6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft het slachtoffer in [supermarkt] , waar hij nietsvermoedend zijn boodschappen kwam doen, geprobeerd te doden. Uit het niets en zonder enige aanleiding heeft de verdachte zijn slachtoffer tegen het hoofd en in zijn gezicht geslagen en getrapt, ook toen het slachtoffer al weerloos op de grond lag.
Dat het slachtoffer het voorval heeft overleefd, is een wonder te noemen. Het slachtoffer heeft tot op heden zowel fysiek als mentaal zeer veel last van hetgeen hem die dag is overkomen. Zoals blijkt uit zijn ter terechtzitting voorgehouden slachtofferverklaring heeft het maanden van pijn, herstel, ongeloof en bezoeken aan zeer veel artsen en specialisten betekend, totdat hij uiteindelijk -in ieder geval op dit moment- arbeidsongeschikt is verklaard. Zijn vertrouwen in de mensheid is tot het nulpunt gedaald en hij is nog steeds zeer angstig in het bijzijn van andere mensen. Of, en in hoeverre, het slachtoffer hiervan zal herstellen is nog onduidelijk.
Behalve op het slachtoffer heeft de geweldsexplosie ook een zeer grote impact gehad op het winkelend publiek dat hiervan getuige was, zoals blijkt uit de verklaring van één van hen, [getuige] : “ik dacht bij mijzelf dat die jongere man die oudere dood zou stampen. Ik had dit nog nooit zo van dichtbij gezien en mij begon de maag te draaien.” Ook zij zal deze dag niet snel vergeten.
Persoon van de verdachte
Uit de rapporten van de deskundigen en de reclassering is gebleken dat het drugsgebruik van de verdachte zijn psychose heeft getriggerd. Deze drugs heeft hij op eigen initiatief genomen. De verdachte wist wat blowen voor effect kon hebben op zijn gedragingen en dat hij daar psychotisch van kon worden. Desondanks koos de verdachte er in het verleden steeds bewust voor om geen hulp voor zijn verslavingsproblematiek te accepteren, terwijl hij zich bewust was van de consequenties van het cannabisgebruik. Hij was van mening dat hij zijn middelengebruik zelf goed kon reguleren, maar het verleden laat anders zien. Dit is dan ook een misvatting die in belangrijke mate wordt bepaald door zijn verstandelijke beperking. De kanttekening die daarbij geplaatst moet worden is dat de verdachte zichzelf overschat in zijn mogelijkheden om de problemen zonder professionele hulp te kunnen oplossen. Maar ook na een eerdere terugval accepteerde de verdachte geen professionele hulp. Dit bepaalt dan ook in hoge mate het recidiverisico.
De rechtbank is hiervoor reeds tot de conclusie gekomen dat het feit de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank zal bij de bepaling van de straf hiermee rekening houden.
Straf
Gezien de ernst van het feit, de plek waar het is gebeurd en de enorme geweldsexplosie die zonder enige aanleiding heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank geen andere of lichtere sanctie dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van twee jaren voldoende recht doet aan de ernst van het feit, de straffen die doorgaans voor dit delict worden opgelegd en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Maatregel
De deskundigen hebben geadviseerd aan de verdachte de maatregel van TBS met verpleging op te leggen. Als de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat eist, kan de rechter gelasten dat een verdachte ter beschikking wordt gesteld. Indien een verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht, kan de rechtbank, de TBS-maatregel opleggen naast een gevangenisstraf. Deze maatregel kent twee vormen: een TBS met voorwaarden en een TBS met bevel tot verpleging van overheidswege (dwangverpleging).
Allereerst dient de rechtbank te toetsen of aan alle voorwaarden voor het opleggen van deze maatregel is voldaan.
De deskundigen zien een hoog risico op nieuwe incidenten en/of geweldsincidenten. De combinatie van het niet of onregelmatig gebruik van medicatie met intensief gebruik van alcohol en drugs, vergroot de kans op nieuwe psychotische decompensatie en dat maakt betrokkene in potentie gevaarlijk voor anderen.
De rechtbank acht de kans dat de verdachte opnieuw zal gaan gebruiken, en daarmee de kans dat hij opnieuw psychotisch wordt, hoog. De combinatie van drugsgebruik, psychotische ontregeling, een verstandelijke beperking en het niet altijd even adequaat kunnen omgaan met stressvolle gebeurtenissen versterken elkaar in belangrijke mate. Daarom eist de veiligheid van personen het opleggen van een TBS-maatregel.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde betreft een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2o, van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld). Tijdens het begaan van dit strafbare feit was er bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een verstandelijke beperking, een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne en een psychotische stoornis door het gebruik van cannabis.
Aan alle wettelijke eisen voor het opleggen van een TBS-maatregel is derhalve voldaan.
Kader van de behandeling
Uit hetgeen hiervoor over de persoon van de verdachte en de toerekeningsvatbaarheid is opgemerkt is duidelijk geworden dat de verdachte behandeld dient te worden voor, onder meer, zijn verslaving. De vraag is vervolgens in welk kader dit dient plaats te vinden.
De rechtbank heeft zich bij deze vraag gebaseerd op de rapporten van de deskundigen. Zij rapporteren hierover het volgende.
Gegeven de ervaringen binnen een vrijwillig kader, is een behandeling binnen het kader van een zorgmachtiging in het kader van de VWGGZ niet aangewezen. Ook een behandeling binnen het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel is niet aangewezen. De kans dat de verdachte zich niet aan de voorwaarden kan houden is
groot en dat zou kunnen leiden tot een tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel, met als consequentie dat hij dan alsnog onbehandeld terugkeert in de maatschappij.
Een gedwongen behandeling binnen een forensisch kader, waarbij voldoende garanties zijn dat de verdachte de behandeling niet eerder kan afbreken, is dan ook noodzakelijk.
De enige behandeling die voldoende garantie geeft voor een veilige terugkeer in de maatschappij, is een behandeling waaraan de verdachte zich niet voortijdig kan onttrekken en dat is een maatregel binnen het kader van een TBS met dwangverpleging. Dit wordt het enige werkzame strafrechtelijke kader geacht.
Gezien de houding van de verdachte ten opzichte van begeleiding en behandeling in het verleden ziet de rechtbank geen ander alternatief om het reële risico op recidive van ernstige strafbare feiten in te perken dan met de oplegging van een TBS-maatregel met dwangverpleging. De toezegging van de verdachte dat hij nu wel van verdovende middelen af zal blijven en het inmiddels verworven inzicht in zijn handelen, acht de rechtbank volstrekt onvoldoende waarborg om het recidive te voorkomen.
De rechtbank zal daarom naast de hiervoor genoemde gevangenisstraf tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen.
De TBS-maatregel is niet gemaximeerd, nu deze wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.