ECLI:NL:RBLIM:2023:782

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
10214868/AZ/22-122 01022023
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en toekenning van transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting Kindante en de werknemer, die als conciërge werkzaam was. De werknemer, geboren in 1978, was sinds 1 december 2008 in dienst en had na een langdurige ziekteperiode zijn werkzaamheden in mei 2022 hervat. De nieuwe directeur van Kindante, [directeur], had echter de vrijheden die de werknemer onder de vorige directeur genoot, ingetrokken, wat leidde tot spanningen in de arbeidsrelatie.

De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een verstoorde arbeidsverhouding, waarbij zij stelde dat de werknemer niet openhartig was over de opbrengsten van oud ijzer en zich niet aan de nieuwe werktijden hield. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen opzegverbod van toepassing was en dat er een redelijke grond voor ontbinding aanwezig was, aangezien de werknemer zich moeilijk kon aanpassen aan de nieuwe leidinggevende stijl.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 april 2023 en een transitievergoeding van € 13.696,29 toegekend aan de werknemer, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van zijn kant. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 10214868 \ AZ VERZ 22-122
Beschikking van de kantonrechter van 1 februari 2023
in de zaak van:
de stichting STICHTING KINDANTE, LEREN LEREN, LEREN LEVEN,
gevestigd te Sittard,
gemachtigde mr. N.G.N. Laumen,
verzoekende partij in het verzoek,
tegen:
[werknemer],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gemachtigde mr. H.F.A. Bronneberg,
verwerende partij in het verzoek.
Partijen zullen hierna Kindante en [werknemer] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 28 november 2022 ter griffie ontvangen verzoekschrift
- het verweerschrift
- de mondelinge behandeling d.d. 25 januari 2023.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1978, is op 1 december 2008 bij (de rechtsvoorganger van) Kindante in dienst getreden en vervult thans de functie van conciërge A tegen een loon van € 2.373,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.2.
[werknemer] heeft na een relatief lange ziekteperiode zijn werkzaamheden in mei 2022 volledig hervat. Gedurende de ziekteperiode is bij Kindante een nieuwe directeur aangesteld, in de persoon van [directeur] .
2.3.
Onder de vorige directeur genoot [werknemer] een aantal vrijheden, zoals het behouden van de opbrengst van oud ijzer en een flexibele benadering van de werktijden. Daarnaast regelde [werknemer] regelmatig privézaken onder werktijd.
2.4.
Op 2 juni 2022 heeft [directeur] een ontwikkelgesprek met [werknemer] gehouden, gevolgd door voortgangsgesprekken op 6 juli 2022 en 20 juli 2022. Bij brief van respectievelijk 16 juni 2022, 8 juli 2022 en 26 juli 2022 is [werknemer] telkens officieel gewaarschuwd. Op 14 september 2022 heeft er een gesprek plaatsgehad met [werknemer] , [directeur] en HR-adviseur [naam] .

