ECLI:NL:RBLIM:2023:794

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
C/03/284266 / HA ZA 20-548
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van executeur ten behoeve van nalatenschap op één van de erfgenamen met tussenkomst door andere erfgenaam

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 18 januari 2023, betreft het een vordering van de executeur van de nalatenschap van de erflaatster tegen een van de erfgenamen. De zaak is ontstaan na het overlijden van de erflaatster, waarbij de executeur de taak heeft om de nalatenschap te beheren en de schulden te voldoen. De erfgenamen zijn betrokken in een geschil over de verdeling van de nalatenschap, waarbij een andere erfgenaam zich heeft gevoegd in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de executeur in principe toewijsbaar is, maar dat er complicaties zijn door de tussenkomst van de andere erfgenaam die verstek heeft laten gaan. De rechtbank heeft de procedure voortgezet en de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder toe te lichten. De zaak omvat ook de beoordeling van eerdere vorderingen en de rol van de executeur in de afwikkeling van de nalatenschap. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere uitlatingen van de betrokken partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/284266 / HA ZA 20-548
Vonnis van 18 januari 2023
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie, verweerder in de procedure na tussenkomst]
in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van
[erflaatster],
kantoorhoudend te [vestigingsplaats 1] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie, verweerder in de procedure na tussenkomst,
advocaat mr. R.M.H.H. Tuinstra;
tegen:

1.[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1]

in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van
[naam zoon],
laatstgenoemde als enig erfgenaam van
[erflater], overleden op [overlijdensdatum 1] ,
wonend te [woonplaats 1] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst,
advocaat mr. S. de Block;

2.[gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] ,

wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de procedure na tussenkomst,
niet verschenen;

3.[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ,

wonend te [woonplaats 1] ,
eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie
advocaat mr. S.R. Baetens.
Partijen zullen hierna ook wel de executeur, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] , [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] en [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] worden genoemd.

4.Het verloop van de procedure

4.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 december 2021;
  • het op verzoek van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] aan [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] betekende exploot van oproeping op de voet van artikel 118 Rv., met producties 1 t/m 8;
  • het tegen [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] verleende verstek;
  • de conclusie van eis, tevens houdende overlegging van producties, met producties 1 t/m 20, van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ;
  • de conclusie van antwoord na tussenkomst, tevens houdende wijziging en vermeerdering van eis in reconventie, met producties 8 t/m 17, van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ;
  • de brief van 8 februari 2022 van de executeur aan de rechtbank, met producties 14 t/m 17;
  • de conclusie van antwoord na tussenkomst, tevens akte na wijziging eis in reconventie, van de executeur;
  • de akte overlegging en toelichting producties, met producties 19 t/m 25, van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ;
  • de akte overlegging en toelichting producties, met producties 18 t/m 21, van de executeur;
  • de conclusie van antwoord na eiswijziging, tevens akte overlegging producties, met producties 21 t/m 23, van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 mei 2022;
  • het formulier B16 van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] op de rol van 18 mei 2022, houdende mededeling dat [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] haar standpunt met betrekking tot de (gestelde) vordering van [erflater] op de nalatenschap ad € 30.500,- handhaaft;
  • de akte uitlating en overlegging van producties, tevens houdende wijziging van eis in reconventie na tussenkomst, met producties 26 t/m 32 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ;
  • de akte uitlating van de executeur, met producties 22 en 23;
  • de akte uitlating van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] , met producties 24 t/m 26;
  • het formulier B16 op de rol van 30 november 2022 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ;
  • het formulier B16 op de rol 30 november van de executeur;
  • de brief van 7 december 2022 van de executeur;
  • het formulier B16 op de rol van 11 januari 2023 van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] .
4.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

