3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank zal eerst ingaan op de feiten 1 en 2 en daarna op feit 3.
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2
Op 1 januari 2022 heeft de heer [slachtoffer 1] aangifte gedaan van poging doodslag. Die Nieuwjaarsnacht was aangever bij vrienden, wonende op [adres 2] te Maastricht om Oud en Nieuw te vieren. Omstreeks 2.30 uur was aangever buiten, waar hij stond te praten met buren en naar vuurwerk stond te kijken. Aangever zag toen een man aan komen lopen. Die man schreeuwde en was uit op ruzie. Aangever stond te praten met een buurman die op [adres 3] woont, toen de man aan kwam lopen en zonder enige reden aangever een klap met iets in zijn gezicht gaf. Aangever ervoer behoorlijke pijn en voelde ook dat er veel bloed over zijn gezicht liep. Aangever is bij de huisartsenpost vijf keer gehecht aan de wond in zijn gezicht. De aangever gaf een signalement van de betreffende man bij de politie door.De politie maakte foto’s van het letsel van aangever, de kleding van aangever en de bloedsporen die zij op straat aantroffen.
Een forensisch arts heeft naar aanleiding van de aangifte, de foto’s en de medische stukken een forensisch medische letselrapportage opgemaakt. Deze arts concludeert:
“Vanuit het midden van de bovenkant van de linker wenkbrauw is een rode streep zichtbaar die over het voorhoofd naar boven/achteren loopt tot net voor de haargrens. Het onderste deel van deze streep is een oppervlakkige huiddoorbreking. In het verdere verloop naar achteren is sprake van een diepere huiddoorbreking met 5 hechtingen waarvan de wondranden niet volledig aansluiten. Aan weerszijden van de huiddoorbreking is een gedeeltelijke rode huidverkleuring zichtbaar. Over de wonddiepte en/of wondranden is geen uitspraak mogelijk. De afmetingen kunnen niet worden aangegeven wegens het ontbreken van een meetlatje.”
…
Het onder 1. beschreven letsel past bij een snijverwonding. Een snijwond heeft als kenmerk dat de wondlengte groter is dan de diepte.
…Dhr. [slachtoffer 1] heeft op 01-01-2022 een snijwond aan zijn voorhoofd opgelopen. Het letsel op de neus is aan de hand van de ontvangen medische informatie en foto's niet met zekerheid te duiden. Voor het ontstaan van een snijwond is een scherprandig voorwerp, zoals een mes of machete, nodig. De door dhr. [slachtoffer 1] gemelde toedracht, te weten dat hij met een mes of een machete verwondingen in zijn gezicht heeft opgelopen, kan een passende verklaring vormen voor de beschreven letsels.”
De forensisch arts schatte de genezingsduur op 6 tot 8 weken en als verwachte blijvende beperking mogelijke littekenvorming.
Getuigen hebben gezien dat er een woordenwisseling plaatsvond tussen verdachte en de aangever, waarbij verdachte en aangever met elkaar in gevecht raakten. Getuige [naam 1] heeft op 4 mei 2022 verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte en aangever ruzie hadden en dat er een vechtpartij ontstond, waarbij de verdachte en de aangever op de grond vielen.Getuige [naam 2] heeft op 4 mei 2022 eveneens verklaard dat er ruzie was tussen de verdachte en de aangever. Er ontstond geduw en getrek tussen de verdachte en de aangever en zij kwamen te vallen.Getuige [naam 3] heeft op 5 maart 2022 verklaard dat de verdachte en de aangever ruzie kregen. Zij hebben over en weer dingen geroepen en dat is zeker een half uur zo doorgegaan. Die woordenwisseling ging gepaard met wat duw- en trekwerk. Op een gegeven moment is getuige [naam 3] naar binnen gegaan. Getuige [naam 3] heeft gezien dat de aangever gewond was. Hij had een snee boven op zijn hoofd.
Getuige [slachtoffer 2] heeft op 1 januari 2022 verklaard dat er een grimmige sfeer heerste tussen onder andere de verdachte en de aangever. Hij heeft de vechtpartij, waarover voornoemde getuigen verklaren niet gezien, maar hij zag wel direct nadat de verdachte vertrokken was dat aangever onder het bloed zat en een diepe snee van enkele centimeters lang boven zijn oog had, die open stond en waaruit bloed stroomde. Getuige [slachtoffer 2] is nog een stuk achter de verdachte aangelopen, maar werd tegengehouden door een buurman. Hij zag dat de verdachte iets in zijn hand had, maar hij weet niet wat. Getuige [naam 4] heeft op 5 januari 2022 verklaard dat er ruzie was tussen de verdachte en de aangever, waarbij werd geschreeuwd. Zij is even naar binnen geweest, maar toen zij buiten ging kijken omdat er nog steeds geschreeuwd werd, zag zij dat de aangever onder het bloed zat.