3.Het geschil

3.1.
Kindante verzoekt de tussen haar en [werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.2.
Kindante heeft ter onderbouwing van haar verzoek onder meer - kort samengevat - het navolgende naar voren gebracht.
3.3.
[werknemer] is na een ziekteperiode van ongeveer anderhalf jaar teruggekeerd op school en heeft zijn werkzaamheden als conciërge weer hervat. [werknemer] genoot kennelijk onder de oude directeur diverse privileges, die door de nieuwe aangestelde directeur zijn teruggedraaid. Tevens neemt [werknemer] het niet al te nauw met de werktijden. Zo begint hij soms te laat en gaat hij eerder naar huis. Een en ander is [werknemer] kenbaar gemaakt in een zogenaamd ontwikkelgesprek op 2 juni 2022. Kindante heeft in dit gesprek ook aanleiding gezien [werknemer] een schriftelijke waarschuwing te geven. Met name verwijt Kindante [werknemer] dat hij niet open is geweest over de opbrengst en afdracht van het geld dat hij heeft ontvangen voor het door hem ingeleverde oud ijzer. [directeur] geeft in de schriftelijke waarschuwing van 16 juni 2022 aan, dat door het handelen van [werknemer] het vertrouwen in hem is geschaad.
3.4.
Er volgen voortgangsgesprekken op respectievelijk 6 en 20 juli 2022 waarin nieuwe feiten aan het licht komen. Zo ontdekt [directeur] dat [werknemer] een decoupeerzaag op naam en rekening van de school heeft aangeschaft en dat dit gereedschap bij [werknemer] thuis ligt. Ook blijkt [werknemer] een klopboor met accu, eigendom van Kindante, thuis te hebben liggen. Kindante heeft voor het onder zich houden van de decoupeerzaag en de klopboor geen toestemming gegeven.
3.5.
Kindante geeft [werknemer] bij brief van 26 juli 2022 een derde schriftelijke waarschuwing en geeft tevens aan dat “het zo niet langer kan”. Kindante vraagt [werknemer] in deze brief om na te denken hoe het vertrouwen weer kan worden hersteld. [werknemer] geeft in een gesprek met de directeur en de HR-adviseur van Kindante op 14 september 2022 aan dat
hij het beter wil gaan doenen
dat hij zijn communicatie wil verbeteren.
3.6.
Kindante ziet geen heil meer in een vruchtbare samenwerking met [werknemer] . De arbeidsverhouding is ernstig en duurzaam verstoord vanwege een onherstelbare vertrouwensbreuk.
3.7.
[werknemer] heeft verweer gevoerd. [werknemer] betwist dat hij vrijheden genoot die niet passen bij de functie van conciërge. In de arbeidsrelatie was sprake van geven en nemen. [werknemer] was ook in de avonduren en in de weekenden regelmatig op zijn werkplek te vinden en als blijk van waardering mocht [werknemer] de opbrengst van het oud ijzer behouden. Ook mocht [werknemer] voor de getoonde flexibiliteit onder werktijd privézaken regelen, zoals huisarts- en tandartsbezoek.
3.8.
[werknemer] doet de zaken waaraan Kindante refereert af als een storm in een glas water. De opbrengst van het oud ijzer heeft [werknemer] alsnog afgedragen aan de school. Daarnaast compenseerde [werknemer] het te laat komen en eerder vertrekken met het verrichten van werkzaamheden tijdens de avonduren en weekenden. Ook de kwestie rondom de decoupeerzaag is zwaar overtrokken. [werknemer] heeft de zaag geleend in verband met verbouwingswerkzaamheden aan zijn huis. [werknemer] krijgt in een tijdsbestek van enkele weken drie officiële waarschuwingen, terwijl een deugdelijk verbetertraject ontbreekt.
3.9.
Mocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst toch worden uitgesproken dan dient Kindante aan [werknemer] een transitievergoeding uit te keren ter hoogte van € 13.696,29.
3.10.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat niet is gebleken dat het onderhavige verzoek verband houdt met een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670, leden 1 tot en met 4 en 10 van het BW, of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Derhalve komt de kantonrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
4.2.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW in verbinding met artikel 7:671b lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
4.3.
De kantonrechter overweegt voorts dat uit de processtukken het beeld naar voren komt van [werknemer] als werknemer die zich moeilijk aan de nieuwe manier van leidinggeven
– zoals die met de komst van [directeur] is ontstaan – kan aanpassen. [directeur] wil een einde maken aan de vrijheden die [werknemer] zich kennelijk onder de vorige directeur heeft verworven. Zo wil [directeur] onder meer dat [werknemer] zich aan de reguliere werktijden houdt en dat hij de opbrengsten die met het inzamelen van oud ijzer worden gegenereerd afdraagt aan de school.
4.4.
[directeur] bespreekt met [werknemer] diens functioneren en dat het [directeur] ernst is blijkt uit het feit dat hij aan het ontwikkelgesprek van 2 juni 2022 niet alleen een schriftelijke waarschuwing koppelt, maar ook kort daarop vervolggesprekken met [werknemer] houdt. Daarmee geeft [directeur] aan dat hij wil dat [werknemer] zijn arbeidshouding verandert.
4.5.
In september 2022 concludeert [directeur] dat de schriftelijke waarschuwingen en de gesprekken met [werknemer] niet het beoogde effect hebben gesorteerd. Er komen nieuwe feiten aan het licht die het toch al wankele vertrouwen dat [directeur] in [werknemer] heeft verder beschadigen.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de door Kindante naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond opleveren voor ontbinding, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW. Het is de kantonrechter verder gebleken dat herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is en evenmin in de rede ligt.
4.7.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Kindante zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 april 2023.
4.8.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:673 lid 1 onder a sub 2 BW zal de kantonrechter aan [werknemer] een transitievergoeding toekennen, nu immers gesteld noch gebleken is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 onder c BW. De kantonrechter stelt de hoogte van de transitievergoeding vast op een bedrag van € 13.696,29 bruto.
4.9.
Gelet op de aard en uitkomst van de zaak is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat de proceskosten op hierna te bepalen wijze worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2023,
5.2.
veroordeelt Kindante tot betaling van € 13.696,29 bruto ter zake transitievergoeding,
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de transitievergoeding uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst – voor zoveel nodig - het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: ph
coll: