ECLI:NL:RBLIM:2023:790

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
03.113024.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met psychische problematiek en TBS-maatregel

Op 1 februari 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 mei 2022 in een supermarkt in Brunssum een oudere man heeft aangevallen. De verdachte heeft het slachtoffer meermalen geslagen en getrapt, terwijl deze op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die in een psychose verkeerde door cannabisgebruik, opzettelijk heeft geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee jaar en TBS met dwangverpleging geëist. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf en de TBS-maatregel opgelegd, omdat er een hoog recidiverisico is door zijn psychische problemen en drugsgebruik. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen, die aanzienlijke fysieke en mentale schade heeft geleden door de aanval. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, maar zijn handelen is niet geheel aan hem te wijten. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer en getuigen zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.113024.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres 1] ,
gedetineerd in [naam P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.H.M. Belt, advocaat, kantoorhoudende te Landgraaf.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 januari 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Ook het slachtoffer heeft een verklaring afgelegd. Zijn vordering tot schadevergoeding is toegelicht door zijn raadsvrouw.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven op neer dat de verdachte [slachtoffer] heeft geprobeerd te doden, subsidiair dat hij heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat, gelet op het aantal slagen en stampen/trappen tegen het hoofd, de wijze van trappen, de positie van het slachtoffer, de kracht waarmee werd getrapt en de verwondingen bij het slachtoffer, een aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer hierdoor zou komen te overlijden. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen heeft de verdachte de kans op de dood van het slachtoffer aanvaard. Daarmee had de verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, aldus de officier van justitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat de verdachte het slachtoffer heeft proberen te doden of zwaar te mishandelen, nu het vereiste opzet hiertoe ontbreekt. Uit de omstandigheid dat de verdachte handelde vanuit een psychose kan worden afgeleid dat bij de verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Wat is er gebeurd?
Het slachtoffer bevond zich op 6 mei 2022 in [supermarkt] in Brunssum-Noord aan de [adres 2] . Hij kan zich nog herinneren dat hij in de buurt van de koffieautomaat liep. Vervolgens herinnert hij zich weer dat hij in het ziekenhuis op een bed lag. Hij voelde enorm veel pijn aan zijn gezicht en hoofd. [2]
[getuige] bevond zich eveneens in dit filiaal van [supermarkt] en is getuige geweest van hetgeen er is gebeurd.
Zij zag dat een jongeman en een oudere man in het gangpad stonden. De persoon die met de rug naar de getuige toe stond, sloeg met zijn vuisten diverse malen in op de andere, oudere, man. Hij sloeg op de oudere persoon in alsof hij op een boksbal sloeg. Het waren meerdere slagen welke hij uitdeelde op het gezicht van die oudere man. Plotseling ging die oudere man naar de grond en kwam op zijn rug terecht. Zijn armen bevonden zich langs zijn lichaam en grepen niet naar zijn gezicht. De oudere man bleef roerloos op de grond liggen. Vervolgens trok de jongere man zijn rechterknie omhoog en stampte zeker vier keer met kracht de op de grond liggende oudere man vol in zijn gezicht. De op de grond liggende oudere man had geen enkele kans om zich te weren, dan wel zijn hoofd te beschermen en bood geen enkel verzet. [3]
Uit de medische informatie van het slachtoffer volgt dat hij aan dit geweldsincident een blauwe plek en een forse zwelling aan de linkerzijde van zijn hoofd heeft opgelopen, een schaafwond in zijn gezicht, een snee in zijn oorlel, een zwelling en een blauwe plek rechts op zijn voorhoofd, een zwelling en een blauwe plek op zijn oor, drukpijn op zijn rug en borstkas, een blauwe plek aan zijn linkerhand, een kneuzing aan zijn hand en een hersenschudding. [4]
De rechtbank heeft op de camerabeelden van [supermarkt] waargenomen dat de verdachte het slachtoffer elf keer tegen het hoofd slaat en, als het slachtoffer vervolgens op de grond ligt, vijf keer van boven naar beneden op zijn hoofd stampt of trapt. Tijdens twee van de vijf trappen verplaatst het lichaamsgewicht van de verdachte zich naar beneden naar het slachtoffer toe. [5]
Verklaring verdachte
De verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer op 6 mei 2022 in de supermarkt van [supermarkt] in Brunssum meermalen heeft geslagen en, terwijl het slachtoffer op de grond lag, meermalen tegen zijn hoofd heeft gestampt of getrapt.
Tevens heeft hij verklaard dat hij dit heeft gedaan in een psychose waarin hij was beland door het gebruik van cannabis. Hij wist dat het gebruik van cannabis de kans op een psychose kon vergroten. Toen hij die dag in de winkel van [supermarkt] was dacht hij dat de andere mensen en ook het slachtoffer hem iets aan wilden doen en heeft hij daarom het slachtoffer geslagen en getrapt. [6]
Tussenconclusie
Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat de verdachte op 6 mei 2022 het slachtoffer meermalen tegen het gezicht en/of het hoofd heeft geslagen waardoor het slachtoffer op de grond is gevallen en vervolgens, toen het slachtoffer op de grond lag, hem meermalen met geschoeide voet tegen het gezicht en/of hoofd heeft getrapt of gestampt.
Juridische kwalificatie
De rechtbank dient vervolgens te bepalen welk strafbaar feit deze gedraging oplevert.
Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat hij, door zijn handelen, het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft proberen te beroven.
Drugsgebruik en psychose
Uit psychologisch en psychiatrisch onderzoek is het volgende gebleken.
De verdachte gebruikte regelmatig cannabis, ondanks het feit dat hij wist dat de kans op een psychose dan groter zou zijn. Zijn verslaving en zijn verstandelijke beperking beperkten hem sterk in zijn wilsvrijheid een keuze te maken om wel of geen cannabis te gebruiken. Anderzijds koos hij er in het verleden telkens bewust voor om geen hulp voor zijn verslavingsproblematiek te accepteren, terwijl hij zich bewust was van de consequenties van het cannabisgebruik. Ook na een terugval in middelengebruik, accepteerde hij geen professionele hulp om van zijn verslaving af te komen. In de dagen voorafgaand aan het tenlastegelegde feit heeft de verdachte opnieuw cannabis gebruikt. [7]
Het is derhalve, in ieder geval in beperkte mate, aan de verdachte zelf te wijten dat hij de cannabis heeft gebruikt en dat hij daarbij de grotere kans op een psychose – met alle mogelijke gevolgen van dien – op de koop toe heeft genomen.
Psychose en opzet
Primair is door de raadsvrouw het verweer gevoerd dat de verdachte het tenlastegelegde feit niet opzettelijk heeft begaan, gelet op de toestand waarin hij verkeerde, namelijk een psychose.
Vooropgesteld moet worden dat een dergelijke stoornis, zoals een psychose, slechts dan aan de bewezenverklaring van opzet in de weg staat, indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Daarvan zal overigens slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. Dit volgt uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. [8]
De deskundigen oordelen dat de verdachte in een psychose verkeerde en slechts in verminderde mate inzicht had in de draagwijdte van zijn gedragingen en de gevolgen daarvan. [9] Zijn inzicht ontbrak dus niet geheel.
Hieruit volgt, naar het oordeel van de rechtbank, dat het opzet van de verdachte op zijn handelen niet ontbreekt, zodat het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dacht dat de andere mensen in [supermarkt] hem iets wilden aandoen en dat hij in een soort ‘oorlogsmode’ verkeerde. Zijn beleving, in combinatie met de uiterlijke verschijningsvorm, laat weinig aan de verbeelding over. Gelet op het hevige geweld van de slagen en, met name, de zeer krachtige trappen van de verdachte op het hoofd van het slachtoffer, nadat deze roerloos op de grond lag, kan het niet anders zijn dan dat deze gedragingen zijn ingezet om het slachtoffer te doden. De verdachte had dus, naar het oordeel van de rechtbank, opzet op het doden van het slachtoffer. Omdat het slachtoffer het geweld dat op hem is uitgeoefend, heeft overleefd, betreft het een poging tot doodslag.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer] opzettelijk heeft geprobeerd te doden, zoals aan hem primair ten laste is gelegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1 primair:
op 6 mei 2022 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] , terwijl die op de grond lag, meermalen tegen het gezicht en hoofd heeft gestompt of geslagen, en
- vervolgens, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen met geschoeide voet tegen het gezicht en hoofd van die [slachtoffer] heeft getrapt of gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
feit 1 primair:
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Toerekeningsvatbaarheid
In deze zaak is er door deskundigen onderzoek gedaan naar de geestvermogens van de verdachte. Zo heeft de psycholoog Th.A.M. Deenen op 17 oktober 2022 een rapport uitgebracht en hebben de psychiaters A.H.A.C. van Bakel en L.M.A. Spikmans op 26 oktober 2022 een rapport uitgebracht.
De drie deskundigen komen tot de eensluidende conclusie dat er bij de verdachte sprake is van een verstandelijke beperking, een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne en een psychotische stoornis door het gebruik van cannabis. Dit was ook zo ten tijde van het gepleegde feit. De gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte werden daardoor ten tijde van het plegen van het feit beïnvloed. De verdachte is door het gebruik van cannabis psychotisch geworden en onder invloed van die psychose heeft hij het slachtoffer geslagen en geschopt/getrapt. Het psychotische toestandsbeeld ten tijde van het tenlastegelegde zorgde ervoor dat de verdachte angstig was en mensen niet vertrouwde. Hij verloor de aansluiting met de realiteit en had het idee dat het slachtoffer hem iets wilde aandoen. Op dat moment en in die omstandigheid had hij zijn agressie niet meer onder controle. De deskundigen adviseren daarom het feit in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank sluit zich aan bij deze conclusie en dit advies en rekent de verdachte het feit in verminderde mate toe.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid geheel uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twee jaren en de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) met bevel tot verpleging van overheidswege.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en aan hem geen langdurige gevangenisstraf op te leggen, zodat hij zo spoedig mogelijk kan starten met de behandeling die hij nodig heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft het slachtoffer in [supermarkt] , waar hij nietsvermoedend zijn boodschappen kwam doen, geprobeerd te doden. Uit het niets en zonder enige aanleiding heeft de verdachte zijn slachtoffer tegen het hoofd en in zijn gezicht geslagen en getrapt, ook toen het slachtoffer al weerloos op de grond lag.
Dat het slachtoffer het voorval heeft overleefd, is een wonder te noemen. Het slachtoffer heeft tot op heden zowel fysiek als mentaal zeer veel last van hetgeen hem die dag is overkomen. Zoals blijkt uit zijn ter terechtzitting voorgehouden slachtofferverklaring heeft het maanden van pijn, herstel, ongeloof en bezoeken aan zeer veel artsen en specialisten betekend, totdat hij uiteindelijk -in ieder geval op dit moment- arbeidsongeschikt is verklaard. Zijn vertrouwen in de mensheid is tot het nulpunt gedaald en hij is nog steeds zeer angstig in het bijzijn van andere mensen. Of, en in hoeverre, het slachtoffer hiervan zal herstellen is nog onduidelijk.
Behalve op het slachtoffer heeft de geweldsexplosie ook een zeer grote impact gehad op het winkelend publiek dat hiervan getuige was, zoals blijkt uit de verklaring van één van hen, [getuige] : “ik dacht bij mijzelf dat die jongere man die oudere dood zou stampen. Ik had dit nog nooit zo van dichtbij gezien en mij begon de maag te draaien.” Ook zij zal deze dag niet snel vergeten.
Persoon van de verdachte
Uit de rapporten van de deskundigen en de reclassering is gebleken dat het drugsgebruik van de verdachte zijn psychose heeft getriggerd. Deze drugs heeft hij op eigen initiatief genomen. De verdachte wist wat blowen voor effect kon hebben op zijn gedragingen en dat hij daar psychotisch van kon worden. Desondanks koos de verdachte er in het verleden steeds bewust voor om geen hulp voor zijn verslavingsproblematiek te accepteren, terwijl hij zich bewust was van de consequenties van het cannabisgebruik. Hij was van mening dat hij zijn middelengebruik zelf goed kon reguleren, maar het verleden laat anders zien. Dit is dan ook een misvatting die in belangrijke mate wordt bepaald door zijn verstandelijke beperking. De kanttekening die daarbij geplaatst moet worden is dat de verdachte zichzelf overschat in zijn mogelijkheden om de problemen zonder professionele hulp te kunnen oplossen. Maar ook na een eerdere terugval accepteerde de verdachte geen professionele hulp. Dit bepaalt dan ook in hoge mate het recidiverisico.
De rechtbank is hiervoor reeds tot de conclusie gekomen dat het feit de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank zal bij de bepaling van de straf hiermee rekening houden.
Straf
Gezien de ernst van het feit, de plek waar het is gebeurd en de enorme geweldsexplosie die zonder enige aanleiding heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank geen andere of lichtere sanctie dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van twee jaren voldoende recht doet aan de ernst van het feit, de straffen die doorgaans voor dit delict worden opgelegd en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Maatregel
De deskundigen hebben geadviseerd aan de verdachte de maatregel van TBS met verpleging op te leggen. Als de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat eist, kan de rechter gelasten dat een verdachte ter beschikking wordt gesteld. Indien een verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht, kan de rechtbank, de TBS-maatregel opleggen naast een gevangenisstraf. Deze maatregel kent twee vormen: een TBS met voorwaarden en een TBS met bevel tot verpleging van overheidswege (dwangverpleging).
Allereerst dient de rechtbank te toetsen of aan alle voorwaarden voor het opleggen van deze maatregel is voldaan.
De deskundigen zien een hoog risico op nieuwe incidenten en/of geweldsincidenten. De combinatie van het niet of onregelmatig gebruik van medicatie met intensief gebruik van alcohol en drugs, vergroot de kans op nieuwe psychotische decompensatie en dat maakt betrokkene in potentie gevaarlijk voor anderen.
De rechtbank acht de kans dat de verdachte opnieuw zal gaan gebruiken, en daarmee de kans dat hij opnieuw psychotisch wordt, hoog. De combinatie van drugsgebruik, psychotische ontregeling, een verstandelijke beperking en het niet altijd even adequaat kunnen omgaan met stressvolle gebeurtenissen versterken elkaar in belangrijke mate. Daarom eist de veiligheid van personen het opleggen van een TBS-maatregel.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde betreft een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2o, van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld). Tijdens het begaan van dit strafbare feit was er bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een verstandelijke beperking, een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne en een psychotische stoornis door het gebruik van cannabis.
Aan alle wettelijke eisen voor het opleggen van een TBS-maatregel is derhalve voldaan.
Kader van de behandeling
Uit hetgeen hiervoor over de persoon van de verdachte en de toerekeningsvatbaarheid is opgemerkt is duidelijk geworden dat de verdachte behandeld dient te worden voor, onder meer, zijn verslaving. De vraag is vervolgens in welk kader dit dient plaats te vinden.
De rechtbank heeft zich bij deze vraag gebaseerd op de rapporten van de deskundigen. Zij rapporteren hierover het volgende.
Gegeven de ervaringen binnen een vrijwillig kader, is een behandeling binnen het kader van een zorgmachtiging in het kader van de VWGGZ niet aangewezen. Ook een behandeling binnen het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel is niet aangewezen. De kans dat de verdachte zich niet aan de voorwaarden kan houden is
groot en dat zou kunnen leiden tot een tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel, met als consequentie dat hij dan alsnog onbehandeld terugkeert in de maatschappij.
Een gedwongen behandeling binnen een forensisch kader, waarbij voldoende garanties zijn dat de verdachte de behandeling niet eerder kan afbreken, is dan ook noodzakelijk.
De enige behandeling die voldoende garantie geeft voor een veilige terugkeer in de maatschappij, is een behandeling waaraan de verdachte zich niet voortijdig kan onttrekken en dat is een maatregel binnen het kader van een TBS met dwangverpleging. Dit wordt het enige werkzame strafrechtelijke kader geacht.
Gezien de houding van de verdachte ten opzichte van begeleiding en behandeling in het verleden ziet de rechtbank geen ander alternatief om het reële risico op recidive van ernstige strafbare feiten in te perken dan met de oplegging van een TBS-maatregel met dwangverpleging. De toezegging van de verdachte dat hij nu wel van verdovende middelen af zal blijven en het inmiddels verworven inzicht in zijn handelen, acht de rechtbank volstrekt onvoldoende waarborg om het recidive te voorkomen.
De rechtbank zal daarom naast de hiervoor genoemde gevangenisstraf tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen.
De TBS-maatregel is niet gemaximeerd, nu deze wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 5.276,28, bestaande uit € 3.776,28 materiële schade en € 1.500,- immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2022 en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van de gevorderde immateriële schade.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de schadepost ‘bestrating’ en ‘bril’. De schade, genoemd bij de schadepost ‘bestrating’ staat niet in causaal verband tot het tenlastegelegde feit. Ten aanzien van de bril vraagt de verdediging zich af of deze (deels) is vergoed door de verzekering.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit. Zij zal de gevorderde materiële schade met betrekking tot de posten ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’, ‘medische kosten’ en reis- en parkeerkosten’ toewijzen, nu deze voldoende zijn onderbouwd en bovendien niet door de verdediging zijn betwist.
De gevorderde schade voor de bril is naar het oordeel van de rechtbank eveneens voldoende onderbouwd en de benadeelde partij heeft ter terechtzitting toegelicht dat de verzekering deze schade niet heeft vergoed. Dit maakt dat de rechtbank het gevorderde bedrag voor de bril eveneens zal toewijzen.
Ten aanzien van de post ‘tuin’ zal de rechtbank een bedrag van € 283,60 toewijzen. Voor het overige zal de gevorderde schade voor deze post niet-ontvankelijk worden verklaard. Het rechtstreeks verband dat binnen deze post betrekking heeft op de bestrating is door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag voor wat betreft de materiële schade, van
€ 1.779,78, vermeerderen met de wettelijke rente. Het toe te wijzen bedrag van € 283,60, voor het snoeien van de tuin, zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de nota, zijnde 13 augustus 2022. Het overige toe te wijzen bedrag voor de materiële schade, € 1.496,18, zal worden vermeerderd met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 6 mei 2022.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit. De gevorderde immateriële schade is door de verdediging niet betwist en komt derhalve voor toewijzing in aanmerking, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2022.
Tevens zal de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen ten behoeve van het innen van de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte
met bevel tot verplegingvan overheidswege;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 3.279,78, waarvan € 2.996,18 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en een bedrag van € 283,60 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van €3.279,78, waarvan € 2.996,18 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en een bedrag van € 283,60 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 42 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • de verdachte is van deze betalingsverplichting bevrijd voor zover hij aan de betalingsverplichting jegens [slachtoffer] heeft voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. dr. M.E. Notermans, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2023.
Buiten staat
Mr. dr. M.E. Notermans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2022 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] (terwijl die op de grond lag) meermalen tegen het gezicht en/of hoofd heeft gestompt en/of geslagen
- ( vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen met geschoeide voet tegen het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer] heeft getrapt, geschopt en/of gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2022 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] (terwijl die op de grond lag) meermalen tegen het gezicht en/of hoofd heeft gestompt en/of geslagen, en/of
- ( vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen met geschoeide voet tegen het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer] heeft getrapt, geschopt en/of gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2022066625, gesloten d.d. 22 juni 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 50.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 8 mei 2022, pagina 9.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 6 mei 2022, pagina 26.
4.Het geschrift, de geneeskundige verklaring d.d. 17 mei 2022, pagina 24.
5.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 18 januari 2023.
6.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 7 mei 2022 en het proces-verbaal terechtzitting d.d. 18 januari 2023.
7.Het rapport van de psychiaters A.H.A.C. van Bakel en L.M.A. Spikmans d.d. 26 oktober 2022, pagina 18-21 en het rapport van de psycholoog Th.A.M. Deenen d.d. 17 oktober 2022, pagina 38-39.
8.HR 9 december 2008, LJN BD2775, NJ 2009, 157.
9.Het rapport van de psychiaters A.H.A.C. van Bakel en L.M.A. Spikmans d.d. 26 oktober 2022, pagina 18-21 en het rapport van de psycholoog Th.A.M. Deenen d.d. 17 oktober 2022, pagina 38-39.