5.De feiten

5.1.
Op [overlijdensdatum 2] is in [overlijdensplaats] overleden mw. [erflaatster] (hierna te noemen: moeder). Ten tijde van haar overlijden waren haar drie kinderen - [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] , [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] en [erflater] (de laatste hierna te noemen: [erflater] ), die haar enige erfgenamen zijn - in leven. Tijdens deze procedure is - op [overlijdensdatum 3] - [erflater] overleden. Zijn enige erfgenaam is zijn zoon [naam zoon] , die wordt vertegenwoordigd door zijn wettelijk vertegenwoordiger, zijn moeder [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1]
5.2.
Moeder heeft op 26 januari 2015 een uiterste wilsbeschikking laten opstellen. Daarin heeft zij - voor zover hier van belang - een executeur over haar nalatenschap benoemd, gedurende de tijd voor de afwikkeling daarvan vereist. In de wilsbeschikking is de heer [naam executeur] (hierna te noemen: [naam executeur] ), die de financieel adviseur van moeder was, tot executeur benoemd.
Inzake de taken en bevoegdheden van de executeur bevat de uiterste wilsbeschikking het volgende:
“2.TakenDe executeur heeft tot taak de goederen van mijn nalatenschap te beheren en de schulden van mijn nalatenschap te voldoen, die tijdens zijn beheer uit die goederen behoren te worden voldaan. De executeur is derhalve, voor zover van toepassing, onder meer bevoegd legaten af te geven, overeenkomsten uit te voeren en na te komen, de kosten van mijn begrafenis of crematie te voldoen, eventuele taxatie- en boedelkosten en erfbelasting die ten laste komen van erfgenamen of legatarissen te voldoen, aan verblijvensbedingen en overnemingsbedingen uitvoering te geven en schulden terzake van legitieme porties uit te keren.
3.Vertegenwoordiging
De executeur vertegenwoordigt bij de vervulling van zijn taak mijn erfgenamen in en buiten rechte.
4.‘Selbsteintritt ’
De executeur kan een legaat aan zichzelf afgeven en zelf als wederpartij optreden bij de uitvoering of nakoming van een overeenkomst.
5.Beschikken
Gedurende de executele kunnen de erfgenamen niet zonder medewerking van de executeur beschikken over (een aandeel in) de goederen van de nalatenschap. Deze medewerking kan worden vervangen door de machtiging van de kantonrechter.
Andere handelingen dan de beheershandelingen kan de executeur alleen samen met de erfgenamen verrichten.
De erfgenamen kunnen niet zonder medewerking van de executeur of machtiging van de kantonrechter, over die goederen of hun aandeel beschikken, dan voordat zijn bevoegdheid tot beheer is geëindigd.
6.Te gelde maken goederen
De executeur is bevoegd de door hem beheerde goederen te gelde te maken voor zover dit nodig is voor de tot zijn taak behorende voldoening van schulden der nalatenschap.
De executeur hoeft omtrent de keuze van de te gelde te maken goederen en de wijze van tegeldemaking niet in overleg te treden met de erfgenamen.
De executeur behoeft voor de tegeldemaking van een goed niet de toestemming van de erfgenamen.
7.Het loon
De executeur komt als loon toe het uurloon dat in zijn beroepsgroep gebruikelijk is. De executeur dient een urenspecificatie over te leggen.
De executeur heeft recht op een voorschot op zijn loon, in onderling overleg met de erfgenamen te bepalen.
De door de executeur gemaakte onkosten worden direct uit de nalatenschap aan hem voldaan.
Op grond van bijzondere omstandigheden kan op verzoek van de executeur of van een of meer van mijn erfgenamen de hiervoor vermelde beloning voor bepaalde of onbepaalde tijd anders worden geregeld. Ik bepaal dat dit verzoek moet worden gericht aan de kantonrechter binnen wiens ambtsgebied mijn laatste woonplaats is gelegen.
8.Meer executeurs
De executeur heeft de bevoegdheid bij notariële akte een of meer executeurs aan zich toe te voegen of in zijn plaats te stellen.
9.Vervanger
Indien de door mij benoemde executeur komt te ontbreken is de kantonrechter op verzoek van een belanghebbende bevoegd een vervanger te benoemen.
10.Boedelbeschrijving
De executeur moet binnen drie maanden na mijn overlijden een boedelbeschrijving, met inbegrip van een voorlopige staat van schulden van de nalatenschap opmaken en de hem bekende schuldeisers oproepen om hun vorderingen bij hem of bij de boedelnotaris in te dienen. Aan de erfgenamen wordt een afschrift van de boedelbeschrijving ter beschikking
11.Boedelnotaris
De executeur is bevoegd zonodig een boedelnotaris aan te wijzen.
12.Informatieplicht
De executeur moet aan een erfgenaam alle door deze gewenste inlichtingen
omtrent de uitoefening van zijn taak geven.
13.Rekening en Verantwoording
De executeur is verplicht jaarlijks en bij het einde van zijn beheer rekening
en verantwoording af te leggen aan mijn erfgenamen. De executeur geeft
jaarlijks aan de erfgenamen een overzicht van de voor de belastingheffing
van belang zijnde inkomsten en kosten.
14.Uitvaart
Ik leg op de executeur de last mijn begrafenis danwel crematie te regelen.
15.Einde taak en beheer
De taak en het beheer van de executeur eindigt:
a. wanneer de executeur zijn werkzaamheden heeft voltooid;
b. door zijn dood, het ten aanzien van hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling, zijn faillietverklaring, zijn ondercuratelestelling of door de onderbewindstelling van een of meer van zijn goederen als bedoeld in titel 19 boek 1 Burgerlijk Wetboek;
c. door ontslag dat de kantonrechter hein met ingang van een bepaalde dag verleent.”
Voorts wordt in de uiterste wilsbeschikking het volgende bepaald:
“F. VRIJSTELLING INBRENGIk stel mijn afstammelingen vrij van de verplichting tot inbreng van giften in mijn nalatenschap, op welk tijdstip deze ook zijn gedaan, tenzij bij een gift schriftelijk anders is bepaald en zulks met uitzondering van de schenking die ik aan mijn dochter [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heb verstrekt bij en ter gelegenheid van de verwerving van haar eigen woning.”
5.3.
[naam executeur] heeft de benoeming tot executeur op 4 maart 2015 aanvaard. Bij beschikking van 10 oktober 2019 van de kantonrechter van deze rechtbank is [naam executeur] , op zijn verzoek, ontslagen als executeur. Bij dezelfde beschikking is [eiser in conventie, verweerder in reconventie, verweerder in de procedure na tussenkomst] voornoemd in zijn plaats tot executeur benoemd.
5.4.
Bij brief van 27 oktober 2005 heeft Rabobank Kerkrade e.o. U.A. (hierna te noemen: Rabobank) moeder en [erflater] een financieringsvoorstel gedaan. Het voorstel betrof de verstrekking van twee leningen - één aan moeder en één aan [erflater] - ter aflossing van bestaande leningen. De beide nieuwe leningen zouden aflossingsvrij zijn en zouden geen vooraf bepaalde looptijd kennen.
Het financieringsvoorstel is door Moeder en [erflater] aanvaard (de aldus gesloten overeenkomst hierna, in navolging van de executeur, te noemen: financieringsovereenkomst I). Op 1 november 2005 heeft Rabobank, ter uitvoering van financieringsovereenkomst I:
- een bedrag ad € 187.000,- ter beschikking gesteld aan [erflater] , en
- een bedrag ad € 200.000,- ter beschikking gesteld aan moeder.
Uit de ‘verdere uitwerking’ in financieringsovereenkomst I volgt:
- dat de lening aan moeder uitsluitend mocht worden gebruikt voor de herfinanciering van bestaande leningen bij Rabobank, en
- dat de lening aan [erflater] uitsluitend mocht worden gebruikt voor de financiering van de gedeeltelijke overname van
“diverse panden”.
5.5.
Bij brief van 31 oktober 2005 heeft [naam 1] , verbonden aan het bij de onder 5.6. te vermelden levering betrokken notariskantoor, ING als volgt bericht:
‘Bij deze deel ik mede dat op dinsdag 1 november aanstaande de overdracht zal
plaatsvinden waarbij mevrouw [erflaatster] voornoemd deonverdeelde helftvan de
woning aan de [adres 1] te [plaats 1] zal overdragen aan haar zoon de
heer [erflater] , geboren te (…) en wonende te (…).Deze overdracht zal plaatsvinden onder gestanddoening van de lopende schuld aan
uw bank, waarvoor hypothecaire zekerheid werd gegeven bij akte verleden voor
notaris Oostwegel, van welke akte een afschrift werd ingeschreven bij voormelde
Dienst op tweeëntwintig december daarna in register Hypotheken 3, deel 6544
nummer 14.
De heer [erflater] voornoemd zal de met het eigendom corresponderende aandeel in dc
hypothecaire schuld als medeschuldenaar gaan voldoen.
Graag verneem ik voor genoemde datum of uw bank instemt met bovengenoemde
(gedeeltelijke) schuldovername.’
5.6.
Bij notariële akte van 7 november 2005 (hierna te noemen: de leveringsakte), gevolgd door de inschrijving ervan in de openbare registers, heeft moeder aan [erflater] geleverd het een/tweede onverdeelde aandeel in een aantal registergoederen. Het betreft de volgende registergoederen/onroerende zaken:
- het pand [adres 1] te [plaats 1] (hierna te noemen: registergoed A);
- de panden [adres 2] te [plaats 1] (hierna te noemen: registergoed B);
- het pand [adres 3] , te [plaats 2] (hierna te noemen: registergoed C).
5.7.
De levering heeft plaatsgevonden ter uitvoering van de (in de leveringsakte neergelegde) koopovereenkomst tussen moeder en [erflater] ter zake het genoemde aandeel in de registergoederen A t/m C (deze koopovereenkomst hierna te noemen: de koopovereenkomst). De door [erflater] aan moeder verschuldigde koopprijs voor de aandelen in de panden bedroeg in totaal € 155.000,-.
5.8.
Volgens artikel 2 lid 1 onder b van de leveringsakte was registergoed A ten tijde van de levering bezwaard met een eerste recht van hypotheek ten gunste van Internationale Nederlanden Bank N.V. (hierna te noemen: ING), voor een vordering van pro resto € 136.134,06. Volgens dezelfde bepaling was registergoed B bezwaard met een eerste recht van hypotheek ten gunste van Coöperatieve Rabobank Spekholzerheide B.A., voor een vordering van pro resto € 100.002,-. Verder was registergoed C volgens dezelfde bepaling bezwaard met een eerste recht van hypotheek ten gunste van Coöperatieve Rabobank Posterholt B.A., voor een vordering van pro resto € 17.199,-.
5.9.
Artikel 7 (“Bijzondere verklaringen koper”) lid 3 van de leveringsakte luidt als volgt:
“3. Koper verklaart voorts om met ingang van heden mede voor zijn rekening te nemen en als (mede)schuldenaar tezamen met verkoper als eigen schuld te voldoen, het met voormelde gerechtigdheid in het verkochte corresponderende aandeel in alle verplichtingen, onder meer voortvloeiende uit de aan de hiervoor vermelde akten van hypotheekverlening ten grondslag liggende overeenkomsten van geldlening.”
5.10.
Verder houdt de leveringsakte onder “Verklaring overdrachtsbelasting” het volgende in:
“Partijen verklaren nog dat de waarde in het economische verkeer van het verkochte registergoed gelijk is aan de tegenprestatie, welke tegenprestatie door partijen is gesteld op gemelde koopsom vermeerderd met de helft van de thans met betrekking tot het verkochte bestaande (hypothecaire) schulden, zijnde een totaal bedrag groot: tweehonderd eenentachtig duizend zeshonderd zevenenzestig euro en vijftig eurocent (€ 281.667,50), zodat aan overdrachtsbelasting is verschuldigd een bedrag van zestien duizend achthonderd negenennegentig euro (€ 16.899,00).”
5.11.
Bij notariële akte van 7 november 2005 (hierna: de hypotheekakte) hebben moeder en [erflater] gezamenlijk aan Rabohypotheekbank N.V. en Rabobank een recht van hypotheek verstrekt op de registergoederen A en B, dit tot zekerheid voor een vordering van in totaal € 742.500,- (€ 550.000,- hypotheekbedrag en € 192.500,- rente en kosten). Het hypotheekrecht heeft gediend tot zekerheid van de terugbetaling van de (nieuwe) lening ad € 200.000,- aan moeder (zie rov. 5.4.), waarmee zij de bestaande hypothecaire leningen in verband met de registergoederen B en C heeft afgelost. Het hypotheekrecht heeft daarnaast gediend tot zekerheid van de terugbetaling van de (nieuwe) lening aan [erflater] ad € 187.000,- (zie opnieuw rov. 5.4.), waarmee hij de verwerving van het een/tweede aandeel in de registergoederen A, B en C heeft gefinancierd.
5.12.
Bij brief van 16 augustus 2006 heeft Rabobank moeder en [erflater] een tweede financieringsvoorstel gedaan. Het voorstel betrof de verstrekking van een geldlening ad
€ 136.000,- aan moeder en [erflater] gezamenlijk, met hoofdelijke aansprakelijkheid van beiden voor het geheel, ter aflossing van de bestaande geldlening in verband met registergoed A bij ING. Het financieringsvoorstel is door moeder en [erflater] aanvaard (de aldus gesloten overeenkomst hierna, in navolging van de executeur, te noemen: financieringsovereenkomst II). Op 23 augustus 2006 heeft Rabobank het genoemde bedrag ad € 136.000,- ter beschikking gesteld, waarna moeder de lening bij ING in verband met registergoed A heeft afgelost.
5.13.
De executeur heeft op 18 februari 2020 € 200.000,- en op 8 mei 2020 € 136.000,- betaald aan Rabobank, ter aflossing van de schulden van moeder aan Rabobank. Om de beschikking te krijgen over de benodigde gelden heeft de executeur panden uit de nalatenschap verkocht.
5.14.
De executeur heeft [erflater] bij brief van 24 augustus 2020 gesommeerd om uiterlijk op 7 september 2020 een bedrag ad € 119.557,08 aan hem te betalen. Ter onderbouwing van deze sommatie heeft de executeur verwezen naar een bij zijn brief gevoegde e-mail en een eveneens bijgevoegde, eerder door mr. Tuinstra voornoemd aan [erflater] , [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] en [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] verzonden brief van 24 augustus 2020. Uit deze brief volgt, samengevat, dat de executeur van mening is dat de boedel naar aanleiding van de aflossing van de schulden van moeder aan Rabobank een regresvordering heeft op [erflater] en dat het tot de taken van de executeur behoort om deze namens de nalatenschap te innen.
5.15.
Moeder heeft op 21 oktober 2009 een woning aan [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] geschonken met een waarde ad € 150.000,-. In de daarvan opgemaakte notariële akte is het volgende opgenomen:
“(…) INBRENG
De schenker verklaart dat onderhavige schenking door de begiftigde dient te worden ingebracht in de nalatenschap.(…)”.
5.16.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 mei 2022 zijn door de executeur, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] , [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] en (de tijdens de mondelinge behandeling als toehoorder verschenen) [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] de volgende afspraken gemaakt (en neergelegd in het proces-verbaal):
‘1 De executeur zal uit de gelden van de eenvoudige gemeenschap/gemeenschap II bij wege van voorschot een bedrag uitkeren aan partij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] van € 10.000,-- in verband met huisvestingskosten over een periode tot en met december 2022. Deze afspraak is gemaakt tussen executeur en partij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] . Partij [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] en de heer [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] stemmen hiermee in.
2. De panden aan de [adres 4] te [plaats 1] , en aan de [adres 1] te [plaats 1] zullen worden verkocht. Daartoe zal gebruik worden gemaakt van de diensten van de makelaars [naam makelaars] , partijen genoegzaam bekend. De executeur zal de verkoopactiviteiten coördineren. De executeur zal ook een taxateur, anders dan de hiervoor genoemde makelaars, aanwijzen, die de panden zal taxeren en zal de partijen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] en [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] en de heer [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] op de hoogte stellen van de uitkomst van de taxatie. De executeur zal, mede op basis van de taxatie, de beslissing tot verkoop van de panden mogen nemen.
3. De panden aan de [adres 2] te [plaats 1] zullen worden getaxeerd door de makelaars [naam makelaars] . De kosten van de taxatie zullen worden gedragen door de eenvoudige gemeenschap/gemeenschap II.
4. Partij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] trekt alle door haar gevoerde niet-ontvankelijkheidsverweren en alle daarmee vergelijkbare verweren die afdoen aan de bevoegdheid van de rechtbank om een inhoudelijk oordeel te geven over de desbetreffende kwestie in.
5. Partij [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] zal de rechtbank op de rol van 18 mei 2022 berichten over haar standpunt ter zake de schuld van de nalatenschap van € 30.500,- aan partij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] .
6. Partij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] zal de rechtbank op de rol van 18 mei 2022 berichten over haar standpunt ter zake de sieraden van moeder.
7. Mr. de Block zal op de rol van 18 mei 2022 mogen reageren op de akte overlegging en toelichting productie van de executeur.
8. Partijen zullen de rechtbank op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen in de zaak. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol van 13 juli 2022 voor vonnis. De rechtbank zal in deze zaak niet bij vervroeging vonnis wijzen, om alle betrokkenen in staat te stellen om hun geschillen zoveel mogelijk in onderling overleg te beëindigen’.