De politie trof de verdachte rond 5 uur in de ochtend in de betreffende nieuwjaarsnacht aan in de omgeving van [straatnaam] . Op het moment dat de verdachte door de politie staande wordt gehouden verklaarde hij dat hij die nacht betrokken was bij een vechtpartij een paar straten verderop. De verdachte verklaarde dat hij werd aangevallen en dat hij zich verdedigde door een voorwerp richting die personen te gooien.
De verdachte verklaarde later op 14 maart 2022 dat hij enkel ruzie had met aangever. Daarbij zou aangever naar de verdachte gegrepen hebben en hebben geprobeerd de verdachte vast te grijpen, waarbij de verdachte half is gevallen. De verdachte heeft toen iets van de grond gepakt, volgens verdachte een tak, en heeft die naar achteren gegooid, voordat hij is weggerend.
Getuige [slachtoffer 2] heeft op 1 januari 2022 tevens aangifte tegen de verdachte gedaan wegens bedreiging. [slachtoffer 2] verklaarde dat hij die nacht Oud en Nieuw vierde met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] was rond 2.00 uur ’s nachts met een paar andere buren op straat. Op een zeker moment kwam er een man voorbij, die [slachtoffer 2] later als de verdachte herkent.De verdachte was in gesprek met de buren en stond voor de woning van [slachtoffer 2] . De verdachte was lastig en toen hem gevraagd werd te vertrekken, begon de verdachte [slachtoffer 2] en aangever [slachtoffer 1] te bedreigen. De verdachte zei iets van: "Je weet niet wie ik ben. Ik ben alles en als je problemen met mij hebt dan pak ik mijn wapen en dan gaan jullie het zien." Dit was ook tegen [slachtoffer 1] gericht. De vrouw van [slachtoffer 2] reageerde op die bedreiging. De verdachte zei tegen [slachtoffer 1] : "Ik schiet je moeder".
Naast [slachtoffer 2] heeft ook zijn partner, [slachtoffer 3] , op 14 januari 2022 aangifte tegen de verdachte gedaan wegens bedreiging op 1 januari 2022. Zij verklaarde dat de verdachte opeens voorbij kwam. De verdachte was uit op ruzie. Hij kwam intimiderend over en maakte rare opmerkingen als: "ik schiet jullie vrouwen en kinderen". Aangeefster voelde zich bedreigd.Later die dag stond de verdachte aan de deur van aangeefster. Aangeefster hoorde dat hij riep "ik ga jullie pakken!". Zij hoorde daarna nog een keer dat hij riep: "Ik schiet jullie!".
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 en feit 2
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor gemelde bewijsmiddelen vast dat de verdachte en de aangever op 1 januari 2022 ruzie met elkaar hebben gehad, dat er sprake is geweest van duw- en trekwerk, waarbij de verdachte en aangever zijn gevallen en waarbij de aangever met iets in zijn gezicht is geslagen waardoor aangever letsel heeft opgelopen. Het voorwerp waarmee de verdachte heeft geslagen is niet gevonden en de getuigen zien ook niet waarmee geslagen is. De forensisch arts heeft echter vastgesteld dat het letsel van de aangever past bij een snijverwonding en dat de door aangever gemelde toedracht, te weten dat hij met een mes of een machete verwondingen in zijn gezicht heeft opgelopen, een passende verklaring kan vormen voor de beschreven letsels.
