ECLI:NL:RBLIM:2023:828

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
03/122876-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaak met betrekking tot ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 1 februari 2023, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van ontuchtige handelingen met een minderjarig buurmeisje. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het seksueel binnendringen van het lichaam van het meisje en het meermalen plegen van ontuchtige handelingen in de periode van 1 maart 2021 tot en met 15 maart 2022. Tijdens de zitting op 18 januari 2023 zijn de verdachte en zijn raadsvrouw verschenen, en hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie verzocht om vrijspraak, stellende dat de verklaring van het slachtoffer onvoldoende werd ondersteund door ander bewijs.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, een minderjarige, kritisch beoordeeld. Hoewel er authentieke elementen in haar verklaring aanwezig waren, waren er ook significante twijfels over de betrouwbaarheid ervan. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de moeder van het slachtoffer en andere getuigen konden niet als steunbewijs dienen, omdat deze te herleiden waren tot de verklaring van het slachtoffer zelf. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee partijen betrokken zijn, waardoor het bewijs moeilijk te verkrijgen is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van wettigheid en overtuigendheid. Tevens werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet was veroordeeld. De rechtbank heeft de benadeelde partij veroordeeld in de kosten die door de verdachte zijn gemaakt ter verdediging van deze vordering, die tot op heden op nihil zijn begroot.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/122876-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1979,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. C.R. Pirone, advocaat kantoorhoudende te Rijen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 januari 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:in de periode van 1 maart 2021 tot en met 15 maart 2022, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn buurmeisje dat toen 7 à 8 jaar oud was, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2: in de periode van 1 maart 2021 tot en met 15 maart 2022, meermalen, ontucht heeft gepleegd met dit buurmeisje.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de beide ten laste gelegde feiten heeft begaan en verzoekt de rechtbank dan ook om de verdachte vrij te spreken. De verklaring van [minderjarige] wordt onvoldoende ondersteund door enig ander bewijs.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft eveneens integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaring van [minderjarige] onbetrouwbaar is. Haar verklaring lijkt te zijn geïnspireerd door de voorbeelden die zijn beschreven in een boekje over seksuele voorlichting dat zij heeft gelezen. Bovendien wordt deze verklaring op essentiële onderdelen onvoldoende ondersteund door andere, objectieve, bewijsmiddelen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is dat de verdachte ontucht heeft gepleegd, zodat de verdachte van beide ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het juridisch kader
Deze zaak betreft een zogenoemde zedenzaak. Zedenzaken zijn bewijstechnisch vaak lastige zaken. Dit komt omdat er vaak maar twee personen aanwezig zijn als er seksuele handelingen verricht worden, namelijk degene die zich als slachtoffer ziet en degene die als dader wordt gezien. Veelal is het dan ook nog zo dat de (belastende) verklaring van het slachtoffer lijnrecht tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte staat. Getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Ook in deze zaak is dit het geval.
In de wet is bepaald dat het bewijs dat de verdachte een feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van één bewijsmiddel, zoals een aangifte. Ook als de verklaring van een aangever betrouwbaar wordt geacht, is die enkele verklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De verklaring moet in ieder geval ondersteund worden door één bewijsmiddel uit een andere bron. Naast de aangifte is er dus steunbewijs nodig. Dat ondersteunend bewijsmateriaal mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de verklaring van de aangever
De beoordeling van de rechtbank
[minderjarige] heeft tegen haar moeder en in het studioverhoor verklaard over ontuchtige handelingen die de verdachte met haar zou hebben gepleegd. Dit zou zijn gebeurd op momenten dat [minderjarige] in de woning van de verdachte was om met zijn zoon te spelen. De rechtbank stelt voorop dat de verklaring van [minderjarige] authentieke elementen heeft, daar waar zij vertelt waar het misbruik zou hebben plaatsgevonden en de omstandigheden waaronder. Daar waar het gaat over de concrete aard van het misbruik en de manier waarop dat zou hebben plaatsgevonden, rijzen er vraagtekens. Een deel van de door [minderjarige] omschreven ontuchtige handelingen kan fysiek niet hebben plaatsgevonden op de wijze zoals zij die beschrijft.
Daarnaast wordt de verklaring van [minderjarige] onvoldoende ondersteund door – onafhankelijk – bewijs om te kunnen vaststellen dat de ten laste gelegde handelingen door de verdachte zijn begaan. Zo kunnen de verklaringen van de moeder van [minderjarige] en het door haar opgenomen gesprek met [minderjarige] niet als steunbewijs dienen, omdat deze zijn te herleiden tot één bron, te weten [minderjarige] . Ook de door zowel de moeder als de stiefvader van [minderjarige] waargenomen emoties en gedragsveranderingen bij [minderjarige] kunnen niet als steunbewijs dienen nu deze, gelet op het tijdsverloop tussen de ‘disclosure’ en het optreden van de emoties, niet per definitie in verband zijn te brengen met de vermeende ontuchtige handelingen waarover zij heeft verklaard. Uit het dossier volgen immers meer omstandigheden die in oorzakelijk verband kunnen worden gebracht met het veranderde gedrag van [minderjarige]
Om die reden is de rechtbank van oordeel dat de beide ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en de verdachte moet worden vrijgesproken.

4.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [minderjarige] vordert een schadevergoeding van 11.048,32 euro ter zake van beide ten laste gelegde feiten, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens wordt een bedrag van 25,76 aan proceskosten gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, nu zij beiden hebben aangevoerd dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw niet-ontvankelijkheid bepleit nu de materiële schade en de proceskosten niet zijn onderbouwd alsmede de hoogte van de immateriële schade nader onderzoek vereist, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor de verdachte niet zal worden veroordeeld, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard. De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten die door de verdachte zijn gemaakt ter verdediging van deze vordering, tot op heden op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de verdachte
vrijvan het tenlastegelegde;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij
[minderjarige]niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. L. Feuth en mr. C.P.W. van Well, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 15 maart 2022 te Sevenum, in de gemeente Horst aan de Maas, met [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2013, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [minderjarige] , te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [minderjarige] en/of
- het met zijn, verdachtes, vinger(s) wrijven tussen de schaamlippen van die [minderjarige] ;
feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 15 maart 2022 te Sevenum, in de gemeente Horst aan de Maas, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2013, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, en zijnde die [minderjarige] een minderjarige die (telkens) aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van en/of wrijven over de vagina van die [minderjarige] en/of
- het duwen/houden/bewegen van zijn, verdachtes, (ontblote) penis tegen de (ontblote) vagina van die [minderjarige] ;