6.Het geschil

in conventie, in reconventie en na de tussenkomst

6.1.
De onderhavige zaak heeft betrekking op een aantal - naar inhoud en naar betrokken procespartijen te onderscheiden - geschillen.
in conventie
6.2.
Dat is in de eerste plaats het geschil in conventie - aanvankelijk tussen de executeur en [erflater] , inmiddels tussen de executeur en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] - over het al dan niet bestaan van een schuld van [erflater] / [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] aan de nalatenschap tot een bedrag ad € 126.667,50.
6.2.1.
De executeur heeft ter toelichting op zijn desbetreffende vordering (hierna in navolging van de executeur te noemen: de regresvordering), voor zover hier van belang, als volgt gesteld.
6.2.2. De verplichting van [erflater] uit hoofde van de in 2005 met moeder gesloten koopovereenkomst bestaat niet alleen:
- uit betaling van de daarin genoemde koopsom ad € 155.000,-, maar ook
- uit betaling van de helft van de op dat moment bestaande hypothecaire schulden met betrekking tot de registergoederen A t/m C.
Nu deze laatste schulden volgens de leveringsakte op dat moment in totaal € 253.335,- bedroegen, is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] de helft daarvan, zijnde € 126.667,50, verschuldigd aan de nalatenschap. De juistheid van deze opvatting volgt niet alleen uit de inhoud van artikel 7 lid 3 van de leveringsakte (hierna: artikel 7 lid 3), maar ook uit de in de leveringsakte opgenomen “Verklaring overdrachtsbelasting”. Daarin wordt de waarde in het economisch verkeer van het door [erflater] verkregen aandeel in de genoemde registergoederen gesteld op € 281.667,50, zijnde de koopprijs ad € 155.000,- en de helft van het totaalbedrag van de in de leveringsakte genoemde schulden, zijnde (€ 253.335,06 : 2 =) € 126.667,50.
6.2.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 16, aanhef en onder b, eerste opsommingsstreepje, van de door Rabobank gehanteerde en toepasselijke algemene voorwaarden is door het overlijden van moeder de vordering van Rabobank op moeder terstond opeisbaar geworden. Omdat de executeur de schulden van moeder aan Rabobank in verband met de registergoederen A t/m C volledig heeft afgelost, heeft hij, namens de nalatenschap, nu een verhaalsrecht op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] en wel tot het genoemde bedrag ad € 126.667,50, aldus nog steeds de executeur.
6.2.4.
In verband met het voorgaande is het van belang om onderscheid te maken tussen:
- de relatie van moeder en [erflater] jegens Rabobank, die in hoofdzaak volgt uit de beide financieringsovereenkomsten, en
- de interne verhouding tussen moeder en [erflater] , die in hoofdzaak volgt uit de inhoud van de leveringsakte en met name uit artikel 7 lid 3 daarin.
Daarom is (volgens de executeur) niet van belang dat de lening van Rabobank ad € 200.000,- uit hoofde van financieringsovereenkomst I uitsluitend op naam van moeder is gesteld. Uit artikel 7 lid 3 volgt dat deze schuld ook [erflater] aanging in zijn relatie tot zijn moeder, en dat (de aflossing van) deze schuld nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] aangaat in haar relatie tot de nalatenschap.
In financieringsovereenkomst II is in de relatie tot de bank sprake van hoofdelijk medeschuldenaarschap van [erflater] . Hier volgt al uit de (externe) relatie tussen [erflater] en Rabobank dat de schuld (ook) hem aanging, en nu dus (ook) [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] aangaat.
6.2.5.
Gelet op al het voorgaande heeft de nalatenschap (volgens de executeur) een vordering op [erflater] / [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] tot het bedrag dat volgt uit de leveringsakte, namelijk
€ 126.667,50. Deze vordering vindt mede haar grondslag in artikel 6:212 BW (voor zover het betreft de lening van Rabobank aan moeder ad € 200.000,-) en artikel 6:10 BW (voor zover het betreft de lening van Rabobank aan moeder en [erflater] ad € 136.000,-).
6.2.6.
De executeur vordert op basis van het voorgaande dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. a. voor recht verklaart dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] de regresvordering verschuldigd is aan de nalatenschap, en
b. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] deswege veroordeelt tot betaling aan de boedel van een bedrag
ad € 126.667,50 in hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente, primair te rekenen vanaf 7 september 2020, subsidiair vanaf datum dagvaarding, tot aan de dag der voldoening, alsmede vermeerderd met kosten, waaronder de buitengerechtelijke incassokosten en overige kosten op grond van artikel 6:96 lid 2 BW, waaronder de voor vergoeding in aanmerking komende redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, welke kosten begroot kunnen worden op € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] veroordeelt in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
6.2.7.
De vordering is door [erflater] - en wordt inmiddels door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] - gemotiveerd weersproken. De verweren en betwistingen zullen, voor zover van belang, hierna worden weergegeven en beoordeeld (zie de rov. 7.3. e.v.).
na de tussenkomst6.3. Een tweede geschil is aanhangig gemaakt door [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] als tussenkomende partij. Het geschil betreft de verdeling van de nalatenschap en, in verband daarmee, de verdeling van de voormalige gemeenschap tussen moeder en [erflater] , thans tussen de nalatenschap en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] (deze laatste gemeenschap hierna, in navolging van de executeur en [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] , te noemen: de eenvoudige gemeenschap).
6.3.1.
[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] vordert, samengevat, dat de rechtbank allereerst de eenvoudige gemeenschap verdeelt en pas daarna de nalatenschap. Ter toelichting op haar vordering heeft [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] verder, voor zover hier van belang, als volgt gesteld.
De eenvoudige gemeenschap
6.3.2.
Tot de eenvoudige gemeenschap behoren in ieder geval nog de registergoederen A en B. Deze dienen te worden verkocht, waarna het deel van de opbrengst dat aan de nalatenschap toekomt onder de erfgenamen kan worden verdeeld. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] gaat er daarbij van uit dat toebedeling van deze registergoederen aan een van de deelgenoten in de eenvoudige gemeenschap - de nalatenschap of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] - of aan een van de andere erven - [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] of [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] - niet tot de mogelijkheden behoort. In haar conclusie van eis (nr. 33) heeft [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] een concrete (deel)vordering ter zake de door haar beoogde verkoop van de registergoederen opgenomen.
6.3.3.
Bij de verdeling van de eenvoudige gemeenschap moet volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] rekening worden gehouden met de omstandigheid dat aan die gemeenschap toebehorende gelden in het vermogen van [erflater] terecht zijn gekomen. Ter zake bestaan nu (volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ) vorderingsrechten [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] Het gaat daarbij om:
- door [erflater] ontvangen huurinkomsten van registergoed A ( [adres 1] ) en van appartementen die deel uitmaken van registergoed B ( [adres 2] ,
- een subsidie verstrekt voor de renovatie van de gevel van pand [adres 2] , die door [erflater] op zijn privérekening is ontvangen, en
- door [erflater] gedane contante opnamen van een bankrekening van de eenvoudige gemeenschap.
6.3.4.
In verband met de bedrijfsruimte [adres 1] is [erflater] (volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ), zonder overleg met de executeur, met de huurder ervan overeengekomen dat deze met ingang van maart 2020 geen huur hoefde te betalen in verband met de toen geldende coronamaatregelen. Tot deze zelfstandige huurkorting was [erflater] niet bevoegd. In de administratie heeft de executeur een afwijkende huurovereenkomst aangetroffen, voor een huurbedrag ad € 850,- per maand, welke huur op de privérekening van [erflater] mocht worden overgemaakt. Vanaf 1 maart 2020 tot september 2021 heeft [erflater] aldus in verband met [adres 1] op zijn privérekening een totaalbedrag ad € 22.490,- aan huurpenningen ontvangen.
6.3.5.
Met betrekking tot het appartement [adres 1] is [erflater] een huurovereenkomst aangegaan met de nieuwe huurder per 1 december 2020. Ook deze huurovereenkomst is zonder overleg met de executeur gesloten en de desbetreffende huurpenningen zijn vervolgens op de privérekening van [erflater] gestort. Het totaal aan aldus betaalde huur over de periode december 2020 tot en met augustus 2021 bedraagt € 7.515,-.
6.3.6.
Ten aanzien van het appartement [adres 2] heeft [erflater] zonder medeweten van de executeur een huurovereenkomst gesloten per 1 november 2020, waarbij is overeengekomen dat de huur op de privérekening van [erflater] kan worden gestort. Het gaat om een periode van vier maanden (november 2020 tot en met februari 2021), met een huur ad € 435,- per maand, derhalve om € 1.740,-.
6.3.7.
Ten slotte heeft [erflater] (ook) ten aanzien van het appartement [adres 2] een (nieuwe) huurovereenkomst gesloten zonder de executeur daarin te kennen, en wel met ingang van mei 2020. De overeengekomen huur bedraagt € 425,- per maand en is (behoudens één uitzondering) betaald aan [erflater] . Over een periode van elf maanden (mei 2020 tot en met januari 2021) heeft [erflater] zich aldus een bedrag ad € 4.675,- toegeëigend.
6.3.8.
Gelet op dit een en ander heeft [erflater] zich (volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ) ten onrechte € 36.420,- aan huurpenningen toegeëigend.
6.3.9.
De aan de eenvoudige gemeenschap toegekende subsidie ad € 12.000,-, voor het eerste deel van de renovatie van de gevel van [adres 2] , is niet door de eenvoudige gemeenschap ontvangen, maar door [erflater] op zijn privérekening. Er zijn daarbij geen facturen of betalingsbewijzen bekend waaruit kan blijken dat het subsidiebedrag door [erflater] is gebruikt om de renovatie te betalen. In de administratie van de eenvoudige gemeenschap bevinden zich bescheiden waaruit blijkt dat de werkzaamheden aan de gevel zijn betaald met gelden van een bankrekening van de eenvoudige gemeenschap. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] gaat er daarom van uit dat het bedrag ad € 12.000,- niet is gebruikt ten behoeve van de eenvoudige gemeenschap.
6.3.10.
Ten slotte heeft [erflater] in de periode van november 2018 tot en met september 2019, zonder toestemming van executeur [naam executeur] , een totaalbedrag ad € 57.092,21 opgenomen van een bankrekening van de eenvoudige gemeenschap. [erflater] heeft deze opnames nooit toegelicht tegenover de executeur. Zij hadden niet te maken met (het reguliere beheer van) de eenvoudige gemeenschap.
6.3.11.
In totaal is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] daarom (volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ) aan de eenvoudige gemeenschap € 105.512,21 verschuldigd, waarmee in het kader van de verdeling daarvan rekening moet worden gehouden.
6.3.12. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] wijst op het bestaan van artikel 3:194 lid 2 BW en vordert (cve nr. 53.) dat de rechtbank op grond daarvan zal oordelen dat [erflater] zijn aandeel in de huurinkomsten, de subsidie en de opnames van de rekening van de eenvoudige gemeenschap heeft verbeurd. [erflater] handelwijze heeft er immers toe geleid dat hij opzettelijk tot de eenvoudige gemeenschap behorende goederen heeft verzwegen, dan wel zoekgemaakt, dan wel verborgen. Daarbij is van belang dat de executeur nimmer is betrokken bij de wijzigingen van de huurovereenkomsten ter zake de [adres 1] en [adres 2] en dat [erflater] wist dat hij niet de enige eigenaar was van de registergoederen en daarmee niet enkel voor zichzelf aanspraak kon maken op de genoemde gelden, aldus [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] . De rechtbank begrijpt dat [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] stelt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] nu de gevolgen van het handelen van [erflater] moet dragen.
6.3.13.
Vanaf de sterfdatum van moeder tot en met november 2021 zijn (volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ) voorts voor een totaalbedrag ad € 33.284,34 betalingen gedaan van een rekening van de eenvoudige gemeenschap. De betalingen lopen door tot op heden en hebben betrekking op de hypothecaire geldlening ad € 187.000,- van Rabobank in verband met de verwerving van het een/tweede aandeel in de registergoederen A t/m C door [erflater] . Deze betalingen gaan dus enkel [erflater] - en nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] - aan. Het vorderingsrecht ter zake maakt deel uit van de eenvoudige gemeenschap. Met het bestaan ervan moet rekening worden gehouden in het kader van de verdeling van die gemeenschap.
6.3.14.
Van de eenvoudige gemeenschap maken ten slotte deel uit de saldi op drie bankrekeningen, met nummers eindigend op 199, 618 en 093. Deze bankrekeningen worden sinds juni 2021 beheerd door [naam 3] Vastgoed Beheer B.V. te Heerlen (hierna te noemen: [naam 3] ), die vanaf juni 2021 ook het beheer voert over de registergoederen A en B. De saldi van deze bankrekeningen dienen volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] - uiteindelijk - te worden betrokken in de verdeling van de eenvoudige gemeenschap.
6.3.15.
In haar conclusie van eis (nrs. 61-63) heeft [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] haar (deel)vordering tot verdeling van de eenvoudige gemeenschap meer concreet uitgewerkt, rekening houdend met al het voorgaande. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] vordert dat bij de verdeling, voor zover het schulden van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] aan de eenvoudige gemeenschap betreft, toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3:184 lid 1 BW.
De nalatenschap
6.3.16.
Na de verdeling van de eenvoudige gemeenschap dient volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] de nalatenschap te worden verdeeld. In verband met haar desbetreffende vordering heeft [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] als volgt gesteld.
6.3.17.
De omstandigheid dat de vereffening van de nalatenschap door de executeur nog niet volledig is afgerond, staat volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] niet in de weg aan de verdeling van de nalatenschap zoals door haar gevorderd. De goederen waarvan verdeling wordt gevorderd zijn namelijk niet nodig voor tijdens de vereffening te betalen schulden. Als op dit punt twijfel zou bestaan, dan kan de rechtbank in elk geval een verdeling vaststellen dan wel een wijze van verdelen gelasten onder de voorwaarde van beëindiging van de vereffening/executele.
6.3.18.
De nalatenschap van moeder omvat (in elk geval) de volgende goederen:
- de panden aan de [adres 4] te [plaats 1] (hierna: registergoed D);
- het saldo van de ervenrekening, bij opgave groot € 148.120,46, nadien gewijzigd;
- de inhoud van een tweetal bij de Sparkasse te Aken (Duitsland) gehuurde kluizen;
- de vordering van de nalatenschap op [erflater] ad € 126.667,50, exclusief wettelijke rente en kosten;
- het een/tweede aandeel in de eenvoudige gemeenschap.
6.3.19.
Bij de verdeling van de nalatenschap moet rekening worden gehouden met de aan [naam 3] (die thans ook registergoed D beheert) verschuldigde vergoeding bij het einde van haar beheer en met het salaris van de executeur.
6.3.20.
[erflater] heeft gesteld dat hij een vordering ad € 30.500,- heeft op de nalatenschap, als rechtsopvolger van moeder. Het bestaan van de vordering wordt door [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] betwist, omdat daarvan geen bewijsstukken zijn overgelegd. Dat het bestaan van de schuld door [naam executeur] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] is erkend is niet relevant; zij kunnen de nalatenschap op dit punt niet binden, aldus [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] .
6.3.21.
Waar het betreft de verdeling van de nalatenschap vordert [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] allereerst dat registergoed D openbaar wordt verkocht. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] gaat er daarbij van uit dat toebedeling van dit registergoed aan een van de erven niet tot de mogelijkheden behoort. In haar conclusie van eis (nr. 78) heeft [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] een concrete (deel)vordering ter zake de door haar beoogde verkoop van registergoed D opgenomen.
6.3.22.
Na de verdeling van de eenvoudige gemeenschap en de verkoop van registergoed D, dit een en ander zoals door haar voorgestaan, bestaat de nalatenschap (volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ) uitsluitend nog uit een geldbedrag, dat zich gemakkelijk voor verdeling leent en daarnaast de inhoud van de kluizen te Aken.
6.3.23.
[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] vordert dat de door de executeur ingestelde regresvordering ad € 126.667,50 in de verdeling van de nalatenschap wordt betrokken. Inhoudelijk is [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] het eens met de executeur en sluit zij zich aan bij de onderbouwing door de executeur van de bedoelde vordering. In aanvulling op het standpunt van de executeur stelt [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] nog het volgende.
6.3.24.
Voorafgaand aan de levering van het aandeel in de registergoederen A, B en C conform de leveringsakte hebben moeder en [erflater] al hebben gesproken over de gezamenlijke herfinanciering van de bestaande hypothecaire geldleningen. De desbetreffende financieringsafspraak (financieringsovereenkomst I) maakte daarom integraal onderdeel uit van de tussen moeder en [erflater] overeengekomen (beheers)regeling, die erop neerkwam dat [erflater] onmiddellijk de afgesproken koopprijs ad € 155.000,- zou betalen en dat hij met moeder gezamenlijk - en [erflater] daarmee voor de helft - draagplichtig zou zijn ter zake de nieuw af te sluiten hypothecaire leningen.
6.3.25.
De tussen moeder en [erflater] gesloten koopovereenkomst moet worden uitgelegd conform de Haviltex-leer. Dat leidt (volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ) tot de conclusie dat moeder en [erflater] hebben bedoeld dat [erflater] het bedrag ad € 126.667,50 pas verschuldigd zou zijn na de aflossing van de nieuwe hypothecaire geldleningen. De desbetreffende vordering is dus pas onlangs ontstaan en kan, zoals de executeur terecht heeft gesteld, worden gebaseerd op artikel 6:10 BW (voor zover het betreft de lening ad € 136.000,-) en op analoge toepassing van artikel 6:10 BW en/of ongerechtvaardigde verrijking (voor zover het betreft de lening ad
€ 200.000,-). Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat moeder op enig moment een zo belangrijk bedrag aan [erflater] heeft willen schenken. Dat is des te minder het geval als wordt gelet op de wijze waarop moeder haar schenking aan [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft ingekleed, met een uitdrukkelijke verplichting tot inbreng (zie hierna).
6.3.26.
Bij de verdeling van de nalatenschap moet (volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ) worden betrokken dat de executeur inmiddels aan alle erfgenamen een voorschot op hun erfdeel heeft uitgekeerd. Volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft zij een bedrag ontvangen ad € 93.537,66 (en niet € 95.537,66 of
€ 96.537,66), heeft [erflater] een bedrag ontvangen ad € 58.700,- en heeft [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] een bedrag ontvangen ad € 143.246,39.
6.3.27.
Verder moet bij de verdeling worden betrokken het feit dat moeder op 21 oktober 2009 een woning met een waarde ad € 150.000,- aan [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft geschonken en daarbij heeft bepaald dat die schenking niet is vrijgesteld van de verplichting tot inbreng. Het bedrag ad € 150.000,- dient daarbij volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] niet te worden verhoogd met de in artikel 4:233 lid 1 BW bedoelde rente. Dat zij bij leven van moeder een gift verkreeg, was volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] niets meer dan een vooruitbetaling van een toekomstig deel van de nalatenschap. Moeder had volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] niet de bedoeling om het bedrag ad € 150.000,- op enigerlei wijze te verhogen met de rente als bedoeld in voormeld artikel. Zou de verhoging namelijk wél worden toegepast, dan zou [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] bij de uiteindelijke verdeling een lager bedrag ontvangen dan [erflater] en [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] , dit gelet op de lange duur van de vereffening en verdeling. Volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] is dat in strijd met de wens van moeder om haar kinderen zoveel mogelijk gelijkelijk te bevoordelen. Bijtelling van rente is volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ook uiterst onredelijk, omdat de executele lang aansleept. [erflater] en [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] hebben zich bij de vereffening/verdeling niet constructief opgesteld. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] acht het onjuist en apert onredelijk dat [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] en [erflater] ten opzichte van het erfdeel van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] worden bevoordeeld door het innemen van een houding die de verdelingsmogelijkheden frustreert en waardoor het door [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] in te brengen bedrag met € 9.000,- per jaar wordt verhoogd met beweerdelijk verbeurde rente. Op grond van dit alles stelt [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] bovendien dat het van toepassing laten zijn van de rente bedoeld in artikel 4:223 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Mocht [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] rente verschuldigd zijn, dan is dat een enkelvoudige rente, aldus nog steeds [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] .
6.3.28.
Bij de verdeling van de nalatenschap moet volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] rekening worden gehouden met de mogelijk relevante inhoud van twee kluizen bij de Sparkasse te Aken. De inhoud daarvan is niet bekend. In haar conclusie van eis (nr. 115) heeft [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] een concrete deelvordering ter zake de verdeling van de kluisinhoud opgenomen.
6.3.29.
Bij de verdeling van de nalatenschap hoeft (volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ) geen rekening te worden gehouden met de sieraden van moeder, omdat die door moeder bij leven aan haar, [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] , zijn geschonken.
6.3.30.
[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] vordert (cve nr. 19) dat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 3:178 lid 2 BW zal bepalen dat eerst de schulden van de nalatenschap worden voldaan, alvorens tot een definitieve verdeling van de activa daarvan wordt gekomen.
vordert ten slotte dat bij de verdeling, voor zover het schulden van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] aan de nalatenschap betreft, toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3:184 lid 1 BW.
6.3.31.
[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft haar verdelingsvorderingen ingesteld jegens haar mede-erfgenamen [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1]
De vorderingen worden door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] gemotiveerd weersproken. De verweren en betwistingen zullen, voor zover van belang, hierna worden weergegeven en beoordeeld (zie de rov. 7.3. e.v. en 7.4. e.v.).
[gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] heeft, na behoorlijk te zijn opgeroepen op de voet van artikel 118 Rv, verstek laten gaan. Gelet op, kort gezegd, de ondeelbare rechtsverhouding waarvan sprake is in verband met de nalatenschap (en het daarin begrepen aandeel in de eenvoudige gemeenschap) zal ten aanzien van [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] worden beslist zoals ten aanzien van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] zal geschieden.
6.3.32.
De executeur is, gelet op het door [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] gevorderde, geen partij in het geschil na tussenkomst. De rechtbank heeft de executeur, gelet op diens huidige taak en gelet op de overlappende vorderingen en standpunten in conventie en na tussenkomst, niettemin in staat gesteld om te reageren op de conclusie van eis na tussenkomst van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] en op de desbetreffende verweren van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] De inbreng van de executeur (in hoofdzaak opgenomen in zijn conclusie van antwoord na tussenkomst, tevens akte na wijziging eis in reconventie) zal, voor zover relevant, hierna aan de orde komen.
in reconventie
6.4.
Een derde geschil was aanvankelijk aanhangig gemaakt door [erflater] , bij wege van vordering in reconventie jegens de executeur. De desbetreffende vordering had betrekking op de taakuitoefening (en de aanstelling) van de executeur.
Bij conclusie van antwoord na tussenkomst tevens houdende wijziging en vermeerdering van eis in reconventie heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] de oorspronkelijke vordering in reconventie gewijzigd in een drietal vorderingen (A t/m C) jegens de executeur, betrekking hebbend op diens taakuitoefening, en aangevuld met een vordering (D) jegens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] en [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] , met betrekking tot de verdeling van de eenvoudige gemeenschap (door haar Gemeenschap I genoemd).
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 mei 2022 heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] alle (in conventie) jegens de executeur en (in de procedure na tussenkomst) jegens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] gevoerde ontvankelijkheidsverweren (en daarmee vergelijkbare verweren) ingetrokken, evenals haar eigen vordering in reconventie.
Bij akte uitlating en overlegging producties, tevens houdende wijziging eis in reconventie na tussenkomst van 18 mei 2022, heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] gesteld dat zij haar vorderingen in reconventie weliswaar heeft ingetrokken, dit om een spoedige verdeling mogelijk te maken, maar dat zij in de procedure na tussenkomst niettemin en wederom een vordering in reconventie - jegens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] en [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] - wenst in te stellen. Die nieuwe eis heeft betrekking op de sieraden van moeder (hierna te noemen: de sieraden).
In verband met de nieuwe eis in reconventie is, inhoudelijk, het volgende van belang.
6.4.1.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] stelt dat op het moment van overlijden van moeder, op [overlijdensdatum 2] , de sieraden zich bevonden in de woning van moeder te [plaats 3] . Kort na het overlijden van moeder heeft [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] de woning van moeder betreden en vervolgens zonder toestemming van [erflater] en [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] (onder meer) alle sieraden meegenomen. Sindsdien houdt zij deze onder zich.
Nadat [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] de sieraden onder zich had genomen, zijn de erven (volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ) overeengekomen dat de sieraden in de verdeling van de nalatenschap zouden worden betrokken, in die zin dat zij onderling en naar evenredigheid van ieders aandeel in de nalatenschap zouden worden verdeeld, met een financiële compensatie in geval van over- dan wel onderbedeling. [erflater] en [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] konden er op dat moment mee instemmen dat alle sieraden zouden worden toebedeeld aan [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] en dat zij daarvoor financieel zouden worden gecompenseerd, met dien verstande dat de dochter van [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] iets voor haarzelf zou mogen uitzoeken uit de collectie van haar oma. De sieraden zijn vervolgens in opdracht van de deelgenoten door juwelier [naam juwelier] te [vestigingsplaats 2] getaxeerd. De getaxeerde waarde van de collectie van 42 sieraden bedroeg volgens de taxateur op 3 juli 2015 € 67.267,-. Het taxatierapport (althans afdrukken van foto’s ervan) is overgelegd als productie 27.
Eind 2019/aanvang 2020 heeft [erflater] , met instemming van [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] , besloten om met [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] af te spreken dat de dochter van [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] haar keuze kon maken. Toen besloot [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] echter (volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ) om niet langer haar medewerking aan de verdeling te verlenen en kwam [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] plots met een verklaring van haar oom, volgens wie de sieraden door moeder bij haar leven aan [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] zouden zijn geschonken. Dat dit is gebeurd is sindsdien ook het standpunt van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] zelf. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] betwist de juistheid van de opvatting van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] en, daarmee, van de verklaring van de oom. Volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] was moeder op de dagen die oom in zijn verklaring noemt erg ziek en waren gesprekken nauwelijks nog mogelijk, later zelfs geheel onmogelijk, omdat moeder zich in een subcomateuze toestand bevond.
Volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] waren zowel [erflater] als [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] onbekend met de (gestelde) schenking. Moeder heeft daarover met [erflater] noch [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] gesproken. Ook [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft dat volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] niet gedaan, tot het moment dat zij zich vijf jaren na het overlijden van moeder op de verklaring van oom beriep. Ook [naam executeur] (als adviseur van moeder) en (andere) betrokken derden waren onbekend met de (gestelde) schenking. Veelzeggend is volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] dat in het testament, dat een maand voor moeders overlijden is opgemaakt, geen melding wordt gemaakt van (de gestelde schenking van) de sieraden.
6.4.2.
De nieuwe eis in reconventie luidt, samengevat, dat de rechtbank:
1. voor recht dient te verklaren dat [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] de sieraden onrechtmatig onder zich houdt;
2. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] dient te veroordelen om binnen veertien dagen na datum vonnis de 42 sieraden, zoals omschreven in het taxatierapport, af te geven aan de executeur, op verbeurte van een dwangsom ad € 100.000,-, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
Uit de toelichting op de vordering volgt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] wil dat de sieraden, als onderdeel van de nalatenschap, opnieuw worden getaxeerd en dat zij ermee kan instemmen dat aan haar nicht één sieraad wordt toebedeeld en dat de andere sieraden aan [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] worden toebedeeld, met een financiële compensatie voor de andere tweeerven vanwege hun onderbedeling.
6.4.3.
De (nieuwe) vordering in reconventie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] jegens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] en [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] , en hetgeen deze partijen (en de executeur) dienaangaande over en weer hebben gesteld, komt aan de orde in rov. 7.2.

7.De beoordeling

in conventie en in reconventie

7.1.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft, als gezegd, tijdens de mondelinge behandeling op 3 mei 2022 alle in conventie en in de procedure na tussenkomst gevoerde ontvankelijkheidsverweren (en alle daarmee vergelijkbare verweren, die ertoe strekken te verhinderen dat de rechtbank toekomt aan een beoordeling ten gronde) ingetrokken, evenals haar eigen vordering in reconventie (zie ook rov. 5.16). Gelet hierop behoeft de ontvankelijkheid van de executeur en van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] in hun respectieve vorderingen geen bespreking, waarbij opmerking verdient dat de rechtbank geen reden ziet om de kwestie ambtshalve aan de orde te stellen.
in reconventie
7.2.
De vordering in reconventie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] zoals opgenomen in haar akte van 18 mei 2022 (zie rov. 6.4.5.) betreft een volledig nieuwe vordering. Dat is des te meer het geval als wordt gelet op de tijdens de mondelinge behandeling gemaakte afspraken (zie rov. 5.16.). Gelet op het bepaalde in artikel 137 Rv is de vordering daarom te laat ingediend. De rechtbank zal [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ter zake dan ook niet-ontvankelijk verklaren. De inhoudelijke onderbouwing van de vordering, die betrekking heeft op één aspect van de verdeling van de nalatenschap (en de reactie daarop van de zijde van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ) zal de rechtbank betrekken bij de beoordeling van de vordering van deze laatste (zie de rov. 7.4.11. e.v.).
in conventie en na de tussenkomst
de eenvoudige gemeenschap
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak allereerst moet worden geoordeeld over omvang en verdeling van de eenvoudige gemeenschap en dat pas daarna kan worden geoordeeld over omvang en verdeling van de nalatenschap. Het aandeel van moeder in de eenvoudige gemeenschap met [erflater] behoort immers tot de nalatenschap.
7.3.1.
De rechtbank zal hierna achtereenvolgens ingaan op:
- de verschuldigdheid door [erflater] / [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] van het bedrag ad € 126.667,50,
- de door [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] gestelde andere vorderingen van de eenvoudige gemeenschap op [erflater] / [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] in verband met door [erflater] ‘omgeleide’ gelden, en
- omvang en verdeling van de eenvoudige gemeenschap.
7.3.2.
Het bedrag ad € 126.667,50: Zowel de executeur als [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] stellen dat de eenvoudige gemeenschap dan wel de nalatenschap thans een vordering heeft op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ter hoogte van € 126.667,50. De onderbouwing van deze standpunten heeft de rechtbank, samengevat, weergegeven in de rov. 6.2.1. e.v. en 6.3.23. e.v.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft tegen de vorderingen van de executeur en [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] diverse verweren gevoerd. Deze verweren treffen naar oordeel van de rechtbank geen doel, waartoe als volgt wordt overwogen.
7.3.3. De rechtbank stelt vast dat moeder en [erflater] in november 2005 het - kennelijk - erover eens waren dat [erflater] vanaf het moment van de levering van zijn een/tweede aandeel in de onroerende zaken A-C de helft van de financiële verplichtingen in verband met deze onroerende zaken voor zijn rekening zou gaan nemen en als medeschuldenaar met moeder als eigen schuld zou gaan voldoen. Deze verplichting hebben zij vervolgens laten opnemen in artikel 7 lid 3 van de leveringsakte (zie rov. 5.9.). Met deze verplichting correspondeert de inhoud van de OB-verklaring in dezelfde leveringsakte, waaruit kan worden opgemaakt dat moeder en [erflater] het er destijds - kennelijk - over eens waren dat de waarde van het door [erflater] te verkrijgen een/tweede aandeel in de genoemde onroerende zaken gelijk was aan de door hem te betalen koopprijs, met daarbij opgeteld de helft van de op het moment van de levering bestaande hypotheekverplichtingen (zie rov. 5.10.).
De rechtbank verwerpt het verweer van [erflater] / [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] dat erop neer komt dat de genoemde bepalingen slechts in de leveringsakte zijn opgenomen om (mogelijke) problemen met de fiscus ter zake schenkingsbelasting te voorkomen. Als dit de enige reden was om de bepalingen op te nemen, dan valt, bijvoorbeeld (andere voorbeelden volgen hierna), niet in te zien waarom zijdens de betrokken notaris vervolgens op 31 oktober 2005 een serieuze poging is ondernomen om [erflater] mede-schuldenaarschap jegens ING daadwerkelijk doorgevoerd te krijgen (zie rov. 5.5.). Het is daarbij niet goed voorstelbaar dat de notaris een dergelijke poging geheel op eigen houtje zou ondernemen, zoals [erflater] / [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] lijken te suggereren (cva nr. 4.10.). De rechtbank gaat ervan uit dat het genoemde contact met ING is terug te voeren tot afspraken tussen moeder en [erflater] , en dan met name de afspraak die op 7 november 2005 als artikel 7 lid 3 zou worden neergelegd in de leveringsakte.
7.3.4.
Een deel van de tot dan toe bestaande hypotheekverplichtingen aan Rabobank is op de dag van de levering van het een-tweede aandeel aan [erflater] tenietgegaan en vervangen door een nieuwe hypotheekverplichting, opnieuw aan Rabobank (zie rov. 5.11.). De bestaande schuld aan ING is vervolgens in augustus 2006 teniet gegaan en vervangen door een nieuwe hypotheekschuld, ook hier aan Rabobank (zie rov. 2.12.). Deze vervangingen hebben geen afbreuk gedaan aan [erflater] verplichting om op grond van het genoemde artikel 7 lid 3 de helft van de financiële verplichtingen in verband met de onroerende zaken A-C voor zijn rekening te nemen; ook de verplichtingen uit hoofde van de nieuw afgesloten leningen vallen daaronder.
De rechtbank verwerpt daarmee het verweer van [erflater] / [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] , die stellen dat artikel 7 lid 3 alleen heeft gegolden voor de op 7 november 2005 bestaande leningen, zoals uitdrukkelijk genoemd in de leveringsakte. Dit verweer is niet in overeenstemming met de inhoud van artikel 7 lid 3, waarin sprake is van
‘alleverplichtingen,
onder meervoortvloeiende uit…’. Uitgaande van de opvatting van [erflater] / [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] zou artikel 7 lid 3 zijn gaan gelden op 7 november 2005, maar zou de bepaling op dezelfde dag ook weer grotendeels betekenisloos zijn geworden. Onmiddellijk na ondertekening van de leveringsakte is namelijk de hypotheekakte ondertekend, waardoor de vervanging van de ‘oude’ leningen van Rabobank door de ‘nieuwe’ lening van Rabobank een feit was. [erflater] / [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] hebben niet kunnen uitleggen waarom, uitgaande van hun opvatting, artikel 7 lid 3 (met de hiervoor genoemde ruimte formulering) is opgenomen in de leveringsakte.
Daar komt bij dat [erflater] in augustus 2006 de volledige (hoofdelijke) aansprakelijkheid jegens Rabobank op zich heeft genomen voor de nakoming van de verplichtingen uit de toen nieuw afgesloten lening ad € 136.000,-. De rechtbank ziet daarin een gevolg geven, door [erflater] , aan het bepaalde in artikel 7 lid 3. [erflater] / [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] hebben niet deugdelijk toegelicht hoe deze gang van zaken anders moet worden begrepen.
7.3.5.
Ter zake de eerder afgesloten lening ad € 200.000,- was uitsluitend moeder jegens Rabobank aansprakelijk. Daaruit volgt echter niet dat deze lening [erflater] , in de onderlinge relatie met zijn moeder, niet aanging. De rechtbank verwerpt het desbetreffende verweer van [erflater] / [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] . Zij miskennen daarmee in de eerste plaats dat het hypotheekrecht tot zekerheid van de terugbetaling van de lening ad € 200.000,- door moeder en [erflater] gezamenlijk is gevestigd op de registergoederen A en B (zie rov. 5.11.). Reeds hieruit blijkt de betrokkenheid van [erflater] , vanaf het eerste begin, bij de lening aan moeder.
Verder moet worden bedacht dat het
‘mede voor zijn rekening te nemen’, waarvan sprake is in artikel 7 lid 3, ook kan worden gerealiseerd zonder dat sprake is van (extern) mede-schuldenaarschap. In dit verband verdient opmerking dat de executeur, onweersproken, heeft gesteld dat moeder en [erflater] in verband met het beheer van de eenvoudige gemeenschap gebruik maakten van een gezamenlijke bankrekening, waarop alle huuropbrengsten van de onroerende zaken werden ontvangen en met behulp waarvan ook alle aan die onroerende zaken verbonden lasten werden betaald, daaronder begrepen (voor zover hier van belang) de lasten verbonden aan de leningen van Rabobank ad € 200.000,- en ad € 136.000,-. Deze gang van zaken kan, opnieuw, worden begrepen als nakoming, door [erflater] , van het bepaalde in artikel 7 lid 3 van de leveringsakte. [erflater] / [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] hebben niets gesteld dat afdoet aan dit oordeel.
7.3.6.
Gelet op het voorgaande hecht de rechtbank geen belang aan de stelling van [erflater] dat moeder hem na 2005 nimmer heeft aangesproken op zijn financiële verplichtingen. Voor een dergelijk aanspreken (in de zin van: wijzen op een tekortschieten) bestond geen reden. De maandelijkse hypotheeklasten (zijnde uitsluitend rentelasten) werden, zoals vermeld, betaald van de bankrekening van de eenvoudige gemeenschap. Daarmee voldeed [erflater] voor dat moment aan zijn verplichtingen op grond van artikel 7 lid 3. De hypothecaire leningen ad € 200.000,- en € 136.000,- waren aflossingsvrij, met een niet vooraf bepaalde looptijd (zie rov. 5.4.). Over de aflossing van de hypotheken, en de daaruit voor [erflater] voortvloeiende verplichtingen, hoefden moeder en [erflater] daarom niet per se te spreken, niet in 2005 maar ook niet in 2015.
7.3.7.
De rechtbank verwerpt, gelet op al het voorgaande, ook het verweer dat moeder [erflater] een bedrag ter hoogte van het verschil tussen de koopprijs en de in de akte genoemde economische waarde heeft willen schenken. Een uitdrukkelijke aanwijzing voor het bestaan van de wil bij moeder om [erflater] een bedrag van ruim € 126.000,- te schenken, in de vorm van een daarop betrekking hebbende mondelinge of schriftelijke uiting of handeling van moeder, is gesteld noch gebleken. Het enkele (gestelde) stilzwijgen is daarvoor onvoldoende. In lijn met de vanaf 2005 voortdurende bijdrage van [erflater] aan de rentebetalingen (zie rov. 7.3.5.), waarover moeder en [erflater] het kennelijk eens waren, ligt het voor de hand om ervan uit te gaan dat moeder, zou zij niet voortijdig zijn overleden, ook zou hebben verlangd dat [erflater] zou hebben bijgedragen aan een latere aflossing van de leningen. [erflater] / [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] hebben niets gesteld dat de rechtbank tot een ander oordeel kan leiden.
7.3.8.
De rechtbank verwerpt, ten slotte, het beroep van [erflater] / [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] op verjaring. De relevante verjaringstermijn is aangevangen op het moment dat de regresvordering is ontstaan. Dat is het geval geweest op het moment dat de executeur de bestaande schulden aan Rabobank volledig heeft afgelost en daarmee, ten laste van de nalatenschap, méér aan schulden voor zijn rekening heeft genomen dan terecht was op grond van het bepaalde in artikel 7 lid 3. De aflossing van de ten tijde van de levering in 2005/2006 bestaande schulden aan Rabobank en ING is in dit verband niet van belang; de rechtbank verwijst naar hetgeen werd overwogen en geoordeeld in rov. 7.3.4.
7.3.9.
De conclusie luidt:
(1) dat de de executeur ten behoeve van de nalatenschap jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] terecht aanspraak maakt op betaling van € 126.667,50 in hoofdsom, en
(2) dat ook de desbetreffende (deel)vordering ten behoeve van de nalatenschap van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] voor toewijzing in aanmerking komt.
De vordering van de executeur tere zake wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten kan, als zijnde onweersproken, eveneens worden toegewezen.
Op de verdere consequenties van deze oordelen komt de rechtbank terug in rov. 7.4.3., in verband met de omvang en de verdeling van de nalatenschap.
7.3.10.
Huurpenningen, subsidie en opnames: Volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] aan de eenvoudige gemeenschap een bedrag ad € 105.512,21 verschuldigd, wegens door [erflater] ten onrechte naar zijn privévermogen ‘omgeleide’ huurpenningen en andere gelden van de eenvoudige gemeenschap. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft ter zake een (deel)vordering ingesteld. Ter ondersteuning van deze vordering heeft [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] zich beroepen op overzichten van de executeur, die deze heeft opgesteld naar aanleiding van het door hem gevoerde beheer. De executeur heeft in zijn akte overlegging en toelichting producties een toelichting gegeven op deze overzichten, waarbij [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] zich in haar akte uitlating heeft aangesloten. De concrete vordering die in deze kwestie ter beoordeling voorligt is niettemin – uitsluitend – een vordering van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] en [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] .
7.3.11.
De vordering heeft, voor zover het de huurpenningen betreft, betrekking op een bedrag ad € 36.420,-. De executeur heeft in zijn genoemde akte gesteld dat het bedrag aan gemiste huurpenningen inmiddels is opgelopen tot € 42.220,-. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft naar aanleiding hiervan haar eis niet vermeerderd, zodat de rechtbank hierna het genoemde bedrag van
€ 36.420,- tot uitgangspunt zal nemen.
7.3.12.
In zijn genoemde toelichting heeft de executeur, onweersproken, gesteld dat hij de kwestie ‘huurpenningen’ in een vroeg stadium – buitengerechtelijk – heeft voorgelegd aan [erflater] , maar dat deze laatste een deugdelijke toelichting op de gang van zaken schuldig is gebleven. Omdat de kwestie geen deel uitmaakt van het geschil in conventie heeft [erflater] zich daarover in rechte niet kunnen uitlaten. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] is daartoe wel in staat geweest, maar heeft zich aanvankelijk beperkt tot het voeren van ontvankelijkheidsverweren. In haar akte overlegging en toelichting producties heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] voor het eerst, summier, inhoudelijk verweer gevoerd. Pas na de mondelinge behandeling heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] , in haar akte uitlating en overlegging producties tevens houdende wijziging eis in reconventie na tussenkomst, meer uitgebreid inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] . In verband met dit verweer overweegt de rechtbank als volgt.
7.3.13.
Uit het verweer van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] in verband met de huurpenningen volgt allereerst dat zij niet ten gronde betwist dat [erflater] na het overlijden van moeder nadere afspraken heeft gemaakt met huurders van panden die deel uitmaken van de eenvoudige gemeenschap, die ertoe hebben geleid:
(a) dat minder huur is betaald dan op grond van de tot dan toe geldende huurovereenkomsten verschuldigd was, en
(b) dat die huur niet is gestort op de daarvoor bestemde bankrekening van de eenvoudige gemeenschap.
[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft gemotiveerd gesteld dat [erflater] niet bevoegd was tot het maken van deze afspraken. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft deze stelling niet uitdrukkelijk, laat staan deugdelijk onderbouwd, weersproken. De rechtbank verwerpt daarom de verweren van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] die zijn gebaseerd op de door [erflater] gemaakte nadere afspraken.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft verder erkend dat [erflater] in totaal een bedrag ad € 17.245,- aan huurinkomsten heeft geïncasseerd op een eigen bankrekening. Het verweer dat het niet méér is geweest dan dit bedrag, heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] in hoofdzaak onderbouwd met behulp van – volgens haar volledige – overzichten van (huur)betalingen op één bankrekening op naam van [erflater] . [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft in verband daarmee weliswaar betwist dat [erflater] stelselmatig huur en borg contant heeft geïnd, maar heeft erkend dat dit in een enkel geval wél is gebeurd en heeft de gemotiveerde stellingen van de executeur over enkele andere gevallen onvoldoende weerlegd. Ook andere concrete stellingen van de executeur (waarbij [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] zich heeft aangesloten) heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] - wellicht bij gebrek aan voldoende eigen inzicht in de gang van zaken rondom de eenvoudige gemeenschap - niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weerlegd.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] volgen in haar - als zodanig deugdelijk onderbouwde - stelling dat de eenvoudige gemeenschap door toedoen van [erflater] een bedrag ad € 36.420,- aan huurinkomsten is misgelopen en dat de eenvoudige gemeenschap nu een vordering heeft op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] tot datzelfde bedrag.
7.3.14.
In verband met de kwestie ‘subsidie’ heeft de vordering van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] betrekking op een bedrag ad € 12.000,-.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft hiertegen, bij wege van zelfstandig verweer, een beroep gedaan op verrekening. Tegenover de door [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] geldend gemaakte vordering staat volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] een tegenvordering vanwege door [erflater] uit eigen vermogen betaalde verbouwingskosten ad € 60.000,-.
De rechtbank verwerpt dit verweer als zijnde onvoldoende onderbouwd. Het genoemde bedrag ad € 60.000,- heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ontleend aan een zeer summier ‘rapport’ van [naam 2] (prod. 15 [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ). De onderbouwing van de voor het slagen van het verrekeningsverweer essentiële stelling dat het genoemde bedrag ad € 60.000,- door [erflater] is betaald uit zijn eigen vermogen volgt niet uit het ‘rapport’ en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft die onderbouwing ook elders niet gegeven.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] volgen in haar - als zodanig deugdelijk onderbouwde - stelling dat de eenvoudige gemeenschap door toedoen van [erflater] een bedrag ad € 12.000,- aan subsidie is misgelopen en dat de eenvoudige gemeenschap nu een vordering heeft op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] tot datzelfde bedrag.
7.3.15.
In verband met de kwestie van de ‘opnames’ heeft de vordering van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] betrekking op een bedrag ad € 57.092,21.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft erkend dat [erflater] een bedrag ad € 20.844,26 ten behoeve van zichzelf heeft opgenomen, maar heeft de vordering voor het overige betwist. Het resterende bedrag (€ 57.092,21 -/- € 20.844,26 = € 36.247,95) heeft [erflater] volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] aangewend ten behoeve van reguliere beheersdaden ten gunste van de eenvoudige gemeenschap. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] beroept zich op de omschrijvingen van de afzonderlijke opnames in de brief van voormalig executeur [naam executeur] van 14 augustus 2019 (productie 15 cve na tussenkomst).
De rechtbank overweegt als volgt. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft, op goede gronden, de ruimte genomen om in haar akte uitlating (ook) te reageren op het inhoudelijke verweer van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1]
[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] is daarbij echter niet, en zeker niet voldoende concreet, ingegaan op de kwestie van de ‘opnames’ en heeft ter zake evenmin een specifiek bewijsaanbod gedaan.
De rechtbank verbindt daaraan de conclusie dat de vordering van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ter zake de opnames slechts toewijsbaar is toe het genoemde bedrag ad € 20.844,26 en dat zij voor het overige als zijnde onvoldoende onderbouwd dient te worden afgewezen.
7.3.16.
[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft gevorderd dat de rechtbank op grond van artikel 3:194 lid 2 BW zal oordelen dat [erflater] zijn aandeel in de huurinkomsten, de subsidie en de opnames van de rekening van de eenvoudige gemeenschap heeft verbeurd. Volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] is aan de vereisten zoals genoemd in artikel 3:194 lid 2 BW voldaan.
De rechtbank zal de vordering afwijzen. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] miskent dat artikel 3:194 lid 2 BW is geplaatst in de tweede afdeling van titel 7 van Boek 3 BW. De bepaling is alleen van toepassing op de gemeenschappen zoals genoemd in artikel 3:189 lid 2 BW. De eenvoudige gemeenschap behoort daartoe niet.
7.3.17.
Omvang en verdeling: Rekening houdend met al het voorgaande oordeelt de rechtbank in verband met omvang en verdeling van de eenvoudige gemeenschap als volgt.
7.3.18.
Van de eenvoudige gemeenschap maken thans in de eerste plaats deel uit de registergoederen A en B (zie rov. 5.6.).
[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft gevorderd dat deze beide registergoederen worden verkocht en geleverd aan (een) derde(n) en dat de netto-verkoopopbrengst wordt gestort op een van de bankrekeningen van de eenvoudige gemeenschap.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft hiermee ingestemd voor wat betreft registergoed A ( [adres 1] ). Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] aangegeven dat zij, zo mogelijk, aanspraak wil maken op toedeling aan haar van registergoed B ( [adres 2] ). In het formulier B16 op de rol van 30 november 2022 heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] aangegeven dat zij alsnog instemt met de verkoop en levering van registergoed B aan een derde.
Dit betekent dat de (deel)vordering van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] zoals opgenomen in haar conclusie van eis na tussenkomst onder nr. 33. in principe kan worden toegewezen.
7.3.19.
Van de eenvoudige gemeenschap maken verder deel uit de gelden op een drietal bankrekeningen (zie rov. 6.3.14.). Het saldo van een van deze bankrekeningen zal (aanzienlijk) toenemen naar aanleiding van de verkopen en leveringen zoals genoemd in rov. 7.5.1. en zal (beperkt) afnemen ten gevolge van de voldoening van de laatste schulden van de eenvoudige gemeenschap (aan beheerder [naam 3] ).
De gelden op de bankrekeningen kunnen daarna - in uitgangspunt: bij helfte - worden verdeeld over de beide gerechtigden, te weten: de nalatenschap en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] .
7.3.20.
Daarbij dient evenwel rekening te worden gehouden met het vorderingsrecht van de eenvoudige gemeenschap op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ter hoogte van (€ 36.420,- + € 12.000,- +
€ 20.844,26 =) € 69.264,26, in verband met de hiervoor besproken kwestie van de huurpenningen, subsidie en opnames.
Verder dient rekening te worden gehouden met het vorderingsrecht van de eenvoudige gemeenschap op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ad € 33.284,23 (+ PM) in verband met de omstandigheid dat de eenvoudige gemeenschap sinds het overlijden van moeder (enkel) door [erflater] verschuldigde hypotheekrentes heeft betaald (en nog steeds betaalt). De desbetreffende (deel)vordering van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] is door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] niet betwist.
De beide genoemde vorderingsrechten van de eenvoudige gemeenschap op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] dienen te worden toegerekend op haar aandeel in de eenvoudige gemeenschap.
Bij de verdeling dient verder rekening te worden gehouden met het voorschot ad € 10.000,- dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft ontvangen naar aanleiding van de daarover tijdens de mondelinge behandeling gemaakte afspraak (zie rov. 5.16.).
7.3.21.
De (deel)vordering van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ter zake de verdeling van de eenvoudige gemeenschap als geheel (zie cve na tussenkomst nr. 71-73) kan in principe, maar rekening houdend met het voorgaande en dus niet volledig, worden toegewezen.
De nalatenschap
7.4.
De rechtbank zal hierna oordelen over omvang en verdeling van de nalatenschap. De rechtbank zal achtereenvolgens ingaan op:
- registergoed D,
- het aandeel van de nalatenschap in de eenvoudige gemeenschap,
- de vordering op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ad € 126.667,50,
- de schenking door moeder aan [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ,
- de inhoud van de kluizen te Aken;
- de sieraden;
- de (gestelde) schuld van de nalatenschap aan [erflater] ad € 30.500,-,
- de (overige) schulden van de nalatenschap ( [naam 3] , executeur),
- omvang en verdeling van de nalatenschap,
- de reeds aan de erven uitgekeerde voorschotten.
7.4.1.
Registergoed D: De vordering van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] strekt tot verkoop en levering van registergoed D ( [adres 4] ) aan een derde, onder bijschrijving van de netto-verkoop opbrengst op de ervenrekening.
De vordering is door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] niet weersproken en kan in principe worden toegewezen zoals opgenomen in de conclusie van eis na tussenkomst van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] onder nr. 78.
7.4.2.
Het aandeel in de eenvoudige gemeenschap: De verdeling van de eenvoudige gemeenschap zal erin resulteren dat een geldbedrag wordt bijgeschreven op de ervenrekening. Dit bedrag dient in de verdeling van de nalatenschap te worden betrokken (zie verder rov. 7.4.16.).
7.4.3.
De vordering op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1]: De rechtbank heeft in het voorgaande geoordeeld dat de nalatenschap een vorderingsrecht heeft op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ad € 126.667,50. Dit vorderingsrecht dient te worden betrokken in de verdeling van de nalatenschap en dient daarbij op grond van artikel 3:184 lid 1 BW (en artikel 4:228 lid 1 BW) te worden toegerekend op het aandeel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] in de nalatenschap.
7.4.4.
De schenking aan [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3]: Vast staat, ook voor [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] , dat op haar de verplichting rust om een bedrag ad € 150.000,- als gift in te brengen in de nalatenschap, dit naar aanleiding van de schenking aan haar door moeder van een onroerende zaak met deze waarde op 21 oktober 2009.
De verplichting tot inbreng is allereerst neergelegd in de tussen moeder en [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] opgemaakte akte houdende levering ingevolge schenking uit 2009. In die akte (prod. 19 cve na tussenkomst) is de waarde van de schenking gesteld op € 180.000,-. Bij akte van rectificatie van 29 oktober 2010 is de waarde vervolgens gesteld op € 150.000,-. In deze akte (prod. 20 cve na tussenkomst) wordt herhaald dat de schenking door [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] dient te worden ingebracht. De verplichting tot inbreng is ten derde neergelegd in de bepaling onder F. in het testament van moeder (zie rov. 5.2.). Aan dit laatste doet niet af dat de verplichting is geformuleerd als een uitzondering op de in de desbetreffende bepaling als hoofdregel vooropgestelde vrijstelling van inbreng (terwijl de wet inmiddels uitging - en uitgaat - van het uitgangspunt ‘geen inbreng, tenzij’).
7.4.5.
[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] neemt tot uitgangspunt dat de inbreng dient te geschieden conform het bepaalde in artikel 4:233 lid 1 BW, maar stelt dat de in die bepaling voorgeschreven verhoging van het bedrag ad € 150.000,- met een rente van zes procent per jaar vanaf de dag dat de nalatenschap is opengevallen achterwege dient te blijven. De onderbouwing van dit standpunt heeft de rechtbank, samengevat, weergegeven in rov. 6.3.27.
7.4.6.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft gesteld dat [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] die rente wél verschuldigd is, omdat moeder tot driemaal toe uitdrukkelijk heeft bepaald dat de schenking moet worden ingebracht, zonder verder af te wijken van het bepaalde in artikel 4:223 lid 1 BW. Omdat moeder in het kader van het opstellen van de schenkingsaktes en het testament goed werd geadviseerd, wist moeder dat zij kon afwijken van de wettelijke regeling. Dat moeder dat tot driemaal toe niet heeft gedaan, zegt volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] het nodige.
Er bestaat volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ook geen aanleiding om hierover op grond van de redelijkheid en billijkheid anders te oordelen. Daarbij speelt volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] een rol dat [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] de aan haar geschonken woning heeft verkocht aan een derde en ook weer van deze derde heeft teruggekocht, dat de woning sedertdien minstens € 161.500,- in waarde is gestegen en dat de woning door [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] wordt verhuurd. Dat de afwikkeling van de verdeling van de nalatenschap is vertraagd, is volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] niet enkel aan [erflater] (en [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] ) te wijten, maar ook aan [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] zelf, aldus nog steeds [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] .
7.4.7.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] haar standpunt inzake de rente onvoldoende heeft onderbouwd. Uit de beide genoemde aktes noch uit het testament kan de rechtbank opmaken dat het de wil van moeder was om haar kinderen zo veel mogelijk gelijk te bevoordelen; de aktes en het testament hebben enkel betrekking op de schenking aan [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] . Geen van deze documenten bevat verder een aanwijzing voor het bestaan van de wil bij moeder om [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] vrij te stellen van de verplichting tot rentebetaling. Voor zover daarop kan worden gelet (gezien het bepaalde in artikel 4:46 BW), is van belang dat ook voor het overige geen uitdrukkelijke aanwijzing, in de vorm van een daarop betrekking hebbende mondelinge of schriftelijke uiting of handeling van moeder, is gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat het de wil van moeder was dat [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] niet de wettelijke rente zou betalen. Als die wil had bestaan, dan had het voor de hand gelegen dat een uitdrukkelijke bepaling van die strekking was opgenomen in een of meer van de genoemde documenten. Daarbij is van belang dat [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] niet heeft betwist dat moeder deugdelijk werd geadviseerd toen de aktes en het testament werden opgemaakt. Bij gebreke aan concrete door haar gestelde (en door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] betwiste) feiten, gaat de rechtbank voorbij aan het bewijsaanbod dat [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] in dit verband heeft gedaan.
7.4.8.
[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] beroep op de redelijkheid en billijkheid slaagt evenmin. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank volgt [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] in haar opvatting dat zij in de onderhavige situatie een beroep kan doen op (analoge toepassing van) artikel 6:2 BW. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] vordert dat een wettelijke bepaling jegens haar buiten beschouwing wordt gelaten. Dat is (enkel) mogelijk in het - uitzonderlijke - geval die bepaling in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid tot onaanvaardbare resultaten zou leiden (conform lid 2 van de genoemde bepaling). Dat daarvan sprake is, heeft [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] echter niet deugdelijk onderbouwd.
De rechtbank neemt hierbij tot uitgangspunt dat de wetgever de verplichting tot betaling van rente heeft opgelegd omdat de begiftigde al gedurende het leven van de erflater de vruchten heeft kunnen plukken van de gift (in deze zin: S. Perrick, Asser 4 Erfrecht en schenking 2021, nr. 671). De rechtbank gaat ervan uit dat dit ‘vruchten plukken’ ook voor [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft gegolden en nog steeds geldt. Dat is des te meer het geval nu [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] niet heeft betwist dat de aan haar geschonken woning aanzienlijk in waarde is gestegen en dat zij wordt verhuurd.
Of de afwikkeling van de nalatenschap van moeder, al dan niet door toedoen van [naam executeur] en/of [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] en/of [erflater] , onredelijk is vertraagd (hetgeen door [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] is gesteld, maar door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] is betwist) is in beginsel niet van belang. Als de afwikkeling langer heeft geduurd (en nog duurt), is [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ook gedurende langere tijd in staat geweest (en nog in staat) om de vruchten te plukken van de door moeder gedane schenking. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft niet deugdelijk onderbouwd waarom de rentevergoeding in haar concrete geval niettemin onaanvaardbaar moet worden geacht. Bij gebrek aan relevantie gaat de rechtbank voorbij aan het bewijsaanbod dat [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] in dit verband heeft gedaan.
7.4.9.
De slotsom is dat de waarde van de gift ad € 150.000,- aan [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] in het kader van de inbreng in de nalatenschap moet worden verhoogd met de rente van 6% overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:233 lid 1 BW.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft gesteld dat hier sprake is van samengestelde rente (rente op rente) en heeft die stelling onderbouwd door te wijzen op de (hiervoor genoemde) achtergrond van de renteverplichting. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft gesteld dat
‘uiteraard’sprake is van enkelvoudige rente, maar heeft dat standpunt niet nader gemotiveerd.
De rechtbank is van oordeel dat sprake zal moeten zijn van samengestelde rente. Daarmee wordt het meest recht gedaan aan de achtergrond van de verplichting tot rentebetaling (zie hiervoor). De rechtbank overweegt verder dat Boek 4 BW relatief kort geleden is ingevoerd en dat daarin op andere plaatsen, zoals in artikel 4:13 lid 4, uitdrukkelijk wordt bepaald dat sprake is van enkelvoudige rente. Dat is niet onbegrijpelijk, gelet op de achtergrond van deze renteverplichting - kort gezegd: inflatiecorrectie. Gezien deze achtergrond valt ook te begrijpen dat in het genoemde lid 4 sprake is van een relatief lage rente. De wetgever heeft geen reden gezien om een vergelijkbare regeling op te nemen in artikel 4:233 lid 1 BW (ook niet waar het de rente betreft). De rechtbank gaat ervan uit dat de wetgever daarmee heeft willen aansluiten op de (genoemde) andere achtergrond van de renteverplichting bij inbreng.
7.4.10.
De kluizen te Aken: Vast staat dat de (eventuele) inhoud van twee kluizen bij een bank in Aken, Duitsland, deel uitmaakt van de nalatenschap. De executeur is niet in staat geweest om zich op de hoogte te stellen van de (eventuele) inhoud van de kluizen. Uit de stellingen van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] en van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] volgt dat zij niet weten, of zelfs maar vermoeden, welke roerende zaken zich (eventueel) in de kluizen bevinden en of die of zaken (eventueel) enige gewaarde vertegenwoordigen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft de waarde van de inhoud van de kluizen geschat op nihil. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft zich daarover niet uitgelaten. Zij heeft in haar conclusie van eis na tussenkomst (nr. 11.5.) wel voorgesteld op welke wijze de (eventuele) inhoud van de kluizen tussen de drie erven kan worden verdeeld. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft zich akkoord verklaard met deze wijze van verdelen.
De rechtbank zal in principe dienovereenkomstig beslissen.
7.4.11.
De sieraden: [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft gesteld dat sieraden deel uitmaken van de nalatenschap en dat zij in de verdeling moeten worden betrokken. De motivering van dit standpunt heeft de rechtbank, samengevat, weergegeven in rov. 6.4.1.
[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft betwist dat de sieraden deel uitmaken van de nalatenschap. Volgens haar zijn de sieraden bij leven van moeder aan haar, [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] , geschonken. Verder heeft [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] gesteld dat zij op dit moment bezitter is van de sieraden en heeft zij zich beroepen op het bewijsvermoeden in artikel 3:119 lid 1 BW.
In haar (recente) akte uitlating heeft [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] aanvullend gesteld dat moeder bij leven jegens haar, [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] , heeft aangegeven dat de sieraden van haar waren. Volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] is dat in overeenstemming met een familietraditie, waarin de dochter steeds de sieraden krijgt. De sieraden zijn daarna meteen aan haar geleverd (brevi manu, conform artikel 3:115 sub b BW), aldus [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] , zodat zij er nog bij leven van moeder eigenaar van is geworden. Volgens [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft zij de sieraden daarna op verzoek van moeder daadwerkelijk onder zich genomen (en in haar kluis opgeborgen). [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft in dit laatste verband verwezen naar een e-mail met die inhoud van haar aan [naam executeur] van 16 februari 2015.
In verband met de verklaring van oom heeft [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] nog gesteld dat deze onder ede is afgelegd ten overstaan van een notaris, en door deze laatste in een notariële akte met dwingende bewijskracht is neergelegd. Ook andere stellingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] (zoals in verband met de gezondheidstoestand van moeder, de positie van oom en de gang van zaken na het overlijden van moeder, waaronder begrepen de taxatie van de sieraden) zijn door [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] gemotiveerd weersproken.
7.4.12.
De rechtbank overweegt dat [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] de discussie over de sieraden heeft geopend door in haar conclusie van eis na tussenkomst te stellen dat deze geen deel uitmaken van de nalatenschap vanwege de schenking ervan bij leven van moeder en door zich op het bewijsvermoeden in artikel 3:119 lid 1 BW. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft op deze stellingen gereageerd, aanvankelijk summier en vervolgens meer uitgebreid, in haar akte uitlating en overlegging producties tevens houdende wijziging eis in reconventie na tussenkomst. Ter zake de daaraan gekoppelde nieuwe eis in reconventie zal de rechtbank [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] niet-ontvankelijk verklaren (zie rov. 7.2.). De rechtbank ziet echter geen reden om de in de genoemde akte door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ingenomen stellingen en de daarbij gevoegde producties buiten beschouwing te laten, des te minder omdat [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] in haar (recente) akte uitlating ook harerzijds meer uitgebreid is ingegaan op de kwestie ‘sieraden’ en aanvullende producties heeft overgelegd.
7.4.13.
Bewijsrechtelijk is de situatie inmiddels als volgt.
Op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] rust de bewijslast ter zake haar stelling dat de sieraden deel uitmaken van de nalatenschap en daarom in de verdeling moeten worden betrokken. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft haar standpunt naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft het door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] gestelde anderzijds voldoende gemotiveerd weersproken. Daarom is het aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] om haar genoemde stelling te bewijzen.
[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft deugdelijk onderbouwd dat zij thans moet worden gezien als bezitter van de sieraden. Dat betekent dat zij wordt vermoed eigenaar te zijn (artikel 3:119 lid 1). [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft het door [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] gestelde gemotiveerd weersproken, maar niet op een zodanige wijze dat het genoemde vermoeden daarvoor moet wijken. Dit betekent dat het aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] is om tegenbewijs te leveren, om daarmee het betere recht van de nalatenschap te bewijzen.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen om [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] in staat te stellen om zich uit te laten over de vraag of zij wil worden toegelaten tot de genoemde bewijsleveringen. In afwachting daarvan za de rechtbank iedere verdere beslissing over de sieraden aanhouden.
7.4.14.
De (gestelde) schuld aan [erflater] ad € 30.500,-: [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft gesteld dat moeder een schuld had aan [erflater] ad € 30.500,- en dat deze schuld nu moet worden betrokken in de verdeling van de nalatenschap. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] heeft het bestaan van de schuld onderbouwd met de stelling dat deze door de oorspronkelijke executeur en vervolgens door de huidige executeur is erkend.
[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft het bestaan van de schuld betwist: de erkenningen door de beide executeurs binden de nalatenschap niet en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] is niet in staat geweest om het bestaan van de schuld op enigerlei wijze inhoudelijk te onderbouwen (zie ook rov. 6.3.20.).
De rechtbank overweegt als volgt. Moeder en [erflater] zijn overleden en kunnen daardoor niet meer verklaren over het (al dan niet) bestaan van de schuld. De (huidige) executeur heeft verklaard dat de schuld zou kunnen zijn gebleken/kunnen blijken uit een schriftje dat ooit beschikbaar is geweest, maar dat niet meer voorhanden is, en dat hij geen aanleiding heeft gezien (en ziet) om de verificatie en erkenning door [naam executeur] in twijfel te trekken (cva na tussenkomst nr. 14.). Vast staat dat [naam executeur] is opgetreden als financieel adviseur van moeder. Dat moeder vertrouwen in hem stelde, volgt uit zijn benoeming tot (eerste) executeur. [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft niet betwist dat [naam executeur] het bestaan van de schuld van moeder aan [erflater] heeft erkend. In het midden latend of deze erkenning de nalatenschap bindt, heeft, gelet op het voorgaande, te gelden dat die erkenning (enig) bewijs voor het bestaan van de schuld oplevert, dat zwaarder weegt dan de blote ontkenning ervan door [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] .
De rechtbank oordeelt daarom dat in de verdeling van de nalatenschap dient te worden betrokken een schuld van de nalatenschap aan, inmiddels, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ad € 30.500,-.
7.4.15.
De (overige) schulden van de nalatenschap: Voordat daadwerkelijk tot verdeling van de nalatenschap kan worden overgegaan, dienen die nog resterende schulden van de nalatenschap (aan [naam 3] en aan de executeur) te worden voldaan. De rechtbank gaat ervan uit dat daarvoor voldoende middelen beschikbaar zullen zijn, zeker na de verkoop van registergoed D. De desbetreffende (deel)vordering van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] (cve na tussenkomst nr. 19) kan in zoverre worden toegewezen.
7.4.16.
Omvang en verdeling van de nalatenschap: De nalatenschap, die naar verwachting uiteindelijk enkel zal bestaan uit een positief saldo op de ervenrekening (en eventueel de sieraden en de eventuele inhoud van de kluizen in Aken) dient in uitgangspunt gelijkelijk de worden verdeeld over [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] , [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] , waarbij evenwel rekening moet worden gehouden met de inbrengverplichting van [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] (zie de rov. 7.4.4. e.v.) en met de schuld van de nalatenschap aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] ad € 30.500. (zie rov. 7.4.14.).
7.4.17.
De voorschotten: Bij de concrete verdeling zal verder rekening moeten worden gehouden met de voorschotten die de executeurs hebben uitgekeerd aan [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] , [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] en [erflater] .
Ten aanzien van [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] gaat het om een bedrag ad (in elk geval) € 146.996,39, dat verder oploopt zo lang vanuit de nalatenschap wordt bijgedragen aan maandelijks door [gedaagde in de procedure na tussenkomst sub 2] verschuldigde woonlasten (zie cva na tussenkomst nr. 15 van de executeur).
Aan [erflater] is uitgekeerd een bedrag ad € 58.700,-.
[eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft in haar conclusie van eis gesteld dat zij een voorschot ad € 93.537,66 heeft ontvangen en niet het volgens haar door de executeur becijferde bedrag ad € 95.537,66 dan wel € 96.537,66. De executeur heeft daarna verklaard, kort gezegd, dat [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] zich vergist en dat reeds uit de door [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] zelf overgelegde producties blijkt dat zij een voorschot van in totaal € 95.537,66 heeft ontvangen (cva na tussenkomst nr. 15.). [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] heeft hierop niet meer gereageerd.
De rechtbank volgt daarom de executeur en oordeelt dat bij de daadwerkelijke verdeling van de nalatenschap rekening moet worden gehouden met een voorschot aan [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] ad
€ 95.537,66.
in conventie, in reconventie en na de tussenkomst
7.5.
De rechtbank heeft in het voorgaande zo veel mogelijk ten gronde geoordeeld over zo veel mogelijk alle in conventie, in reconventie en na de tussenkomst voorliggende beslispunten. Uitsluitend inzake de sieraden is een dergelijk oordeel thans niet mogelijk
gebleken.
Het komt de rechtbank voor dat de tot nu toe door haar genomen beslissingen voldoende aanknopingspunten bieden om de vereffening af te ronden en, voor over het de erven betreft, om de verdeling ter hand te nemen. In dat geval zou de zaak, zeker als ook ter zake de sieraden een oplossing in der minne zou worden nagestreefd, kunnen worden verwezen naar de parkeerrol, om alleen te worden opgebracht als het wijzen van (eind)vonnis, in volle omvang dan wel op onderdelen, alsnog nodig zou blijken te zijn. Maar wellicht hebben partijen hierover (een) andere opvatting(en). Die wil de rechtbank graag vernemen.
De rechtbank zal de zaak daartoe verwijzen naar de rol voor uitlating aan de zijde van de executeur, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] en [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] .
In afwachting van de uitlatingen zoals bedoeld in rov. 7.4.13. en in deze rov. zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.

8.De beslissing

De rechtbank:
8.1.
verwijst de zaak naar de rol van
1 februari 2023voor uitlating aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in de procedure na tussenkomst sub 1] zoals bedoeld in de rov. 7.4.13. en 7.5.;
8.2.
verwijst de zaak naar de rol van
1 februari 2023voor uitlating aan de zijde van de executeur en [eiseres in de procedure na tussenkomst, verweerster in reconventie sub 3] zoals bedoeld in rov. 7.5.;
8.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens, rechter, en in het openbaar uitgesproken.