ECLI:NL:RBLIM:2024:1007

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
03.087237.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van 24 maanden wegens passieve ambtelijke corruptie, verduistering in dienstbetrekking en het voorhanden hebben van een gaspistool en munitie

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998 en wonende te Maastricht, heeft de rechtbank Limburg op 6 maart 2024 een vonnis uitgesproken. De verdachte is beschuldigd van passieve ambtelijke corruptie, verduistering in dienstbetrekking en het voorhanden hebben van een gaspistool en munitie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 februari 2024, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten. De verdachte heeft bekend het gaspistool en de munitie voorhanden te hebben gehad, maar heeft vrijspraak bepleit voor de verduistering van handboeien en de beschuldiging van corruptie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 april 2021 tot en met 15 december 2021 handboeien heeft verduisterd die toebehoorden aan de penitentiaire inrichting waar hij werkzaam was. Tevens heeft hij zich als ambtenaar laten omkopen door gedetineerden om contrabande, waaronder telefoons en drugs, binnen te brengen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij de ernst van de feiten en de ondermijning van de veiligheid in de penitentiaire inrichting zwaar hebben meegewogen in de strafmaat.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte de ernst van zijn handelen niet inzag en dat zijn proceshouding, waarin hij de corruptie heeft ontkend, als kwalijk werd ervaren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om een gevangenisstraf van 3 jaren en een geldboete op te leggen, afgewezen en geen geldboete opgelegd. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank heeft het gaspistool en de munitie onttrokken aan het verkeer, terwijl de teruggave van de simkaarten aan de verdachte is gelast.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.087237.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1998,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K.B.H. Welvaart, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 februari 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
een paar handboeien heeft verduisterd;
een gaspistool en zeven knalpatronen voorhanden heeft gehad;
zich als ambtenaar (medewerker van de [P.I. 1] ) door gedetineerden heeft laten omkopen tot het binnenbrengen van telefoons, simkaarten en verdovende middelen.
In de tenlastelegging werd onder de feiten 1 en 3 telkens “ [P.I. 1] ” genoemd. Dit betrof echter de voormalige naam van deze inrichting. Die was ten tijde van de ten laste gelegde feiten gewijzigd in de “ [P.I. 1] .” Overeenkomstig de suggestie van de officier van justitie heeft de rechtbank dit opgevat als een kennelijke verschrijving en heeft zij dit verbeterd gelezen. De verdachte is daarmee niet in zijn belangen geschaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft bekend het gaspistool en zeven knalpatronen voorhanden te hebben gehad (feit 2).
De raadsman heeft zich vervolgens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van dit feit, en heeft vrijspraak bepleit van de vermeende verduistering van een set handboeien (feit 1) en corruptie (feit 3).
De rechtbank zal de standpunten van de verdediging hieronder nader duiden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1 (verduistering handboeien):
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte nooit het oogmerk heeft gehad zich de handboeien wederrechtelijk toe te eigenen: hij had ze per ongeluk meegenomen en wilde ze terugbrengen, maar daar was het eenvoudig nog niet van gekomen.
De rechtbank oordeelt anders. Daartoe zal zij eerst de bewijsmiddelen weergeven, gevolgd door haar overwegingen over dat bewijs en het verweer van de verdediging.
Bewijsmiddelen
Op 15 december 2021 vond in Sittard een
doorzoekingplaats in het BMW-voertuig met kenteken [kentekennummer] van [verdachte] . In dat voertuig werd onder meer een set handboeien, merk LIPS, serienummer [nummer 1] , aangetroffen. [2] Deze auto stond sinds 13 september 2021 op naam van de partner van [verdachte] . [3]
De
plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de [P.I. 1] , [naam 1] ,heeft aangifte van diefstal c.q. verduistering gedaan en – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard: [4]
Kort na zijn aanhouding werd ik door de politie op de hoogte gesteld dat er in de auto van [verdachte] een set handboeien was aangetroffen van het merk LIPS voorzien van cijfercombinatie [nummer 1] . Deze zijn eigendom van de P.I. Aan PIW’ers of bewakers zijn geen handboeien op de man uitgereikt. Op de controlelijst van 26 april 2021 is te zien dat die handboeien op de afdeling C aanwezig waren. De boeien moeten dus zijn verdwenen tussen 26 april 2021 en 15 december 2021. [verdachte] kan niet legaal over deze handboeien beschikken in zijn privéauto.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat [verdachte] sinds halverwege 2020 werkzaam was als penitentiaire inrichtingswerker (PIW’er) in de P.I. [5]
De
verdachteheeft ter terechtzitting– zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Het is er nooit van gekomen om de handboeien terug te leggen. Ik het ze zelfs nog van mijn oude naar mijn nieuwe auto overgeplaatst. (…) Ik wist dat die handboeien niet buiten de inrichting meegenomen mogen worden. (…) Ik ben ergens in 2021 van auto gewisseld.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat van wederrechtelijke toe-eigening sprake is zodra een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort. (Zie o.a. HR 8 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:805.)
De verdachte heeft op enig moment in de periode tussen 26 april 2021 en medio september 2021 de handboeien vanuit de P.I. meegenomen en in zijn auto gelegd. Uit zijn verklaring ter terechtzitting is gebleken dat hij wist dat hij de handboeien niet buiten de instelling mocht brengen. Toen hij in september 2021 de beschikking kreeg over nieuwe auto, heeft hij de handboeien daarnaartoe overgeplaatst. Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich minst genomen vanaf dat moment- nu hij op dat moment de handboeien zag en toen al wist dat die niet in zijn auto mochten liggen- als heer en meester is gaan gedragen over die handboeien. Hij koos er op dat moment immers bewust voor om de handboeien niet terug te brengen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het aan de verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigen d kan worden bewezen. .
Feit 2 (gaspistool en munitie):
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een gaspistool en zeven knalpatronen voorhanden heeft gehad, gelet op:
- het aantreffen van het wapen, met daarin zeven patronen, in de auto van de verdachte; [6]
- het onderzoek van de Forensische Opsporing ter duiding van het wapen en de munitie als bedoeld in de Wet wapens munitie; [7]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 februari 2024.
Nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de opsomming van deze bewijsmiddelen.
Feit 3:
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 3 ten laste gelegde passieve ambtelijke corruptie wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs daarvoor. Daartoe heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de gedetineerden hoogst onbetrouwbaar zijn en dat het overige (tactische en technische) onderzoek geen of nauwelijks bewijs heeft opgeleverd.
De rechtbank oordeelt ook hier anders. Daartoe zal zij weer eerst de bewijsmiddelen weergeven, gevolgd door haar overwegingen over dat bewijs en het standpunt van de verdediging.
Bewijsmiddelen
De
getuige [naam 1], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de [P.I. 1] , heeft op 25 maart 2021 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard: [8]
(
pg. 1109) [verdachte] is vanaf 2018 werkzaam bij de [P.I. 1] . Hij heeft binnen de P.I. eerst bij complexbeveiliging gewerkt en halverwege 2020 heeft hij de overstap gemaakt naar de leef-afdeling als Penitentiaire Inrichting medewerker (PIW’er).
(
pg. 1106) Medewerkers van de P.I. zijn ambtenaren in de zin van de wet.
