Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde] ,wonend [adres] ,[woonplaats] ,
1.De procedure
- de dagvaarding met producties,
- de mondelinge behandeling van 19 januari 2023.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en gedaagden over de ontruiming van een woning. De eiser, vertegenwoordigd door mr. D.A. IJpelaar, vorderde dat de gedaagden, die zonder recht of titel in de woning verblijven, binnen 24 uur na betekening van het vonnis de woning zouden ontruimen. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. B.H.S. Brinkman, voerden verweer en stelden dat er een huurovereenkomst was gesloten tussen hen en de eiser.
De procedure begon met een mondelinge behandeling op 19 januari 2023, waarbij de kantonrechter de gedaagden de gelegenheid gaf om hun producties in te brengen. De eiser stelde dat hij sinds 25 november 2021 de woning huurt van Stichting Wonen Zuid en dat de gedaagden zonder recht in de woning verblijven. De gedaagden betwistten dit en stelden dat zij een huurovereenkomst met de eiser hadden gesloten, wat hen huurbescherming verleent.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden aannemelijk hadden gemaakt dat er sprake was van een huurovereenkomst. De rechter concludeerde dat de vordering van de eiser niet voldoende kans van slagen had in een bodemprocedure, waardoor het niet gerechtvaardigd was om vooruit te lopen op de uitkomst van een dergelijke procedure door de ontruiming te bevelen. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op € 793,00 werden begroot.