ECLI:NL:RBLIM:2023:928

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
04.610188.00
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met een jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 31 januari 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een verdachte, geboren in 1965, die momenteel verblijft in een kliniek. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie om de tbs met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de behandeling en resocialisatie van de verdachte meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van een jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een gemengde persoonlijkheidsstoornis en een ziekelijke stoornis in het gebruik van drugs, wat leidt tot een hoog recidiverisico bij beëindiging van de tbs. De rechtbank heeft besloten om de tbs met verpleging van overheidswege te verlengen met een jaar, om de ontwikkelingen op een kortere termijn te kunnen toetsen. Dit besluit is genomen in het licht van de onduidelijkheden en problemen die zich hebben voorgedaan in de begeleiding van de verdachte in de kliniek, wat heeft geleid tot vertraging in het traject. De rechtbank benadrukt dat de verdachte niet de verwachting mag hebben dat de tbs na dit jaar voorwaardelijk zal worden beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04.610188.00 (tbs)
Datum uitspraak : 31 januari 2023
Tegenspraak
Beslissing van de meervoudige kamer op een vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg
in het kader van de terbeschikkingstelling van:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1965,
thans verblijvende in [kliniek 1] ,
hierna te noemen: [verdachte] .
Raadsman is mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.De stukken

In het dossier bevinden zich onder andere:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 7 december 2022, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 7 december 2022;
  • het advies van J.M. de Jonge (behandelcoördinator) en drs. H.J. Beintema (psychiater), verbonden aan [kliniek 1] , d.d. 2 december 2022;
  • de omtrent [verdachte] gehouden wettelijke aantekeningen d.d. 2 december 2022;
  • de psychiatrische rapportage d.d. 6 oktober 2022, opgemaakt door A.A.R. de Kom, psychiater;
  • de psychologische rapportage d.d. 22 oktober 2022, opgemaakt door A.J. de Groot, psycholoog;
  • de beslissing van deze rechtbank d.d. 1 februari 2021 waarbij de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is verlengd met twee jaar;
  • het arrest van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 4 oktober 2001, waarbij de
maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is
opgelegd.
De vordering van de officier van justitie houdt in dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege zal verlengen voor de duur van twee jaar.

2.De procesgang

Bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 4 oktober 2001 is [verdachte] ter
beschikking gesteld met verpleging van overheidswege. De tbs is toegepast ter zake van
doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en of goederen het opleggen van die maatregel eiste.
Het hiervoor genoemde delict betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt
voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De termijn van de tbs is aangevangen op 18 januari 2013.
De tbs is voor het laatst bij beslissing van deze rechtbank van 1 februari 2021 met twee jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie is behandeld ter openbare zitting van deze
rechtbank van 17 januari 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, [verdachte] , zijn
raadsman en deskundige, A.G. Posthuma, GZ-psycholoog en behandelcoördinator bij [kliniek 1] .

3.Het standpunt van de instelling

In het verlengingsadvies van de instelling is over [verdachte] onder meer het navolgende vermeld:
[verdachte] is gediagnosticeerd met een gemengde persoonlijkheidsstoornis (met antisociale, borderline, paranoïde en schizotypische trekken), een stoornis in het gebruik van een opioïde, cannabis en een anxiolyticum, alle in partiele remissie in een gereguleerde omgeving. Daarnaast is sprake van een posttraumatische stressstoornis (gedeeltelijk in remissie), een depressieve stoornis (recidiverende episode, ongespecificeerd), en een waanstoornis. Bovendien kan er bij [verdachte] gesproken worden van een lichte verstandelijke beperking.
Het recidiverisico in geval van beëindiging toezicht of maatregel of in geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging is hoog.
Het afgelopen jaar is vrij duidelijk in twee delen op te splitsen, zowel in situatie als in
functioneren van [verdachte] .
De periode van verblijf op [kliniek 2] is [verdachte] stabiel gebleven.
De ingezette lijn, op basis waarvan proefverlof is aangevraagd om [verdachte] vervolgens na enige tijd te kunnen overplaatsen is voortgezet. [verdachte] vertoonde geen antisociaal gedrag, hij kwam afspraken na, gebruikte geen middelen en [verdachte] was goed in de samenwerking.
Met de overgang naar [kliniek 3] is de omgeving en de begeleidingsstructuur fors
veranderd. Van [verdachte] werd meer zelfstandigheid gevraagd, meer verantwoordelijkheid
en er werd minder sturing en structurering aangeboden dan in eerste instantie verwacht.
[verdachte] liet bij aanvang zien dat hij zich open opstelde in het contact, zowel naar de
begeleiding als naar de reclassering. Hij heeft duidelijk zijn structuur en verantwoordelijkheid laten zien ten aanzien van werk en hij werkte mee aan de contacten met het forensisch FACT van ambulant behandelen van [kliniek 4] .
Gaandeweg ontstonden er bij de reclassering toch ook zorgen. Zo werd duidelijk dat deze
verandering in structuur en benadering en de hogere eisen die gesteld werden, [verdachte]
hebben doen destabiliseren. [verdachte] verloor zichzelf in zijn zoektocht naar een leuke
vrouw. Hij was hierin te goed van vertrouwen en erg impulsief, waardoor hij een makkelijk
slachtoffer was voor oplichters. Zowel de reclassering als ook betrokken hulpverlening heeft
[verdachte] hiervoor gewaarschuwd, maar hij koos ervoor zijn eigen plan te trekken. Uiteindelijk bleek dat [verdachte] € 4.000 afhandig was gemaakt door dit soort oplichters.
[verdachte] was hierover aanvankelijk niet open. Op 14 april 2022 werd [verdachte] om die
reden teruggehaald naar [kliniek 1] . Aangezien de reclassering van mening is dat [verdachte]
meer begeleiding nodig heeft dan [kliniek 3] hem kan geven, wordt besloten [verdachte] niet
meer terug te laten keren naar deze woonvorm. Het proefverlof werd niet ingetrokken, omdat in de tijd van de time-out gekeken zou worden naar mogelijkheden van een plaatsing in een FPA, om zo weer terug te gaan naar de situatie van structuur en begeleiding waarop hij goed functioneerde.
Hierop is uitgebreid overleg geweest, ook met [verdachte] , over wat de beste vervolgstap zou
zijn. Op basis van de benodigde begeleiding en structuur en controles werd geconcludeerd
dat een plaatsing naar een FPA de meest passende optie zou zijn. In een FPA setting
functioneerde [verdachte] destijds stabiel. Gekozen is om daarbij te zoeken naar een plaatsing in een FPA in Limburg, in de omgeving van zijn netwerk.
Op basis hiervan is [verdachte] aangemeld bij [kliniek 5] . Hier volgde een
afwijzing, geadviseerd werd om hem aan te melden bij [kliniek 6] . Helaas volgde ook daar een afwijzing, waarna een aanmelding bij [kliniek 7] volgde. Ook hier kwam een negatieve indicatie naar voren.
In dezelfde periode begon [verdachte] meer gespannen en wisselend gedrag te laten zien:
middelengebruik, toegenomen verbale agressie en uiteindelijk het uiten van een bedreiging en het in bezit hebben van een mesje. Uiteindelijk is dit besproken in een interne patiëntbespreking en is tot de conclusie gekomen dat een uitstroomtraject op dit moment niet verantwoord wordt geacht en dat op een doorstroomunit onderzocht zal moeten worden wat verder nog haalbaar is bij [verdachte] .
[kliniek 1] is van mening dat het wenselijk is dat [verdachte] geplaatst wordt op een plek waar hij langere tijd kan blijven wonen. Zo ontstaat er een minimale basis van vertrouwen tussen [verdachte] en zijn begeleiders. Het heeft de sterke voorkeur om [verdachte] in een gestructureerde omgeving te laten verblijven zodat er voldoende zicht is op [verdachte] en zijn gedachtes. Structuur vindt hij lastig vast te houden en hij heeft hier begeleiding bij nodig. Dit is juist van belang om verveling en het gevoel van nutteloos zijn te voorkomen zodat hij minder snel zal terugvallen in drugsgebruik. Het is van belang veranderingen in een laag tempo te introduceren en te kiezen voor de weg der geleidelijkheid. Zodat de reactie op veranderingen en het integreren op een nieuwe plek goed gevolgd kunnen worden en er tijdig geïntervenieerd kan worden indien de spanningen oplopen.
Wij adviseren de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met 2 jaar.
Deskundige Posthuma heeft ter zitting aanvullend naar voren gebracht - zakelijk weergegeven:
[kliniek 3] bleek minder begeleiding te bieden dan waar [verdachte] behoefte aan had. Hij is teruggeplaatst in de kliniek. De kliniek heeft vervolgens vanwege onduidelijke situaties rondom [verdachte] nagelaten te reageren op vragen van het Ministerie omtrent het verlof waardoor dit is verlopen. Daarmee heeft de kliniek een steek laten vallen en daardoor is het traject vertraagd. Er zal in februari 2023 onbegeleid verlof worden aangevraagd. Het traject dient verder stapsgewijs, via transmuraal verlof naar proefverlof, te verlopen en daarbij speelt ook de zoektocht naar een vervolgplek een rol, nu de mogelijkheden in het zuiden beperkt zijn. Een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging over een jaar is niet reëel omdat niet verwacht wordt dat over een jaar al sprake van proefverlof kan zijn.

4.Het standpunt van de externe gedragsdeskundigen

Het psychiatrisch rapport vermeldt onder meer het volgende:
Er is bij [verdachte] sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een thans milde
antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er is sprake van een ziekelijke stoornis vanwege
stoornissen in het gebruik van heroïne, van een hypnoticum of anxiolyticum en van cannabis. Er is ook sprake van een verbleekte posttraumatische-stressstoornis De psychiater ziet thans geen aanwijzingen voor een waanstoornis of voor een depressie. De andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis kan tot een antisociale worden herleid.
Op 12 maart 2020 is [verdachte] overgeplaatst naar [kliniek 2] . Er werd proefverlof voor hem aangevraagd en verleend op 8 oktober 2021. Vanaf de [kliniek 2] is hij op
4 januari 2022 overgeplaatst naar forensisch beschermd wonen, de [kliniek 3] in [plaats] (onderdeel van [kliniek 4] ). In juni 2022 schreef de reclassering hierover dat [verdachte] meewerkte aan de dagbesteding en contacten met begeleiders. Er waren zorgen over de zoektocht van [verdachte] naar een vrouw. Ondanks waarschuwingen werd hij slachtoffer van oplichting en werd hem geld afhandig gemaakt. Hij was hier niet transparant over. De reclassering was in brede zin van mening dat [verdachte] meer begeleiding nodig had dan de [kliniek 3] hem kon bieden. De reclassering taxeerde een hoog risico. [verdachte] werd teruggehaald naar [kliniek 1] . Zijn proefverlof werd niet ingetrokken. Bij schrijven van 9 juni 2022 meldde de reclassering dat er een overleg zou worden gepland waarin nader beleid zou worden bepaald, nu was gebleken dat [verdachte] zich in de kliniek ook niet aan de afspraken kon houden.
[verdachte] kreeg gedurende zijn behandeltraject psycho-educatie, hij volgde psychotherapie en EMDR (niet beschreven hoe dit laatste verlopen is). Hij volgde de Liberman module ‘verslaving’. Tijdens het proefverlof was er monitoring van het medicatiegebruik door een psychiater van [kliniek 4] en waren er wekelijks gesprekken met medewerkers van een forensisch FACT team.
Het risico voor een levensdelict is thans laag. [verdachte] is voor veilig functioneren nog afhankelijk van medicatie, begeleiding en toezicht. In de proefverlofsituatie is er bij forensisch beschermd wonen behandeling vanuit een forensisch FACT-team nodig. [verdachte] verbleef drie maanden in [kliniek 3] te [plaats] maar de opgebouwde werkrelatie bleek niet [kliniek 6] genoeg. [verdachte] heeft meer steun en aandacht nodig om te komen tot zo’n werkrelatie omdat hij zich moeilijk hecht. Uit schaamte voor zijn onvaardigheid was hij niet transparant over zijn pogingen om met vrouwen in contact te komen. Dit was toen op zich niet risicoverhogend, wel nadelig voor de samenwerking. De meest recente risicoprognose van de kliniek is gesteld op laag-matig voor proefverlof. Gedurende de drie maanden waarin [verdachte] in het forensisch beschermd wonen verbleef hebben zich geen ontwikkelingen voorgedaan die wijzen op een begin van herhaling van het delictscenario. [verdachte] was weliswaar niet transparant maar dat leidde slechts tot nadeel voor hemzelf en niet tot wraakgevoelens. Wel is hij boos op degenen die hebben beslist hem terug te plaatsen. De psychiater komt op basis van de eigen risicotaxatie tot de conclusie ‘laag’, ook omdat het aan te vullen risicomanagement al effectief is gebleken.
De psychiater verwacht dat [verdachte] aangewezen zal zijn op forensische woon­
begeleiding en dat de stappen in het verloftraject geleidelijk zullen moeten verlopen. Intensieve voorbereiding en uitvoering van contactopbouw door een forensisch FACT-team zijn nog steeds veilig mogelijk en een dergelijke tweede poging vereist geen noodzakelijke plaatsing in een FPA. Er zal niet meer dan een jaar nodig zijn om tot een hechte werkrelatie te komen en die te borgen. Het is denkbaar dat de rechtbank deze ontwikkelingen wil volgen. Om deze redenen adviseert ondergetekende tot verlenging van de maatregel met een termijn van een jaar en de verpleging voort te zetten.
Het psychologisch rapport vermeldt onder meer het volgende:
Bij [verdachte] is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met schizotypische trekken en verslavingsproblematiek die goeddeels in remissie is (in een gereguleerde omgeving). Andere eerder gediagnosticeerde problematiek (PTSS, depressie) is eveneens in
remissie. Op grond van het onderhavige onderzoek wordt de pathologie wat minder zwaar en breed geclassificeerd dan de kliniek dit doet. Zo is er op basis van het onderhavige onderzoek geen onderbouwing meer voor een waanstoornis of expressie van een posttraumatische stressstoornis.
[verdachte] wordt op 12 maart 2020 binnen het kader van transmuraal verlof opgenomen in [kliniek 2] . Op 4 januari 2022 maakt [verdachte] de overstap van de [kliniek 2] , naar de [kliniek 3] te [plaats] , Limburg (onderdeel van [kliniek 4] ). [verdachte] ging naar de dagbesteding en werkte mee aan de contacten met het forensisch fact team voor ambulante behandeling van [kliniek 4] . Toch had de reclassering zorgen. [verdachte] miste een drietal urinecontroles. [verdachte] geeft hierover aan dat hij last heeft van hersenschade ten gevolge van overmatig medicatiegebruik in het verleden. Hierover is niets bekend. [verdachte] verloor zichzelf tevens in zijn zoektocht naar een leuke vrouw. Hij was hierin te goed van vertrouwen en erg impulsief, waardoor hij een makkelijk slachtoffer was voor oplichters. Zowel de reclassering als ook betrokken hulpverlening heeft [verdachte] hiervoor gewaarschuwd, maar hij koos ervoor zijn eigen plan te trekken. Uiteindelijk bleek dat [verdachte] € 4.000 afhandig was gemaakt door dit soort oplichters. [verdachte] was hierover aanvankelijk niet open. Op 14 april 2022 werd [verdachte] om die reden teruggehaald naar [kliniek 1] . Aangezien de reclassering van mening is dat [verdachte] meer begeleiding nodig heeft dan [kliniek 3] hem kan geven, wordt besloten [verdachte] niet meer terug te laten keren naar deze woonvorm. Het proefverlof werd niet ingetrokken. Het plan was om [verdachte] zijn traject in de omgeving van Groningen verder te laten voortzetten. Echter recent is gebleken dat [verdachte] zich ook na de terugplaatsing, niet aan de afspraken kan houden.
Bij beëindiging van de tbs (zonder toezicht) bestaat voor de middellange termijn (> een jaar) nog een hoog risico is op gewelddadig (delict)gedrag. In geval van proefverlof wordt de kans op recidive ingeschat als overwegend laag, vooropgesteld dat er voldoende holding is en er wordt geïnvesteerd in contactopbouw. In principe moet dit mogelijk zijn bij een verblijf binnen een [kliniek 3] waar iets meer 'holding en containment’ kan worden geboden onder begeleiding van een Forfactteam.
De resterende risico's zijn goed af te dekken met een risicomanagement gebaseerd op verblijf in een [kliniek 3] . Een nieuwe poging om de resocialisatie te hervatten onder begeleiding van een forfactteam biedt voldoende veiligheidsborging. De recente stagnatie berustte niet op oplopende risico's binnen de delictketen (met vijandigheid en wraakzucht, al was er wel ontstemming over de financiële werkwaardering). Een LVB benadering sluit beter aan bij [verdachte] , ondanks dat zijn intellectuele capaciteiten in de
breedte niet subnormaal zijn. Het lage sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau en zijn aanpassingsvaardigheden op conceptueel, sociaal en praktisch gebied liggen evenwel op een beduidend lager niveau. Gedacht zou kunnen worden aan [kliniek 8] (onderdeel van [kliniek 6] ), een 24-uurs voorziening in Oostrum die werkt vanuit een LVB benadering. Ofschoon het risiconiveau niet per se vraagt om het resocialisatietraject voort te zetten via een FPA, is het vanuit een SGLVG voorziening zoals bijvoorbeeld de [kliniek 6] , wel mogelijk om vanuit hier gefaseerd toe te werken naar begeleide/beschermende woonvoorzieningen binnen [kliniek 6] .
Geadviseerd wordt om de maatregel tbs te verlengen voor de duur van een jaar en het bevel tot verpleging hierbij de continueren. Dit niet alleen om de voortgang na ommekomst te kunnen toetsen (dit lijkt geïndiceerd gelet op het gestagneerde traject), maar ook omdat het mogelijk lijkt dat in geval van een nieuwe resocialisatie inzet dan getoetst kan worden of voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging aan de orde kan zijn mocht [verdachte] een betere (inbeddings)start maken.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering. Daartoe heeft zij aangevoerd dat
het recidiverisico als hoog wordt ingeschat en dat het behandeltraject, na diverse incidenten en het verlopen van het verlof, weer opnieuw opgepakt moet worden. Het is duidelijk dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging over een jaar niet aan de orde zal zijn en daarom is een verlenging van de tbs-maatregel met twee jaar noodzakelijk.