De
getuige [naam 2]heeft op 26 oktober 2021 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard: [9]
(
pg. 1357) Sinds 7 december 2020 zit ik gedetineerd. Ik heb eerst in [P.I. 1] gezeten en ben op 30 september 2021 overgeplaatst naar [P.I. 2] . (…) Ik werkte in de [P.I. 1] als afdelingsreiniger. Dat is een baantje met veel vrijheden. (…)
(
pg. 1358) Er komen contrabande in [P.I. 1] binnen. Ik ken dit woord en ik versta hieronder voorwerpen die niet zijn toegestaan in de PI zoals telefoons, drugs, alcohol, wapens et cetera. (…)
(
pg. 1359) Contrabande kunnen op drie manieren binnen de PI komen: over de muur, via de bezoekcel en via personeel in dienst van de PI. Voor zover mijn informatie rijkt, betreft het in [P.I. 1] één PIW’er. (…) Ik heb hem maanden geleden als eens gezegd dat hij beter kon stoppen met zijn activiteiten. (…) Daar reageerde hij laconiek op. (…) Ik heb het nu over [verdachte] . (…) Op de vraag wat [verdachte] dan doet, kan ik zeggen dat hij ervoor zorgt dat gedetineerden spul binnen krijgen wat ze willen, tegen betaling. (…)
(
pg. 1360) U vraagt mij wat [verdachte] binnen heeft gebracht en hoe ik dat weet. Hij heeft telefoons binnengebracht. Ik heb dat zelf gezien. Zelfs wel eens drie die aan elkaar getapet waren. Ik heb die zelf in mijn handen gehad. Maar ik heb het dan over een vorige detentie van mij van 3 of 4 jaar geleden. U vraagt naar het laatste jaar. (…) Recent werden platen hasj aangetroffen bij [naam 3] in de cel. (…) Ik wist ervan dat die platen betaald werden en dat [verdachte] zou moeten zorgen dat die binnen zouden komen. De eigenaar van die platen heeft me gevraagd om met [verdachte] te praten en te vragen hoe het zat met de invoer hiervan. Dat was in een tijd dat het vrij warm onder de voeten van [verdachte] was. [verdachte] heeft me verteld dat er op korte termijn twee keer een drugshond zou komen. Daarom was het moeilijk. Het is hooguit 5 maanden geleden. Inmiddels was het binnen want [verdachte] heeft het aan mij gegeven. Hij heeft de platen bij mij in de cel onder het kussen gelegd. Hij kwam op een gegeven moment bij mij een sigaret roken in de cel en toen ik hem vroeg naar ‘de handel’ wees hij naar mijn kussen. Daar lagen de plakken bestemd voor mijn medereiniger en overbuurman. (…)
(
pg. 1361) Op jullie vraag of [verdachte] de enige is die spul mee naar binnen brengt van het personeel kan ik enkel zeggen dat ik weet dat [verdachte] het doet en voor de rest weet ik niemand. (…) In de afgelopen tien maanden dat ik in [P.I. 1] was, zal [verdachte] ongeveer vijf telefoons naar binnen hebben gebracht wat ik weet. Alleen voor afdeling D. De rest niet meegerekend. En dan nog de nodige plakken. De telefoons zijn terechtgekomen bij [naam 4] , [naam 5] , [naam 3] – mei / juni 2021. Er zijn ook telefoons die rouleren en daar hebben ze dan een reiniger voor nodig. Ik heb het enkele keren gedaan maar ik houd me er in principe niet mee bezig want dat kost me dan mijn baan als ze iets bij mij aantreffen. (…) Kijk, [verdachte] regelt ook andere dingen om mee te nemen. Met oud en nieuw hebben we hier met een paar jongens gezeten en als je dan iets te zuipen of te snuiven wil hebben dan kan dat.
De getuige
[naam 5]heeft op 4 november 2021 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard: [10]
Ik hoorde dat hier een man was die telefoons mee naar binnen bracht. (…) De man woont in Duitsland en ik noem hem [verdachte] . (…) De periodes van de telefoons dat was april 2020 – april 2021 dat ik ze van [verdachte] had. (…) Ik heb meer dan drie telefoons gehad. (…) Ik zie van vrienden dat ze drugs ontvangen en daar kan wel 900 euro voor betaald worden, extra. (…) Jullie vragen mij hoe het in zijn werk gaat om een telefoon te bemachtigen. Je geeft gewoon een telefoon en geld aan hem af. Hij haalt het op en brengt het mee naar binnen. Mijn vrouw heeft gewoon die telefoons gekocht en afgegeven. (…) Ik heb van [verdachte] een mobiel nummer gekregen en dat nummer is steeds hetzelfde. Iemand van buiten gaat met dit nummer contact opnemen en dan gaan ze geld en goederen overdragen. (…)
Getuige
nummer [nummer 2]heeft op 19 november 2021 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard: [11]
In de [P.I. 1] (de rechtbank begrijpt: [P.I. 1] ) is een bewaarder werkzaam die contrabande op verzoek van gedetineerden de P.I. in brengt. Deze bewaarder heet [verdachte] , woont in Duitsland, is rond de 30 jaar en is van Turkse afkomst. Bij [verdachte] kun je van allerlei soorten verdovende middelen bestellen (…). [verdachte] benadert ook zelf gedetineerden of hij iets voor deze gedetineerden kan regelen wat betreft het binnenbrengen van spullen in de P.I. (…) Als er verdovende middelen besteld worden bij [verdachte] brengt [verdachte] deze verdovende middelen naar de cel van de gedetineerde toe die ze besteld heeft. Ook verstopt hij de verdovende middelen wel eens op de afdeling op een plek. (…) De hoeveelheden hash die naar binnen worden gebracht, variëren van 100 gram tot 3 kilogram. Een van de gedetineerden die dealde is [naam 4] (…). Als [naam 4] hasj kreeg van [verdachte] verdeelde [naam 4] deze hasj in zijn cel. (…) Begin 2021 kreeg [naam 4] van [verdachte] een plak hash van 100 gram. (…) Ook is op de afdeling een soort voorraadhok waar reinigers spullen kunnen pakken. Ook in dit hok worden verdovende middelen verstopt (…). Als [verdachte] werkte, liepen vaker de gedetineerden door elkaar op de afdeling waardoor een onoverzichtelijke situatie ontstond. Op dat moment deelde [verdachte] ook wel eens zakjes cocaïne uit. In juni of juli 2021 vond een soort barbecue plaats in de P.I. waarbij [verdachte] coke uitdeelde aan [naam 4] , [naam 2] (…). [verdachte] was ook dikke maatjes met een gedetineerde genaamd [naam 5] . Deze [naam 5] was op een bepaald moment de dealer op de afdeling waar [naam 5] zat. [naam 5] kon op een bepaald moment ook voor telefoons zorgen. [verdachte] heeft ook telefoons aan [naam 5] (…) gegeven. [naam 5] heeft een keer een pakketje gekregen waar twee Samsung telefoons in zaten en drie zogenaamde duimtelefoons. (…) Een van de gedetineerden die [verdachte] vertrouwde, was [naam 4] . Er is ook wel eens telefonisch contact tussen [verdachte] en een gedetineerde die een telefoon bezorgd heeft gekregen.
Verbalisant [naam 6] , digitale expertise, relateerde – zakelijk weergeven – onder meer het volgende over de
iPhone van [verdachte]: [12]
Op 21 december 2021 werden gegevens veiliggesteld uit de telefoon welke bij de verdachte [verdachte] te Duitsland in beslag werd genomen, te weten een Apple iPhone XS met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Op 8 februari 2022 werden deze veiliggestelde gegevens door mij bekeken en daarbij was het van belang om te kijken of de volgende telefoonnummers voorkwamen in de veiliggestelde gegevens:
(…)
- telefoonnummer [telefoonnummer 2] , op 27 januari 2022 aangetroffen in de cel van [naam 7] en [naam 8] ;
(…)
Ik zag dat het nummer [telefoonnummer 2] was opgeslagen in de contactenlijst onder de naam [naam 9] en dat dit nummer voorkwam in het gesprekslogboek. Ik zag (onder meer, rb.) de volgende gegevens:
  • uitgaand, 1 oktober 2021, beantwoord, 00:01:21
  • uitgaand, 7 oktober 2021, beantwoord, 00:00:05
  • uitgaand, 8 oktober 2021, beantwoord, 00:01:38.
Verbalisant [naam 10] heeft over het telefoonnummer [telefoonnummer 1] onder meer het volgende gerelateerd: [13]
Op 15 december 2021 vond in de woning van de verdachte [verdachte] een doorzoeking plaats. Hierbij werd door de Duitse politie op [ons] verzoek een iPhone in beslag genomen. De telefoon werd op 17 december 2021 door de Duitse justitie overgedragen aan de Nederlandse politie. In deze telefoon zat een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Bij onderzoek bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] vanaf 28 april 2021 tot en met 3 mei 2021 27 keer contact had met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Hierbij vond op 28 april 2021 om 12:33 uur met de duur van 4 seconden en op 1 mei 2021 een gesprek plaats met de duur van 52 seconden. Bij beide gesprekken werd vanaf het nummer [telefoonnummer 1] gebeld naar het nummer [telefoonnummer 3] . Bij de overige contacten werd er 7 keer vanaf het nummer [telefoonnummer 1] gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3] en 18 keer gebeld vanaf het nummer [telefoonnummer 3] naar het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] werd op 12 juli 2021 aangetroffen in een telefoon bij de gedetineerde [naam 11] in [P.I. 1] . Dit betrof een prepaid telefoonnummer. Het telefoonnummer werd op 28 januari 2021 geactiveerd en was al vanaf minimaal vanaf 12 maart 2021 actief in de telefoon waar het ook in de [P.I. 1] in werd aangetroffen ten tijde van het aantreffen van de telefoon op 12 juli 2021.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] straalde tijdens de contacten in de periode van 28 april 2021 tot en met 3 mei 2021 steeds masten aan in de directe omgeving van [P.I. 1] .
Getuige onder nummer
De raadsman heeft aangevoerd dat anonieme informatie, zoals de verklaring van een getuige die onder nummer is gehoord, volgens vaste jurisprudentie niet mag worden gebezigd voor het bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het standpunt van de raadsman vindt geen steun in de wet. Artikel 344a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering regelt de (on)bruikbaarheid voor het bewijs van de verklaring van - onder meer - een getuige wiens identiteit verborgen is gehouden . Het derde lid daarvan bepaalt dat een verklaring van een anonieme getuige kan meewerken tot het bewijs, indien ten minste aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de bewezenverklaring vindt in belangrijke mate steun in andersoortig bewijsmateriaal, én
door of namens de verdachte is niet op enig moment in het geding de wens te kennen gegeven om deze persoon te ondervragen of te doen ondervragen.
Nu aan deze voorwaarden is voldaan, kan de verklaring van de getuige die onder nummer is gehoord meewerken tot het bewijs. Uiteraard zal die verklaring dan wel als betrouwbaar moeten worden beoordeeld. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De betrouwbaarheid van de verklaringen
De raadsman heeft voor wat betreft de verklaringen van de getuigen [naam 5] uitdrukkelijk betoogd dat die niet als bewijs kan worden gebruikt. Voorts heeft hij de inhoud van de verklaringen van de overige gedetineerden en de (plaatsvervangend) directeur van de P.I. om diverse redenen betwist, waaronder de onbetrouwbaarheid en de omstandigheid dat hun verklaring veelal van horen zeggen is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het enkele gegeven dat het gedetineerden betreft die als getuige hebben verklaard, maakt niet zonder meer dat hun verklaringen hoogst onbetrouwbaar zijn. Wel is in dit specifieke geval behoedzaamheid geboden. Uit het dossier blijkt immers dat in de P.I. veel onderling werd gepraat en “informatie” werd uitgewisseld. Zo hebben meerderen gedetineerden belastend verklaard over de verdachte, zonder dat duidelijk is of zij die wetenschap uit eigen waarneming hadden, of slechts van horen zeggen.
De rechtbank acht de verklaringen van de onder nummer gehoorde getuige en de getuigen [naam 5] en [naam 2] echter (wel) betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Daartoe overweegt zij als volgt.
[naam 5] en [naam 2] verklaren uit eigen waarneming en hun verklaringen vinden steun in de verklaring van de onder nummer gehoorde getuige. Deze verklaringen zijn in voldoende mate gedetailleerd en komen op hoofdlijnen, maar ook op onderdelen, onderling overeen daar waar het bijvoorbeeld betreft de werkwijze die de verdachte heeft gehanteerd en de bij die werkwijze betrokken gedetineerden. Voor zover de verklaringen afwijken van elkaar, is dat op onderschikte punten. Dat doet aan die betrouwbaarheid niet af.
De rechtbank betrekt hierbij ook dat, anders dan de raadsman heeft betoogd, niet is gebleken dat [naam 5] en [naam 2] er belang bij hadden om niet overeenkomstig de waarheid te verklaren, bijvoorbeeld ter voorkoming van een overplaatsing of als wraak op de verdachte. Beiden hebben een verklaring afgelegd nog voordat de verdachte werd aangehouden. [naam 5] zat op dat moment zelf nog gedetineerd in [P.I. 1] en zou zichzelf bovendien in de problemen kunnen brengen als bekend werd dat hij een verklaring had afgelegd. [naam 2] was inmiddels op eigen verzoek overgeplaatst en beschuldigde de verdachte op onderdelen ook juist niet. Overigens vindt de verklaring van [naam 2] steun in de omstandigheid dat daadwerkelijk in de cellen bij [naam 4] (pg. 1339 en 1174) twee telefoons en bij [naam 3] (pg. 1360) drugs zijn aangetroffen.
De rechtbank betrekt tot slot in haar oordeel dat de verklaringen van de getuigen niet enkel steun vinden in elkaar, maar ook in de omstandigheid dat bij - door getuige [naam 2] met name genoemde – gedetineerden telefoons en drugs zijn aangetroffen, alsmede in de contacten die de telefoon van de verdachte heeft gehad met twee in de P.I. aangetroffen telefoons. Daarover het volgende.
De telefoon van de verdachte
In de woning van de verdachte is een telefoon aangetroffen waarin een simkaart zat met een telefoonnummer dat in de periode van 28 april 2021 tot en met 3 mei 2021 in totaal 27 maal contact heeft gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Dat telefoonnummer bleek op die momenten telkens contact te maken met een mast in de nabijheid van de P.I. Bovendien werd een telefoon met daarin dat telefoonnummer op 12 juli 2021 aangetroffen in de cel van gedetineerde [naam 11] . Anders dan de raadsman heeft bepleit, concludeert de rechtbank dat er aldus vele malen contact geweest tussen het nummer in de telefoon in de woning van de verdachte en het nummer in een telefoon die zich op die momenten onder gedetineerden in de PI bevond. Daarnaast is gebleken van enkele contacten met een telefoon die nadien in de cel van gedetineerden [naam 7] en [naam 8] is aangetroffen. Dat biedt steun aan de verklaring van de anonieme getuige. Dat de inhoud van deze contacten onbekend is gebleven, is niet relevant. De enkele omstandigheid dát er zo veelvuldig contact is geweest, is er een die schreeuwt om een verklaring van de verdachte. De verdachte is hiermee ook geconfronteerd. Hij heeft hiervoor echter geen enkele verklaring gegeven.
In lijn met wat de officier van justitie hierover naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat in een scenario waarin de verdachte onschuldig zou zijn, geen enkele mogelijke reden is te bedenken waarom deze contacten plaatsvonden. In een schuldscenario is dat echter volstrekt duidelijk, en is dit zeer belastend.
Conclusie
Op grond van de verklaringen van [naam 5] , [naam 2] en de onder nummer gehoorde getuige, in onderling verband en samenhang bezien, en in het licht van de telefonische contacten die de verdachte onderhield met gedetineerden in de P.I., acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft laten omkopen tot het binnenbrengen van meerdere telefoons en verdovende middelen.
Partiële vrijspraak
Nu die omkoping volgens de getuigen zowel op aanvraag van gedetineerden als op eigen aanbod heeft plaatsgevonden en de smokkel pas volgde ná betaling, acht de rechtbank de onderdelen sub 1 en 3 bewezen. Niet is gebleken dat betaling pas achteraf volgde. Daarom acht de rechtbank de onderdelen sub 2 en 4 niet bewezen en zal zij de verdachte daarvan partieel vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten laste van de verdachte bewezen dat:
Feit 1.
hij in de periode van 26 april 2021 tot en met 15 december 2021 in de gemeente [gemeente] opzettelijk een paar handboeien, die toebehoorde aan [P.I. 1] , en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als penitentiair inrichtingswerker, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 2.
hij op 15 december 2021 in de gemeente [gemeente]
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Umarex, model Walther P22, kaliber 9mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
  • munitie van categorie IIII van de Wet wapens en munitie, te weten 7 (knal)patronen van het kaliber 9mm P.A.K.,
voorhanden heeft gehad;
Feit 3.
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 15 december 2021 in de gemeente [gemeente] en/of in Duitsland,
als ambtenaar (in de functie van penitentiair inrichtingswerker bij [P.I. 1] ),
meermalen,
een gift, te weten een geldbedrag, aangeboden door in [P.I. 1] gedetineerde personen heeft aangenomen terwijl hij, verdachte,
- (telkens) wist dat deze gift hem werd aangeboden teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen (sub 1),
en
om een gift, te weten een geldbedrag, aan in [P.I. 1] gedetineerde personen heeft gevraagd,
- teneinde hem, verdachte, (telkens) te bewegen om in zijn bediening iets te doen (sub 3),
te weten, het verwerven of ophalen van mobiele telefoons en hoeveelheden hasjiesj en andere op de lijst I of II voorkomende verdovende middelen en het binnenbrengen van deze voorwerpen in [P.I. 1] en afleveren aan aldaar gedetineerde personen,
zulks terwijl hij, verdachte, deze feiten (telkens) heeft begaan in zijn hoedanigheid als medewerker (te weten penitentiair inrichtingswerker) bij [P.I. 1] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft;
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Feit 3:
een gift aannemen, wetende dat deze hem aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen
en
een gift vragen teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen,
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 3 jaren en een geldboete van € 15.000 subsidiair 110 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met schending van de redelijke termijn, de omstandigheid dat de verdachte op staande voet is ontslagen en zijn blanco strafblad.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
De verdachte heeft als penitentiaire inrichtingswerker (PIW’er), dus als ambtenaar, giften van gedetineerden aangenomen om voor hen telefoons en drugs binnen de [P.I. 1] te brengen. Met deze passieve ambtelijke corruptie, of kortweg omkoping, heeft de verdachte de ongestoorde gang van zaken en de veiligheid in een P.I. ondermijnd. Met zijn handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat hij als PIW’er genoot, ernstig geschonden. Het naar binnen smokkelen van telefoons en drugs is bijzonder ernstig. Gedetineerden kunnen door het gebruik van een telefoon die aan de controle van de P.I. is onttrokken niet alleen op elk gewenst moment hun dierbaren bereiken, maar ook hun criminele activiteiten voortzetten. De levering van drugs aan gedetineerden, van wie relatief veel te kampen hebben met verslavingsproblematiek of een andere vorm van kwetsbaarheid, ondermijnt het resocialisatieproces.
Daar komt nog bij dat de verdachte een set handboeien van de P.I. heeft verduisterd en dat hij in zijn auto een – doorgeladen – gaspistool had liggen.
Extra kwalijk acht de rechtbank dat de verdachte kennelijk de ernst van zijn handelen zelf niet inzag en inziet. Gedurende een langere periode heeft hij telkens weer de keuze gemaakt om, kennelijk ten behoeve van eigen financieel gewin, zich te laten omkopen. Tot slot acht de rechtbank de proceshouding van de verdachte kwalijk, die van meet af aan de corruptie heeft ontkend en ook ter terechtzitting in deze ontkennende houding is blijven volharden.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur recht doet aan de ernst van deze feiten. Met de straf wordt een signaal afgegeven ter speciale en generale preventie, opdat de verdachte en andere personen in soortgelijke functies zich realiseren wat de consequenties zijn van handelen als dit. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om daarnaast ook nog een geldboete op te leggen.
Omtrent de redelijke termijn ex artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), overweegt de rechtbank als volgt. Volgens de uitleg die de Hoge Raad aan de redelijke termijn geeft, dient een zaak in eerste aanleg te zijn afgesloten met een eindvonnis binnen 2 jaren vanaf het moment dat de verdachte heeft moeten begrijpen dat tegen hem een vervolging zou worden ingesteld. De verdachte is op 15 december 2021 aangehouden. Dat betekent dat de redelijke termijn met tweeëneenhalve maand is overschreden. Het betreft een relatief beperkte overschrijding, en de rechtbank volstaat dan ook met de constatering hiervan.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

De rechtbank zal het gaspistool, de patroonhouder en de munitie onttrekken aan het verkeer, nu met betrekking tot die voorwerpen het onder 2. bewezen verklaarde feit is begaan en het ongecontroleerd bezit hiervan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de teruggave van de simkaarten aan de verdachte gelasten, nu het strafvorderlijk belang zich daartegen niet (meer) verzet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen:
  • 36b, 36c, 57, 322 en 363 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
-
onttrekt aan het verkeerde volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 STK Wapen (G1470101);
  • 1 STK Munitie (G1470102, gaspatroon);
  • 1 STK Wapen (G1470103, Umarex);
  • 6 STK Munitie (G1470105, gaspatroon);
-
gelast de teruggavevan de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (G1470122);
  • 3 STK Simkaart van zaktelefoon (G1470091).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 maart 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1.
hij, in of omstreeks de periode van 26 april 2021 tot en met 15 december 2021 in de gemeente [gemeente] een paar handboeien, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [P.I. 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als penitentiair inrichtingswerker, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 322 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2.
hij, op of omstreeks 15 december 2021 in de gemeente [gemeente] - een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Umarex, model Walther P22, kaliber 9mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of - munitie van categorie IIII van de Wet wapens en munitie, te weten 7 (knal)patronen van het kaliber 9mm P.A.K., voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
Feit 3.
hij, op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 15 december 2021 in de gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, en/of in Duitsland,
als ambtenaar (in de functie van penitentiair inrichtingswerker bij [P.I. 1] ),
meermalen, althans eenmaal,
(een) gift(en), (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en), te weten een (of meer) geldbedrag(en), in ieder geval (een) gift(en), verleend en/of aangeboden en/of gedaan door een (of meer) in [P.I. 1] gedetineerde perso(o)n(en) heeft aangenomen terwijl hij, verdachte,
- ( telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze/die gift(en), belofte(n) en/of dienst(en) hem werd(en) gedaan, verleend en/of aangeboden teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten (sub 1),
en/of
- ( telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze/die gift(en), belofte(n) en/of dienst(en) hem werd(en) gedaan, verleend of aangeboden tengevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem in zijn huidige bediening is gedaan of nagelaten (sub 2),
en/of
om (een) gift(en), (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en), te weten een (of meer) geldbedrag(en), in ieder geval (een) gift(en), aan een (of meer) in [P.I. 1] gedetineerde perso(o)n(en) heeft gevraagd, - teneinde hem, verdachte, (telkens) te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten (sub 3),
en/of
- ( telkens) ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten (sub 4),
te weten, het kopen, aanschaffen, verwerven en/of ophalen van een (of meer) mobiele telefoon(s) (merk iPhone en/of Samsung), een (of meer) simkaart(en) (merk Lebara en/of Lyca mobile) en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en) hasjiesj en/of andere op de lijst I of II voorkomende verdovende middelen en/of het binnenbrengen van dit/deze voorwerp(en) in [P.I. 1] en/of afleveren/overhandigen aan een (of meer) aldaar gedetineerde perso(o)n(en),
zulks terwijl hij, verdachte, dit/deze feit(en) (telkens) heeft begaan in zijn hoedanigheid als medewerker (te weten penitentiair inrichtingswerker) bij [P.I. 1] .
( art 363 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht, art 363 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht, art 363 lid 1 ahf/sub 3° Wetboek van Strafrecht, art 363 lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit:
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2021, pg. 1423-1424.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2021, pg. 1324-1325.
4.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [naam 1] d.d. 12 januari 2022, pg. 1611-1612.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] d.d. 25 maart 2021, pg. 1109.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2021, pg. 1423-1424.
7.Het proces-verbaal van de forensische opsporing, expertise wapens, munitie en explosieven d.d. 11 januari 2022, pg. 1462-1465.
8.Het proces-verbaal verhoor getuige d.d. 25 maart 2021, pg. 1105-1112.
9.Het proces-verbaal van bevindingen verhoor getuige d.d. 28 oktober 2021, pg. 1357-1362.
10.Het proces-verbaal van bevindingen verhoor getuige d.d. 11 november 2021, pg. 1092-1095.
11.Het proces-verbaal van bevindingen verhoor NN-getuige d.d. 25 november 2021, pg. 1421-1422.
12.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende de iPhone van [verdachte] d.d. 7 februari 2022, pg. 1481-1483.
13.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende “onderzoek telefoonnummer [telefoonnummer 1] ” d.d. 22 december 2021, pg. 1479-1480.