Het afgelopen jaar is vrij duidelijk in twee delen op te splitsen, zowel in situatie als in
functioneren van [verdachte] .
De periode van verblijf op [kliniek 2] is [verdachte] stabiel gebleven.
De ingezette lijn, op basis waarvan proefverlof is aangevraagd om [verdachte] vervolgens na enige tijd te kunnen overplaatsen is voortgezet. [verdachte] vertoonde geen antisociaal gedrag, hij kwam afspraken na, gebruikte geen middelen en [verdachte] was goed in de samenwerking.
Met de overgang naar [kliniek 3] is de omgeving en de begeleidingsstructuur fors
veranderd. Van [verdachte] werd meer zelfstandigheid gevraagd, meer verantwoordelijkheid
en er werd minder sturing en structurering aangeboden dan in eerste instantie verwacht.
[verdachte] liet bij aanvang zien dat hij zich open opstelde in het contact, zowel naar de
begeleiding als naar de reclassering. Hij heeft duidelijk zijn structuur en verantwoordelijkheid laten zien ten aanzien van werk en hij werkte mee aan de contacten met het forensisch FACT van ambulant behandelen van [kliniek 4] .
Gaandeweg ontstonden er bij de reclassering toch ook zorgen. Zo werd duidelijk dat deze
verandering in structuur en benadering en de hogere eisen die gesteld werden, [verdachte]
hebben doen destabiliseren. [verdachte] verloor zichzelf in zijn zoektocht naar een leuke
vrouw. Hij was hierin te goed van vertrouwen en erg impulsief, waardoor hij een makkelijk
slachtoffer was voor oplichters. Zowel de reclassering als ook betrokken hulpverlening heeft
[verdachte] hiervoor gewaarschuwd, maar hij koos ervoor zijn eigen plan te trekken. Uiteindelijk bleek dat [verdachte] € 4.000 afhandig was gemaakt door dit soort oplichters.
[verdachte] was hierover aanvankelijk niet open. Op 14 april 2022 werd [verdachte] om die
reden teruggehaald naar [kliniek 1] . Aangezien de reclassering van mening is dat [verdachte]
meer begeleiding nodig heeft dan [kliniek 3] hem kan geven, wordt besloten [verdachte] niet
meer terug te laten keren naar deze woonvorm. Het proefverlof werd niet ingetrokken, omdat in de tijd van de time-out gekeken zou worden naar mogelijkheden van een plaatsing in een FPA, om zo weer terug te gaan naar de situatie van structuur en begeleiding waarop hij goed functioneerde.
Hierop is uitgebreid overleg geweest, ook met [verdachte] , over wat de beste vervolgstap zou
zijn. Op basis van de benodigde begeleiding en structuur en controles werd geconcludeerd
dat een plaatsing naar een FPA de meest passende optie zou zijn. In een FPA setting
functioneerde [verdachte] destijds stabiel. Gekozen is om daarbij te zoeken naar een plaatsing in een FPA in Limburg, in de omgeving van zijn netwerk.
Op basis hiervan is [verdachte] aangemeld bij [kliniek 5] . Hier volgde een
afwijzing, geadviseerd werd om hem aan te melden bij [kliniek 6] . Helaas volgde ook daar een afwijzing, waarna een aanmelding bij [kliniek 7] volgde. Ook hier kwam een negatieve indicatie naar voren.
In dezelfde periode begon [verdachte] meer gespannen en wisselend gedrag te laten zien:
middelengebruik, toegenomen verbale agressie en uiteindelijk het uiten van een bedreiging en het in bezit hebben van een mesje. Uiteindelijk is dit besproken in een interne patiëntbespreking en is tot de conclusie gekomen dat een uitstroomtraject op dit moment niet verantwoord wordt geacht en dat op een doorstroomunit onderzocht zal moeten worden wat verder nog haalbaar is bij [verdachte] .