De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever, nu getuigen direct na de vechtpartij het letsel bij de aangever hebben waargenomen, welk letsel tot hevig bloeden heeft geleid en welk letsel volgens de forensisch arts ook past bij de verklaring van aangever. Getuige [slachtoffer 2] ziet de verdachte na de vechtpartij tevens weglopen met een voorwerp in zijn handen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verdachte verantwoordelijk is voor het letsel van aangever. Kijkend naar het letsel kan het niet anders dan dat met een scherp voorwerp geslagen is, zoals geconcludeerd is door de forensisch arts. De verklaring van de verdachte voor het letsel van aangever, te weten dat hij mogelijk met de tak is geraakt die de verdachte naar achteren heeft gegooid, acht de rechtbank onaannemelijk, omdat letsel dat mogelijk daardoor ontstaat, niet past in het letsel dat de forensisch arts beschrijft.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit slaan met een scherp voorwerp te kwalificeren is als een poging doodslag. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is om deze slag met dat voorwerp te kwalificeren als een poging tot doodslag. Hoewel duidelijk is dat met een scherp voorwerp is geslagen, is niet duidelijk wat dat voorwerp precies is geweest. Eveneens is onbekend met welke kracht geslagen is. De rechtbank kan hierdoor niet beoordelen of door te slaan met het desbetreffende voorwerp er een aanmerkelijke kans op de dood van aangever bestond. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de onder 1. primair tenlastegelegde poging doodslag.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van aangever aan de hand van het voorliggend dossier niet kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 Wetboek van Strafrecht (Sr). Blijvende littekens kunnen volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel, maar daarvan is niet gebleken. De forensisch arts heeft namelijk geconcludeerd dat mogelijk littekenvorming kan ontstaan en de aangever heeft in zijn verzoek tot schadevergoeding aangegeven dat er sprake is van een blijvend litteken, zonder dit echter met de nodige bewijsstukken te staven. Latere (medische) informatie is niet voorhanden, zodat niet kan worden vastgesteld of zich een blijvend litteken heeft gemanifesteerd. Bij die stand van zaken kan de rechtbank niet vaststellen dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel en zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 1. als subsidiair tenlastegelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door te handelen als hiervoor is omschreven, zich wel willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte heeft aangever met een scherp voorwerp op het hoofd geslagen. Op de foto’s van het letsel van aangever is te zien dat hij vlak boven zijn oog en bij zijn slaap geraakt is. Door met ongecontroleerde bewegingen met een scherp voorwerp op een hoofd te slaan, een zeer kwetsbaar deel van het lichaam, vlakbij het oog, waardoor aangever mogelijk blind had kunnen worden, heeft de verdachte de aanmerkelijke kans dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen welbewust aanvaard. Weliswaar is niet bekend met welke kracht het slaan heeft plaatsgevonden, maar een kwetsbaar orgaan als het oog kan reeds bij minimale impact aanzienlijke schade oplopen. De rechtbank acht aldus de onder 1. meer subsidiaire tenlastegelegde poging tot zware mishandeling bewezen.
De rechtbank acht het onder 2. tenlastegelegde bewezen op grond van de aangiften van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan deze verklaringen die elkaar ondersteunen. Dat de aangevers een relatie met elkaar hebben, doet geen afbreuk aan de waarde van de beide verklaringen. Om een getuigenverklaring als onbetrouwbaar te bestempelen is immers meer nodig dan de enkele vaststelling dat de betreffende getuigen een relatie met elkaar hebben. De rechtbank hecht voorts geen waarde aan de ontkennende verklaring van de verdachte.
Feit 3: integrale vrijspraak
Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan de rechtbank vaststellen dat aangever [slachtoffer 4] op 16 mei 2021 rond het middaguur naar de afdeling spoedeisende hulp is gebracht van [adres 4] in Heerlen. Aangever bleek bloeduitstortingen in zijn hoofd te hebben en meerdere, gecompliceerde -aan beide zijden van de schedel aanwezige- breuken van de schedel te hebben. Aangever had ook een forse bloeduitstorting en zwelling bij het linkeroog.
Om het opgehoopte bloed in de schedel te verwijderen is een spoedoperatie uitgevoerd door een neurochirurg. In de letselbeschrijving in het dossier van een forensisch arts staat verder vermeld dat de te verwachten genezingsduur een half tot een heel jaar bedroeg en dat aangever een litteken op diens hoofd zou overhouden. Dit litteken was veroorzaakt door de operatie.
Het letsel werd door de forensisch arts aangemerkt als ernstig schedel- en hersenletsel. De forensisch arts kon echter geen uitspraak doen in het kader van het rapport over de aard van het voorwerp waarmee dit letsel veroorzaakt zou kunnen zijn of de toedracht van het ontstaan van het schedel- en hersenletsel en evenmin over het ontstaan van het dikke linkeroog.
De vraag dient zich aan of de verdachte verantwoordelijk is voor het toebrengen van voornoemd letsel aan de aangever. De rechtbank moet
in concretoderhalve het causaal verband vaststellen tussen het handelen van de verdachte en het bij de aangever geconstateerde letsel. De verdachte verwerpt in ieder geval elke verantwoordelijkheid voor voornoemd letsel. Hij was wel in het gezelschap van de aangever, hij heeft een blauw oog bij de aangever gezien, maar is niet verantwoordelijk voor enige geweldsuitoefening jegens de aangever, aldus de verdachte. De rechtbank oordeelt in dit verband als volgt.
Aangever heeft verklaard dat hij zich nog herinnerde dat de verdachte hem eenmaal met een fles heeft geslagen op de linkerzijde van zijn hoofd. Daarna is de aangever buiten bewustzijn geraakt. Hoewel er voor de rechtbank geen reden is om te twijfelen aan deze verklaring van de aangever, dient wel te worden vastgesteld dat deze verklaring het letsel van de aangever niet verklaart. Immers, deze ene klap kan niet de breuken verklaren die aan beide zijden van de schedel van de aangever zijn geconstateerd, noch kan deze klap het blauwe oog verklaren nu het dossier daarvoor te weinig aanknopingspunten bevat. De vraag is derhalve of het bij dit geweld is gebleven, of dat de verdachte nog meer geweld jegens de aangever heeft uitgeoefend. Het enige bewijsmiddel dat in die richting wijst zijn de berichten van de getuige [naam 5] . Deze berichten komen -kort gezegd- erop neer dat de verdachte verantwoordelijk is voor het schedelletsel van de aangever.
Kunnen deze berichten de conclusie rechtvaardigen dat de verdachte het hiervoor beschreven letsel aan de aangever heeft toegebracht? Vooropgesteld zij dat de getuige [naam 5] wisselend heeft verklaard omtrent hetgeen er in zijn woning tussen de verdachte en de aangever voorgevallen zou zijn. Zo verklaart hij eerst dat er tussen hen geen twist is geweest, vervolgens verklaart hij dat zij elkaar aanvlogen om tenslotte bij de rechter-commissaris weer iets anders te verklaren: er is alleen geschreeuw tussen beiden geweest. Daarom is -naar het oordeel van de rechtbank- behoedzaamheid geboden bij het gebruik van de berichten van getuige [naam 5] . Indachtig deze vaststelling, constateert de rechtbank dat er verschillende contra-indicaties zijn voor die berichten. Zo hebben twee taxichauffeurs die de aangever hebben opgehaald op het adres van [naam 5] niets vreemds gezien. Hetzelfde geldt voor de politieagenten die de aangever in de ochtend -even nadat hij in de taxi had plaatsgenomen- hebben gezien. Ook zij hebben niets vreemds aan de aangever gezien. Sterker nog, op de vraag of zij de ambulance dienden te bellen -als gevolg van het blauwe oog- antwoordde de aangever ontkennend. De rechtbank oordeelt deze gang van zaken als curieus, nu het heftige letsel zoals beschreven door [naam 5] in ieder geval had moeten worden opgemerkt door de voornoemde politieagenten, die juist getraind zijn om onheil te herkennen. Het letsel werd feitelijk pas uren later geconstateerd door de buurvrouw die bloed uit het oor van de aangever zag komen. De gevolgtrekking die de rechtbank op grond van het vorenstaande trekt is dat de berichten die [naam 5] aan zijn kennis heeft gestuurd niet de conclusie rechtvaardigen dat het de verdachte was die het hiervoor beschreven letsel aan de aangever heeft toegebracht.
Wat er dan overblijft is dat de aangever heftig letsel heeft opgelopen, dat de verdachte wel geweld heeft gebruikt jegens de aangever welk geweld echter het letsel niet kan verklaren, dat de deskundigen niet kunnen aangeven waardoor het letsel is ontstaan en dat de berichten die in de richting van de verdachte als de dader wijzen te fragiel zijn om daaraan een veroordeling op te hangen. Het voorgaande betekent ook dat het scenario dat er in de tijd tussen het verlaten van de woning van de getuige [naam 5] in Maastricht en het vervoer naar het ziekenhuis nog iets anders is gebeurd, zoals een (zware) val, wat het letsel veroorzaakt heeft, op basis van het onderhavige dossier niet als onaannemelijk ter zijde kan worden geschoven
Dat alles maakt dat er voor de rechtbank te veel onzeker is, wat ook door de raadsman bij pleidooi is aangevoerd. Dat betekent dat de verdachte bij gebrek aan (overtuigend) bewijs moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 3.