ECLI:NL:RBLIM:2023:887

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
C/03/310815 / HA ZA 22-477
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verkrijging van stukken en informatie in erfrechtelijke procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een erfrechtelijke vordering van eiser, die aanspraak maakt op zijn legaat en legitieme portie uit de nalatenschap van erflaatster, die op 19 februari 2020 is overleden. De erflaatster heeft in haar testament de zussen van eiser als erfgenamen en executeurs benoemd. Eiser heeft een incidentele vordering ingesteld op basis van artikel 843a Rv en artikel 4:78 BW, met als doel informatie en stukken te verkrijgen die nodig zijn voor de berekening van zijn legaat en legitieme portie. De gedaagden, die ook erfgenamen zijn, hebben verweer gevoerd en zijn in persoon verschenen, maar hebben geen advocaat gesteld na verwijzing.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de hoedanigheid van de gedaagden in deze procedure. De rechtbank kan niet vaststellen of de gedaagden de nalatenschap hebben aanvaard en in welke hoedanigheid zij zijn opgeroepen. Dit is van belang omdat volgens artikel 4:145 BW de executeur de exclusieve bevoegdheid heeft om het beheer van de nalatenschap in rechte te vertegenwoordigen. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich over deze kwestie uit te laten, te beginnen met eiser. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en voor het indienen van een leesbare versie van een productie die slecht leesbaar was.

De beslissing van de rechtbank is op 25 januari 2023 uitgesproken door mr. E.C.M. Hurkens, en de zaak zal opnieuw op de rol komen voor het nemen van een akte door eiser en het indienen van een leesbare versie van de productie.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/310815 / HA ZA 22-477
Vonnis in incident van 25 januari 2023
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: ‘eiser’ of ‘ [eiser] ’,
advocaat: mr. A.J.L.J. Pfeil te Maastricht-Airport,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats 2] ,
verschenen in persoon bij de kantonrechter, na verwijzing geen advocaat gesteld,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 3] ,
advocaat: mr. V.C.C. Luijten te Heerlen,
3.
[gedaagde 3],
te [plaats 4] ,
advocaat: mr. V.C.C. Luijten te Heerlen,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: ‘gedaagden’, of ‘ [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verwijzingsvonnis van de kantonrechter van 26 oktober 2022.
1.2.
Vervolgens is vonnis in incident bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 19 februari 2020 is [erflaatster] (hierna: erflaatster) overleden. Uit haar huwelijk met de (vooroverleden) [naam] zijn vijf kinderen geboren, te weten eiser ( [eiser] ), gedaagden ( [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ) en de niet in deze procedure betrokken broer [naam broer]
2.2.
Erflaatster heeft bij testament – voor zover thans relevant – de zussen [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als erfgenamen aangewezen en hen gezamenlijk als executeur benoemd. Volgens het testament bestaat de taak van de executeur uit het beheren van de goederen van de nalatenschap en het voldoen van de schulden daarvan.
2.3.
Aan de broers [eiser] en [naam broer] is elk een legaat van 10% van het saldo van de nalatenschap toebedeeld. Het saldo van de nalatenschap is in het testament gedefinieerd als:
“de waarde in het economisch verkeer van alle goederen van mijn nalatenschap na aftrek van de in artikel 4:7 van het Burgerlijk wetboek onder a tot en met d en i vermelde schulden van mijn nalatenschap. Als goederen komen niet in aanmerking de inboedelgoederen in de zin van artikel 3:5 Burgerlijk Wetboek.”
2.4.
[eiser] heeft aanspraak gemaakt op zijn legaat en zijn (aanvullende) legitieme portie.
2.5.
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben op 20 mei 2021 – op basis van de door hen opgestelde boedelbeschrijving – € 20.405 aan [eiser] betaald ter zake zijn legaat.

3.Het geschil in incident

3.1.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat het saldo van de nalatenschap, althans de legitimaire massa – en daarmee zijn legaat en legitieme portie – hoger is dan hetgeen volgt uit de berekening van zijn zussen. Hij heeft een incidentele vordering ingesteld op basis van artikel 843a Rv en artikel 4:78 lid 1 BW, strekkende – kort gezegd – tot verkrijging van stukken en informatie ten behoeve van de berekening van de omvang van zijn legaat en legitieme portie.
3.2.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben verweer gevoerd. [gedaagde 1] is bij de kantonrechter in persoon verschenen, maar heeft na verwijzing geen advocaat gesteld.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vordering ingesteld?
4.1.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben zich op het standpunt gesteld dat de incidentele vordering niet is ingesteld, omdat deze niet in het petitum is opgenomen. De rechtbank passeert dit verweer, nu de incidentele vordering voldoende kenbaar (met aparte kop) als onderdeel 2 in de dagvaarding is opgenomen. Gedaagden hebben bovendien inhoudelijk op deze vordering gereageerd, zodat zij niet in hun belangen zijn geschaad.
Hoedanigheid procespartij
4.2.
De rechtbank constateert echter dat zij bij de huidige stand van zaken over onvoldoende informatie beschikt om een inhoudelijke beslissing in deze zaak te kunnen nemen. Dit betreft het volgende.
4.3.
Gelet op artikel 4:145 lid 2 BW komt aan de executeur de exclusieve bevoegdheid toe om ter zake het beheer van de nalatenschap in rechte op te treden. Als gevolg daarvan zijn de erfgenamen onbevoegd in dergelijke zaken zelfstandig in rechte op te treden, of dit nu is als eiser of als gedaagde.
4.4.
In deze zaak is niet alleen onduidelijk in welke hoedanigheid gedaagden zijn opgeroepen, maar evenmin kan worden vastgesteld in welke hoedanigheid zij zouden moeten worden opgeroepen. Onduidelijk is bijvoorbeeld of zij de nalatenschap hebben aanvaard, en zo ja, hoe (zuiver of beneficiair). Uit het door eiser overgelegde testament van erflaatster (productie 3 bij dagvaarding) blijkt verder dat de drie zussen gezamenlijk zijn aangewezen als executeur, maar nergens is vermeld of, en zo ja door wie, deze benoeming is aanvaard, en of de executeur(s) nog in functie is (zijn). Hierdoor is de rechtbank niet in staat de hoedanigheid van de procespartijen te toetsen (tot welke toets zij ambtshalve is gehouden).
4.5.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich beurtelings (te beginnen met eiser) over bovenstaande kwestie bij akte uit te laten. Naast verduidelijking van de hiervoor (onder 4.4) aan de orde gestelde vragen, verneemt de rechtbank ook graag in welke hoedanigheid eiser gedaagden heeft bedoeld op te roepen, alsmede hoe gedaagden dit hebben begrepen.
4.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De hoofdzaak

5.1.
De rechtbank constateert dat productie 17 bij dagvaarding zeer slecht te lezen is. Zij verzoekt eiser een beter leesbare versie van deze productie over te leggen.

6.De beslissing

De rechtbank
In het incident:
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 8 februari 2023voor het nemen van een akte door eiser over wat is vermeld onder 4.4 en 4.5, waarna de wederpartij op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
In de hoofdzaak:
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 8 februari 2023voor overlegging van een leesbaar exemplaar van productie 17,
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C.M. Hurkens en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.