2021 steeds masten aan in de directe omgeving van [P.I. 1] .
Getuige onder nummer
De raadsman heeft aangevoerd dat anonieme informatie, zoals de verklaring van een getuige die onder nummer is gehoord, volgens vaste jurisprudentie niet mag worden gebezigd voor het bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het standpunt van de raadsman vindt geen steun in de wet. Artikel 344a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering regelt de (on)bruikbaarheid voor het bewijs van de verklaring van - onder meer - een getuige wiens identiteit verborgen is gehouden . Het derde lid daarvan bepaalt dat een verklaring van een anonieme getuige kan meewerken tot het bewijs, indien ten minste aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de bewezenverklaring vindt in belangrijke mate steun in andersoortig bewijsmateriaal, én
door of namens de verdachte is niet op enig moment in het geding de wens te kennen gegeven om deze persoon te ondervragen of te doen ondervragen.
Nu aan deze voorwaarden is voldaan, kan de verklaring van de getuige die onder nummer is gehoord meewerken tot het bewijs. Uiteraard zal die verklaring dan wel als betrouwbaar moeten worden beoordeeld. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De betrouwbaarheid van de verklaringen
De raadsman heeft voor wat betreft de verklaringen van de getuigen [naam 5] uitdrukkelijk betoogd dat die niet als bewijs kan worden gebruikt. Voorts heeft hij de inhoud van de verklaringen van de overige gedetineerden en de (plaatsvervangend) directeur van de P.I. om diverse redenen betwist, waaronder de onbetrouwbaarheid en de omstandigheid dat hun verklaring veelal van horen zeggen is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het enkele gegeven dat het gedetineerden betreft die als getuige hebben verklaard, maakt niet zonder meer dat hun verklaringen hoogst onbetrouwbaar zijn. Wel is in dit specifieke geval behoedzaamheid geboden. Uit het dossier blijkt immers dat in de P.I. veel onderling werd gepraat en “informatie” werd uitgewisseld. Zo hebben meerderen gedetineerden belastend verklaard over de verdachte, zonder dat duidelijk is of zij die wetenschap uit eigen waarneming hadden, of slechts van horen zeggen.
De rechtbank acht de verklaringen van de onder nummer gehoorde getuige en de getuigen [naam 5] en [naam 2] echter (wel) betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Daartoe overweegt zij als volgt.
[naam 5] en [naam 2] verklaren uit eigen waarneming en hun verklaringen vinden steun in de verklaring van de onder nummer gehoorde getuige. Deze verklaringen zijn in voldoende mate gedetailleerd en komen op hoofdlijnen, maar ook op onderdelen, onderling overeen daar waar het bijvoorbeeld betreft de werkwijze die de verdachte heeft gehanteerd en de bij die werkwijze betrokken gedetineerden. Voor zover de verklaringen afwijken van elkaar, is dat op onderschikte punten. Dat doet aan die betrouwbaarheid niet af.
De rechtbank betrekt hierbij ook dat, anders dan de raadsman heeft betoogd, niet is gebleken dat [naam 5] en [naam 2] er belang bij hadden om niet overeenkomstig de waarheid te verklaren, bijvoorbeeld ter voorkoming van een overplaatsing of als wraak op de verdachte. Beiden hebben een verklaring afgelegd nog voordat de verdachte werd aangehouden. [naam 5] zat op dat moment zelf nog gedetineerd in [P.I. 1] en zou zichzelf bovendien in de problemen kunnen brengen als bekend werd dat hij een verklaring had afgelegd. [naam 2] was inmiddels op eigen verzoek overgeplaatst en beschuldigde de verdachte op onderdelen ook juist niet. Overigens vindt de verklaring van [naam 2] steun in de omstandigheid dat daadwerkelijk in de cellen bij [naam 4] (pg. 1339 en 1174) twee telefoons en bij [naam 3] (pg. 1360) drugs zijn aangetroffen.
De rechtbank betrekt tot slot in haar oordeel dat de verklaringen van de getuigen niet enkel steun vinden in elkaar, maar ook in de omstandigheid dat bij - door getuige [naam 2] met name genoemde – gedetineerden telefoons en drugs zijn aangetroffen, alsmede in de contacten die de telefoon van de verdachte heeft gehad met twee in de P.I. aangetroffen telefoons. Daarover het volgende.
De telefoon van de verdachte
In de woning van de verdachte is een telefoon aangetroffen waarin een simkaart zat met een telefoonnummer dat in de periode van 28 april 2021 tot en met 3 mei 2021 in totaal 27 maal contact heeft gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Dat telefoonnummer bleek op die momenten telkens contact te maken met een mast in de nabijheid van de P.I. Bovendien werd een telefoon met daarin dat telefoonnummer op 12 juli 2021 aangetroffen in de cel van gedetineerde [naam 11] . Anders dan de raadsman heeft bepleit, concludeert de rechtbank dat er aldus vele malen contact geweest tussen het nummer in de telefoon in de woning van de verdachte en het nummer in een telefoon die zich op die momenten onder gedetineerden in de PI bevond. Daarnaast is gebleken van enkele contacten met een telefoon die nadien in de cel van gedetineerden [naam 7] en [naam 8] is aangetroffen. Dat biedt steun aan de verklaring van de anonieme getuige. Dat de inhoud van deze contacten onbekend is gebleven, is niet relevant. De enkele omstandigheid dát er zo veelvuldig contact is geweest, is er een die schreeuwt om een verklaring van de verdachte. De verdachte is hiermee ook geconfronteerd. Hij heeft hiervoor echter geen enkele verklaring gegeven.
In lijn met wat de officier van justitie hierover naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat in een scenario waarin de verdachte onschuldig zou zijn, geen enkele mogelijke reden is te bedenken waarom deze contacten plaatsvonden. In een schuldscenario is dat echter volstrekt duidelijk, en is dit zeer belastend.
Conclusie
Op grond van de verklaringen van [naam 5] , [naam 2] en de onder nummer gehoorde getuige, in onderling verband en samenhang bezien, en in het licht van de telefonische contacten die de verdachte onderhield met gedetineerden in de P.I., acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft laten omkopen tot het binnenbrengen van meerdere telefoons en verdovende middelen.
Partiële vrijspraak
Nu die omkoping volgens de getuigen zowel op aanvraag van gedetineerden als op eigen aanbod heeft plaatsgevonden en de smokkel pas volgde ná betaling, acht de rechtbank de onderdelen sub 1 en 3 bewezen. Niet is gebleken dat betaling pas achteraf volgde. Daarom acht de rechtbank de onderdelen sub 2 en 4 niet bewezen en zal zij de verdachte daarvan partieel vrijspreken.