ECLI:NL:RBLIM:2023:795

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
C/03/309047 / HA ZA 22-402
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een paard en de exceptio plurium litis consortium

In deze civiele procedure vorderen eiseressen, [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], de afgifte van een paard genaamd [naam paard]. Zij stellen dat zij de eigendom van het paard hebben verkregen door een schenking van de voormalige eigenaar [naam eigenaar], die kort na de schenking is overleden. Na het overlijden heeft de erfgename, [naam erfgenaam], het paard overgedragen aan gedaagde, die nu het paard onder zich houdt. Eiseressen zijn van mening dat gedaagde het paard zonder recht onder zich houdt.

Gedaagde heeft in zijn conclusie van antwoord een beroep gedaan op de exceptio plurium litis consortium, waarbij hij stelt dat er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Dit houdt in dat [naam erfgenaam] in de procedure betrokken had moeten worden, omdat een uitspraak zonder haar aanwezigheid zou leiden tot een onhanteerbare situatie. Eiseressen hebben hiertegen verweer gevoerd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er in dit geval geen sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. De vordering van eiseressen is gebaseerd op artikel 5:1 jo. 5:2 BW, dat de eigenaar van een zaak het recht geeft om afgifte te vorderen van de bezitter die het goed ten onrechte onder zich houdt. De rechtbank concludeert dat het niet noodzakelijk is om [naam erfgenaam] in de procedure te betrekken, en wijst het beroep van gedaagde op niet-ontvankelijkheid van eiseressen af. De rechtbank heeft vervolgens besloten tot een mondelinge behandeling om verdere inlichtingen te verkrijgen en de mogelijkheid van een schikking te onderzoeken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/309047 / HA ZA 22-402
Vonnis van 18 januari 2023
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonend te [woonplaats 1] ,
eiseressen,
advocaat mr. B.C. van Hees,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. D. Dronkers.
Partijen zullen hierna [eiseressen] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 16 november 2022
  • de akte uitlating tevens vermindering van eis aan de zijde van [eiseressen]
1.2.
Hierna is tussenvonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiseressen] vorderen in deze procedure – na wijziging van eis – voor zover thans relevant, afgifte van het paard genaamd [naam paard] (hierna: [naam paard] ). Zij stellen daartoe dat zij de eigendom van [naam paard] hebben, nu deze aan hen is geschonken door de voormalige eigenaar [naam eigenaar] , die kort daarop is overleden. Na het overlijden van [naam eigenaar] heeft zijn (enig) erfgename, [naam erfgenaam] , [naam paard] overgedragen aan [gedaagde] . [eiseressen] stellen zich op het standpunt dat [gedaagde] [naam paard] zonder enig recht onder zich houdt.
2.2.
Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] met een beroep op de exceptio plurium litis consortium geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [eiseressen] . [gedaagde] heeft daartoe gesteld dat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, op welke grond [naam erfgenaam] in de procedure had moeten worden betrokken.
2.3.
Na hiertoe bij rolbeslissing van 16 november 2022 in de gelegenheid te zijn gesteld, hebben [eiseressen] tegen het beroep op niet-ontvankelijkheid verweer gevoerd.

3.De beoordeling

3.1.
Processueel ondeelbare rechtsverhoudingen zijn rechtsverhoudingen waarbij het noodzakelijk is dat een rechterlijke beslissing daarover voor alle betrokken partijen hetzelfde luidt. Dit mag slechts worden aangenomen indien aard en inhoud van de rechtsverhouding daartoe nopen (vgl. HR 26 maart 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0911). Daarbij gaat het erom of een niet tussen alle betrokkenen gewezen uitspraak een ‘rechtens in beginsel onhanteerbare situatie’ veroorzaakt.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is een dergelijke situatie in dit geval niet aan de orde. Grondslag van de vordering van [eiseressen] is artikel 5:1 jo. 5:2 BW. Op grond van artikel 5:2 BW kan de eigenaar van een zaak afgifte vorderen van de bezitter, dan wel houder, die het goed ten onrechte onder zich houdt. Niet in geschil is dat [gedaagde] – die stelt zelf eigenaar te zijn van [naam paard] – [naam paard] nu onder zich houdt. Gelet hierop valt niet in te zien waarom het noodzakelijk zou zijn dat [naam erfgenaam] in de procedure wordt betrokken. De omstandigheid dat in deze procedure de rechtsgeldigheid van de eigendomsoverdracht van [naam erfgenaam] aan [gedaagde] wordt betwist, brengt nog niet mee dat tussen hen sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding.
De (niet nader onderbouwde) stelling dat [gedaagde] in zijn verweermogelijkheden zou worden beperkt, maakt dit niet anders. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is evenmin duidelijk welke juridische, erfrechtelijke en fiscale gevolgen voor [naam erfgenaam] het (in bovengenoemde zin) rechtens noodzakelijk maken dat zij in de procedure wordt betrokken, zodat aan die stelling van [gedaagde] voorbij wordt gegaan.
3.3.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het beroep van [gedaagde] op niet-ontvankelijkheid van [eiseressen] af.

4.Het verdere procesverloop

4.1.
Alvorens verder te beslissen oordeelt de rechtbank het raadzaam een mondelinge behandeling te bepalen, om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.2.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter zitting de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
4.3.
Op de mondelinge behandeling wordt aan de advocaten van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zijn niet toegestaan.
4.4.
Op de mondelinge behandeling zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. Partijen moeten er op voorbereid zijn, dat de rechtbank een mondeling vonnis kan wijzen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
4.5.
Partijen worden in de gelegenheid gesteld om ter rolle hun verhinderdata op te geven voor de periode juni tot en met november 2023.
4.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van
mr. E.C.M. Hurkensin het gerechtsgebouw te Maastricht aan St. Annadal 1 op een nog nader te bepalen dag en uur,
5.2.
bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
5.3.
verwijst de zaak naar de rol van
1 februari 2023voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen voor de periode
juni tot en met november 2023,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C.M. Hurkens en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH