In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 30 oktober 2024, vorderden eiser sub 1 en de besloten vennootschap Excellent Equestrian Services International B.V. (EESI) vergoeding van verzorgings- en stallingskosten van het paard [naam paard] van gedaagde. De vordering was gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking, omdat de eisers meenden dat zij onterecht kosten hadden gemaakt voor het paard dat volgens hen niet hun eigendom was. De rechtbank oordeelde dat gedaagde, die eigenaar was van het paard, ongerechtvaardigd was verrijkt door de kosten die eisers hadden gemaakt voor de verzorging en stalling van het paard. De rechtbank stelde vast dat de eisers gedurende verschillende periodes kosten hadden gemaakt, terwijl gedaagde geen kosten had hoeven maken. De rechtbank kende de vorderingen van eisers toe, inclusief de stallingskosten, kosten voor voer, dierenartskosten en hoefsmidkosten, en veroordeelde gedaagde tot betaling van deze kosten, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werden de beslagkosten en proceskosten aan gedaagde opgelegd. De vorderingen in reconventie van gedaagde werden afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen onrechtmatige daad van eisers was gepleegd. De zaak benadrukt de juridische principes van ongerechtvaardigde verrijking en de verantwoordelijkheden van eigenaren van dieren.