ECLI:NL:RBLIM:2023:827

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
03.182702.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zedenzaken door tegenstrijdigheden in verklaringen van slachtoffer

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting en ontucht met een minderjarige, heeft de rechtbank Limburg op 31 januari 2023 uitspraak gedaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde verkrachting en het subsidiair tenlastegelegde plegen van ontucht. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, de aangeefster, inconsistent en tegenstrijdig waren, waardoor de rechtbank niet de overtuiging kon verkrijgen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De aangeefster had verklaard dat zij meerdere keren was verkracht, maar haar verklaringen vertoonden inconsistenties over de tijdstippen en omstandigheden van deze gebeurtenissen. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee personen bij de verweten seksuele gedragingen aanwezig zijn, waardoor de verklaringen van het slachtoffer van cruciaal belang zijn voor het bewijs. De rechtbank concludeerde dat de aangeefster niet aan de zorg of waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd, en dat er geen sprake was van een afhankelijkheidsrelatie die de verdachte in een overwichtpositie zou hebben geplaatst. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel was opgelegd. De rechtbank besloot dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten moesten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.182702.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1981,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. Z.I.B. Heuts, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 januari 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Aan verdachte is -kort gezegd- primair ten laste gelegd dat hij zich in de periode 3 oktober 2020 tot en met 22 april 2022 schuldig heeft gemaakt aan het meermaals verkrachten van [aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] 2004 (verder te noemen: aangeefster), die op dat moment minderjarig was.
Subsidiair wordt hem verweten dat hij in de periode 3 oktober 2020 tot en met 22 april 2022 meermalen ontucht heeft gepleegd met de toentertijd minderjarige aangeefster, die op dat moment aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de aangifte en de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en dat er voldoende steunbewijs te vinden is in de verklaringen van de familieleden van aangeefster, de gedragsveranderingen van aangeefster en de deskundigenrapporten van 9 en 27 juni 2022, die bevestigen dat het DNA van verdachte aan de binnen- en buitenkant van de onderbroek van aangeefster wordt aangetroffen, als ook in de vagina van aangeefster. Mocht de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit komen, dan dient de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde feit veroordeeld te worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair en het subsidiair tenlastegelegde. Er is geen sprake geweest van enige dwang. Er heeft eenmalig vrijwillig en met instemming van zowel aangeefster als verdachte seks plaatsgevonden en wel op 22 april 2022. De verdachte ontkent dat er voor die tijd seksuele contacten tussen hem en aangeefster zijn geweest. Er is onvoldoende bewijs dat er op 22 april 2022 seks heeft plaatsgevonden onder dwang. De verklaringen van aangeefster zijn niet betrouwbaar. Zij weet immers niet wat zich wanneer heeft afgespeeld. De verdachte heeft evenmin misbruik gemaakt van een lichamelijk en psychisch overwicht of van feitelijke verhoudingen. In het kader van het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging betoogd dat aangeefster niet aan de zorg of waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De primair tenlastegelegde verkrachting
De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken vaak slechts twee personen, het veronderstelde slachtoffer en de vermeende dader, bij de verweten seksuele gedragingen aanwezig zijn geweest. Dit brengt mee dat, bij een ontkennende verdachte, de verklaringen van het slachtoffer van doorslaggevend belang zijn voor het bewijs. Dat is ook in de onderhavige casus het geval. Voorzichtigheid is daarom geboden bij de beoordeling van voornoemde soort zaken. De bewijsmiddelen dienen aan een kritische analyse te worden onderworpen. Daarbij dient ook acht te worden geslagen op het beoordelingskader van de Hoge Raad. Volgens het tweede lid van artikel 342 Wetboek van Strafvordering (Sv) -dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan- kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (vgl. ECLI:NL:HR:2014:1354). Bij het voorgaande komt -als een soort overkoepelende toets- dat de rechter uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting onverminderd de overtuiging moet krijgen dat het feit is gepleegd, zoals het de verdachte wordt verweten.
De rechtbank is van oordeel dat als vaststaand moet worden aangenomen dat aangeefster en verdachte op 22 april 2022 seks hebben gehad, waarbij de verdachte met zijn penis in de vagina van aangeefster is geweest. Dit wordt zowel door de verdachte als de aangeefster verklaard. De verklaringen van aangeefster en verdachte lopen echter uiteen over de omstandigheden waaronder deze handelingen hebben plaatsgevonden. Kort gezegd komt deze standpuntentwist erop neer dat de verdachte aangeeft dat de seks vrijwillig heeft plaatsgevonden en dat dit het enige moment was dat er iets intiems tussen hem en de aangeefster heeft plaatsgevonden. De aangeefster stelt daarentegen dat zij verkracht is en dat dit vaker is gebeurd. De verklaringen van de aangeefster en de verdachte staan derhalve op cruciale punten lijnrecht tegenover elkaar.
De aangeefster heeft twee verklaringen afgelegd bij de politie: de eerste op 23 april 2022 en de tweede op 18 mei 2022. Vooropgesteld zij dat de aangeefster gedetailleerd heeft verklaard over hetgeen haar zou zijn overkomen. De rechtbank constateert echter ook inconsistenties en tegenstrijdigheden in die verklaringen.
Aangeefster verklaart dat zij meerdere malen verkracht en seksueel misbruikt is door de verdachte. In het informatief gesprek op 23 april 2022 verklaart aangeefster dat zij 15 jaar oud was toen de verdachte haar voor het eerst op een seksuele wijze betastte. Dat was twee dagen na haar 15e verjaardag. In het verhoor van aangeefster dat op 18 mei 2022 plaatsvond, verklaart zij daarover dat de eerste keer dat dit plaatsvond drie dagen na haar 16e verjaardag was. In datzelfde gesprek noemt aangeefster echter ook de datum van 3 oktober 2021 en dat zij toen 16 jaar werd. Gelet op de geboortedatum van aangeefster moet dit, zo merkt de rechtbank op, echter haar 17e verjaardag betreffen. Op een later moment in datzelfde verhoor spreekt aangeefster echter weer van seksuele handelingen die in haar 15e levensjaar plaatsgevonden zouden hebben. Aangeefster is derhalve wisselend in haar verklaringen over de periode waarin de verdachte haar verkracht zou hebben.
Verder verklaart aangeefster op 23 april 2022 dat zij alles als eerste aan haar zus, [naam zus] , zou hebben verteld. Over wat zij dan aan [naam zus] verteld heeft, verklaart aangeefster op
18 mei 2022 -op de specifieke vraag van de verbalisanten hierover- dat zij alles wat zij aan de politie verteld heeft, hetgeen redelijk gedetailleerd is, ook aan [naam zus] verteld heeft, inclusief hetgeen zij verteld heeft over het likken van haar vagina door de verdachte. De zus van aangeefster wordt op 20 juni 2022 gehoord. Zij verklaart dat aangeefster haar heeft verteld dat verdachte haar heeft aangeraakt en verkracht. Op de vraag van de politie “weet jij hoe de aanrakingen en verkrachting hebben plaatsgevonden?” antwoordt de zus van aangeefster: nee. De zus van aangeefster geeft derhalve aan niet van de details op de hoogte te zijn, terwijl aangeefster heeft verklaard dat zij dat wel zou zijn.
Uit het procesdossier blijk ook het volgende. De aangeefster is tijdens de tenlastegelegde periode vaak teruggegaan naar de verdachte, meer specifiek naar de woning van zijn moeder -die de aangeefster ‘oma’ noemde-, alwaar de verdachte ook verbleef. De aangeefster is op 21 april 2022 met de verdachte meegegaan om bij hem te gaan slapen. Zij heeft dit gedaan ondanks dat er, volgens haar verklaringen, eerdere verkrachtingen zouden hebben plaatsgevonden, en ondanks dat zij wist dat de moeder van de verdachte dan meerdere weken vanwege vakantie niet thuis verbleef, en zij dus alleen met hem in de woning zou zijn. Aangeefster blijft ook de hele dag na de veronderstelde verkrachting in de nacht van 21 op 22 april 2022 bij de verdachte in de woning van zijn moeder, terwijl aangeefster zelf op korte loopafstand van het huis van de moeder van de verdachte woont. Zij blijft zelfs in de woning als de verdachte zijn dochter gaat ophalen en zij doet diezelfde dag nog boodschappen voor de verdachte. Een dag na de verkrachting dus. Aan haar ouders vertelt aangeefster op 22 april 2022 dat zij nog een nacht bij de verdachte blijft slapen.
Deze gedragingen van de aangeefster staan op gespannen voet met haar verklaringen dat zij door de verdachte is verkracht. Waarom ging de aangeefster steeds weer terug naar de verdachte, als haar, zoals zij vertelt, steeds weer onheil stond te wachten? De rechtbank is niet gebleken dat de verdachte de aangeefster daartoe heeft gedwongen dan wel haar daarvan heeft overtuigd. De rechtbank ziet in andere, vergelijkbare zaken, met enige regelmaat dat slachtoffers, ondanks nare dingen die hen overkomen, toch steeds weer blijven teruggaan naar de veroorzaker daarvan. De gemene deler in die zaken is echter telkens een bepaalde afhankelijkheidsrelatie tussen het slachtoffer en de dader; dan wel financieel, dan wel emotioneel, dan wel anderszins. De onderhavige zaak onderscheidt zich van voornoemde zaken in dier voege dat een dergelijke afhankelijkheidsrelatie de rechtbank niet is gebleken. Evenmin is uit het dossier gebleken dat het gestelde teruggaan van de aangeefster naar de verdachte onvrijwillig is gebeurd. Zou de licht verstandelijke beperking -die blijkt uit de ter terechtzitting door de raadsvrouw van de aangeefster overgelegde brief van de behandelend psycholoog- een aanzet kunnen bieden om die onvrijwilligheid aan te nemen? Met andere woorden, is de aangeefster dermate verstandelijk beperkt dat zij niet kon inschatten welke gevolgen het steeds teruggaan naar de verdachte voor haar met zich mee zou brengen? De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Ofschoon de rechtbank onmiddellijk aanneemt dat de aangeefster kwetsbaar is, blijkt uit de voornoemde verklaring niet dat de beperking de aangeefster in de weg stond om haar wil te bepalen. Het procesdossier biedt hiervoor ook overigens geen aanknopingspunten. Wat dan overblijft is de constatering dat de aangeefster -zonder toedoen van de verdachte of andere omstandigheden- steeds naar de verdachte is teruggegaan, dit tijdens de tenlastegelegde periode, en dat zij bij hem is gebleven de dag na de vermeende verkrachting.
Bovenstaande vaststellingen doen de rechtbank twijfelen aan hetgeen er tussen de aangeefster en de verdachte is voorgevallen. Gelet hierop acht de rechtbank dan ook het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal zij de verdachte daarom daarvan vrijspreken.
Het subsidiair tenlastegelegde plegen van ontucht
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of het subsidiair tenlastegelegde, te weten het plegen van ontucht met een aan verdachtes zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, bewezen verklaard kan worden. De rechtbank stelt voorop dat uit de jurisprudentie volgt dat sprake is van ‘aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd’ als de hoedanigheid van het slachtoffer ten opzichte van de dader wordt gekenmerkt door een aanzienlijke mate van afhankelijkheid waaraan de dader een zeker overwicht tegenover de minderjarige kan ontlenen. De strekking van artikel 249 Wetboek van Strafrecht (Sr) is dan ook het verlenen van bescherming aan minderjarigen, die als gevolg van die afhankelijkheid en dat overwicht minder weerstand aan de dader kunnen bieden. Het antwoord op de vraag of een dergelijke situatie zich voordoet is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, zoals het overwicht dat tussen de verdachte en de minderjarige bestaat op grond van de aard en graad van bloedverwantschap, de plaats waar de tenlastegelegde gedragingen plaatsvonden en de leeftijd van de verdachte en van de minderjarige alsmede de duur van de betrekking tussen beiden (vgl. ECLI:NL:HR:2017:1071 en ECLI:NL:HR:1999:ZD1614). De rechtbank zal bij de beoordeling -indachtig het hiervoor onder
primair tenlastegelegdeoverwogene- enkel het voorval toetsen waarover de verdachte en de aangeefster overeenstemmend hebben verklaard: de seksuele handelingen van 22 april 2022.
De rechtbank oordeelt in dit verband als volgt. Aangeefster was op 22 april 2022 minderjarig. Zij was toen 17 jaar oud. De seksuele handelingen die tussen de verdachte en aangeefster op 22 april 2022 hebben plaatsgevonden zijn te categoriseren als ontuchtige handelingen. De wezenlijke vraag die dan beantwoord dient te worden is of de aangeefster aan de zorg of waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De aangeefster kwam en ging naar het huis van de moeder van de verdachte wanneer het haar uitkwam. Aangeefster besliste dat zelfstandig. Zij was daarvoor niet afhankelijk van de verdachte voor vervoer, nu zij op een steenworp afstand van die woning woont, noch was zij van een ander afhankelijk om van en naar die woning te komen. Zij was bekend met die woning en zij kwam daar ook in afwezigheid van de verdachte veelvuldig, als zij zijn moeder bezocht. Niet gezegd kan derhalve worden dat de aangeefster op een voor haar onbekend terrein was. De verdachte paste ook niet op aangeefster. De feitelijke verzorging van aangeefster lag bij haar ouders, ook al at aangeefster wel eens bij de verdachte, dan wel bij diens moeder. Het enkele feit dat er een aanzienlijk leeftijdsverschil was tussen de aangeefster en de verdachte kan voornoemd oordeel niet anders maken.
Ook het subsidiair tenlastegelegde kan daarom niet bewezen worden verklaard en de rechtbank zal de verdachte daarvan vrijspreken.

4.De vordering van de benadeelde partij

4.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij, aangeefster, bijgestaan door haar advocaat mr. F. Oehlen, vordert € 302,36 aan materiële schade, € 5.000,- aan toekomstige schade en € 12.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

5.De beslissing

De rechtbank:
spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde;
verklaart de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.J. Noelmans-Verbong, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. M.E.M.W. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.K. Smits, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Hij in of omstreeks de periode van 3 oktober 2020 tot en met 22 april 2022 in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, (althans een persoon) genaamd [aangeefster] (geboren op [geboortedatum 2] 2004) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- als die [aangeefster] sliep en/of in de nacht en/of in het donker naar de slaapkamer van die [aangeefster] is gegaan en/of op de slaapkamer van die [aangeefster] is gekomen en/of
- ( dicht) naast en/of bij die [aangeefster] in bed en/of op een matras is gaan en/of blijven liggen en/of
- ( onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand in de broek van die [aangeefster] is gegaan en/of
- ( onverhoeds) de onderbroek van die [aangeefster] omhoog heeft getrokken en/of
- ( onverhoeds) zijn, verdachtes, vinger(s) heeft geduwd en/of gebracht in de vagina van die [aangeefster] en/of
- toen die [aangeefster] tegen hem, verdachte, zei dat zij dat niet wilde, aan die [aangeefster] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Doe maar chill, het kan gewoon.” en/of
- toen die [aangeefster] hem, verdachte, wegduwde, (boos) aan die [aangeefster] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Waarom doe je dat?" en/of
- de broek en/of de onderbroek van die [aangeefster] heeft uitgetrokken en/of
- zijn, verdachtes, handen op/tegen de benen van die [aangeefster] heeft gelegd en/of gedaan en/of de benen van die [aangeefster] omhoog en/of naar boven heeft geduwd en/of gedaan en/of
- ( onverhoeds) de vagina van die [aangeefster] heeft gelikt en/of zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [aangeefster] heeft gebracht en/of
- aan die [aangeefster] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking):