6.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman

[verdachte] heeft aangevoerd dat een terugplaatsing in de kliniek niet nodig was en dat een andere setting dan [kliniek 3] voor hem gezocht had moeten worden. Nu zit hij weer in de kliniek en duurt het nog lang voordat zijn verlof kan starten. Als het niet anders kan dan gaat hij ook akkoord met een vervolgplek in het noorden, maar zijn voorkeur gaat uit naar het zuiden.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat [verdachte] te snel is teruggeplaatst naar de kliniek. Daar hebben een aantal incidenten plaatsgevonden, maar deze zijn minder heftig dan de kliniek stelt. Door onjuist handelen van de kliniek is het verlof van [verdachte] verlopen en zal een en ander weer opnieuw opgestart moeten worden. Teneinde de motivatie een positieve impuls te geven en de voortgang van het traject te volgen is een verlenging van de tbs met een jaar aangewezen.

7.De beoordeling

De rechtbank dient te beoordelen of nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis en of het gevaar voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen nog steeds vereist dat de tbs wordt verlengd.
Uit de rapportages van de deskundigen en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat bij [verdachte] sprake is van onder andere een gemengde persoonlijkheidsstoornis en een ziekelijke stoornis in het gebruik van drugs die zodanig is dat nog steeds sprake is van een hoog recidiverisico bij beëindiging van de tbs. De rechtbank is van oordeel dat daarmee wordt voldaan aan de criteria voor de verlenging van de tbs en dat dit juridische kader vooralsnog noodzakelijk blijft.
De vraag waar de rechtbank zich vervolgens voor gesteld ziet, is of de tbs dient te worden verlengd met een termijn van één of twee jaar.
Als uitgangspunt geldt dat de tbs verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van een jaar.
Uit de rapportages en het verhandelde ter zitting volgt dat de begeleiding bij [kliniek 3] voor [verdachte] niet passend is gebleken, met een terugplaatsing in de kliniek als gevolg. Het vervolgtraject dat de kliniek voor ogen heeft zal naar verwachting lange tijd in beslag nemen en over een jaar niet leiden tot een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Om die reden zou een verlenging met twee jaar geïndiceerd zijn. Uit het verhandelde ter zitting is echter ook gebleken dat de kliniek het verlof van [verdachte] heeft laten verlopen waardoor het traject onnodige vertraging heeft opgelopen. Dat de begeleiding van [kliniek 3] achteraf bezien onvoldoende was en het verlof is verlopen, is een zeer ongelukkige situatie en tevens een situatie waar [verdachte] geen (verwijtbaar) aandeel in heeft gehad. De rechtbank ziet hierin aanleiding om, in afwijking van het genoemde uitgangspunt, de tbs met verpleging van overheidswege te verlengen met slechts een jaar met als doel de ontwikkelingen op een kortere termijn te kunnen toetsen. Aan deze verlenging met een jaar mag [verdachte] niet de verwachting ontlenen dat na afloop van dit jaar de tbs (voorwaardelijk) zal worden beëindigd of opnieuw slechts met een jaar zal worden verlengd. De rechtbank kan daarop niet vooruitlopen.

8.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn gedurende welke [verdachte] ter beschikking is gesteld met verpleging van overheidswege met een jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter,
mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. F.A. van de Ven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2023.