"Vanavond gaan we een leuk avondje maken." en/of "Laten we dat nu doen." en/of
- tegen die [aangeefster] heeft gezegd dat zij alcoholhoudende drank moest drinken en/of die [aangeefster] alcoholhoudende drank heeft laten drinken en/of alcoholhoudende drank aan die [aangeefster] heeft gegeven en/of
- ( dicht) naast en/of bij die [aangeefster] op de bank is gaan en/of blijven zitten en/of (dicht) naar die [aangeefster] toe is opgeschoven, terwijl zij in de hoek van de bank zat, en/of
- toen die [aangeefster] zei dat zij het niet wilde, (onverhoeds) zijn, verdachtes, hand(en) onder de (boven)kleding en/of de bh en/of op een/de borst(en) van die [aangeefster] heeft gebracht en/of
- toen die [aangeefster] opnieuw zei dat zij het niet wilde, die [aangeefster] naar achteren en/of achterover (op de bank) heeft geduwd en/of
- de broek en/of de onderbroek van die [aangeefster] (hardhandig) heeft uitgetrokken en/of naar beneden heeft gedaan en/of (hard) aan de broek en/of de onderbroek van die [aangeefster] heeft getrokken en/of
- toen die [aangeefster] zei dat zij dit niet wilde, aan die [aangeefster] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Goh, doe normaal." en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) op/tegen de benen van die [aangeefster] heeft geduwd en/of de benen van die [aangeefster] naar boven en/of omhoog heeft geduwd en/of met zijn, verdachtes, handen op de benen van die [aangeefster] is blijven duwen (zodat dezen omhoog bleven) en/of
- tegen die [aangeefster] heeft gezegd dat zij haar voeten op de bank moest houden en/of
- ( hard en/of met kracht) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [aangeefster] heeft geduwd en/of gebracht en/of
- ( daarbij) (telkens) misbruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, lichamelijke en/of psychische overwicht op die [aangeefster] (o.a. voortvloeiend uit het grote/aanzienlijke leeftijdsverschil en/of het grote/aanzienlijke verschil in lichaamsbouw en/of (levens)ontwikkeling tussen hem, verdachte, en die [aangeefster] ) en/of
- ( daarbij) (telkens) misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, dat hij als goede vriend en/of goede bekende en/of vertrouweling van het gezin [aangeefster] en/of van de vader van die [aangeefster] , op die [aangeefster] had, waardoor verdachte (aldus) voor die [aangeefster] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of die [aangeefster] (telkens) in een situatie heeft gebracht, waarin zij zich niet of onvoldoende kon en/of durfde te verzetten tegen en/of te onttrekken aan het seksueel binnendringen van
haar lichaam en/of daaraan geen of onvoldoende weerstand kon en/of durfde te bieden en/of (telkens) een zodanige situatie voor die [aangeefster] heeft doen ontstaan dat zij dat seksueel binnendringen niet kon of wist te voorkomen;
( art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 3 oktober 2020 tot en met 22 april 2022 in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, door meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [aangeefster] te kussen en/of
- zijn, verdachtes hand(en) onder de (boven)kleding en/of de bh en/of in de broek en/of de onderbroek van die [aangeefster] te brengen en/of
- de borsten en/of de billen en/of de vagina en/of de schaamlippen van die [aangeefster] aan te raken en/of te betasten en/of te strelen en/of te likken en/of over de borsten en/of de billen en/of de vagina en/of de schaamlippen van die [aangeefster] te
wrijven en/of
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) en/of tong te duwen en/of te brengen tussen de schaamlippen en/of in de vagina en/of in/op/tegen de anus en/of op/tegen/tussen de billen van die [aangeefster] ;
( art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht )