4.99.[gedaagde] voert aan dat het om zakelijke schulden gaat zodat zij daar niet aan hoeft bij te dragen en dat niet blijkt dat de schuld volledig is afgelost.
4.100. De rechtbank stelt vast dat de schuld in de huwelijkse periode is ontstaan, omdat de facturen op naam van de eenmanszaak staan die gedreven werd ten tijde dat partijen waren gehuwd. Ook als de stelling dat het een zakelijke schuld betreft juist is, dienen partijen voor gelijke delen de schulden van de eenmanszaak te dragen. Uit de e-mail van de deurwaarder van 31 oktober 2022 blijkt dat de gehele schuld is voldaan. Dat betekent dat [eiser] een regresvordering heeft op [gedaagde] voor wat hij meer dan zijn aandeel heeft voldaan, te weten voor € 1.150,23.
DAS Rechtsbijstand
4.101. [eiser] stelt dat de schuld, groot € 2.845,42, ziet op een openstaande factuur van de rechtsbijstandsverzekering die [eiser] na de peildatum heeft voldaan.
4.102. [gedaagde] voert aan dat niet gebleken is dat de schuld is afbetaald of door wie.
4.103. De rechtbank stelt vast dat de schuld is ontstaan in de huwelijkse periode, omdat er een vonnis van 20 september 2017 aan ten grondslag ligt. Uit de brief van 6 maart 2023 van de deurwaarder blijkt dat de schuld volledig is voldaan. Zoals overwogen, staat een betaling door derden niet aan een regresvordering op [gedaagde] in de weg. [eiser] heeft een regresvordering op [gedaagde] voor wat hij meer dan zijn aandeel heeft voldaan, te weten, voor € 1.422,71.
4.104. Nadat de rechtbank aan partijen ter zitting heeft voorgehouden dat deze vordering ziet op kinderalimentatie en niet een gemeenschapsschuld is, heeft [eiser] deze vordering ingetrokken. Daarom behoeft dit geen beoordeling meer.
[logopedist]
4.105. [eiser] stelt dat de schuld, groot € 30,70, ziet op een openstaande factuur van de logopedie afspraak die niet tijdig is geannuleerd, welke schuld na de peildatum is afgelost.
4.106. [gedaagde] voert aan dat niet gebleken is dat de schuld is afbetaald of door wie.
4.107. De rechtbank stelt vast dat de schuld is ontstaan in de huwelijkse periode, namelijk op 24 september 2018. Ter zitting heeft de advocaat van [eiser] een bericht voorgelezen waaruit volgt dat de schuld op 6 april 2020 is voldaan. Zoals overwogen, staat een betaling door derden niet aan een regresvordering op [gedaagde] in de weg. [eiser] heeft een regresvordering op [gedaagde] voor wat hij meer dan zijn aandeel heeft voldaan, te weten, voor € 15,35.
4.108. [eiser] stelt dat de schuld, groot € 1.305,49, ziet op een openstaande factuur om verzendlabels aan te maken die [eiser] na de peildatum heeft voldaan.
4.109. [gedaagde] voert aan dat het een zakelijke schuld betreft, zodat zij daar niet aan bij hoeft te dragen en dat niet blijkt dat de schuld geheel is voldaan.
4.110. De rechtbank stelt vast dat de schuld is ontstaan in de huwelijkse periode. Ook als de stelling dat het een zakelijke schuld betreft juist is, dienen partijen voor gelijke delen de schulden van de eenmanszaak te dragen. Uit de brief van de deurwaarder van 22 februari 2023 blijkt dat de schuld is voldaan, zodat het niet noodzakelijk is dat de onderliggende bankafschriften worden overgelegd. Dat betekent dat [eiser] een regresvordering heeft op [gedaagde] voor wat hij meer dan zijn aandeel heeft voldaan, te weten voor € 652,75.
Intrum
4.111. [eiser] stelt dat de schuld, groot € 637,35, ziet op onbetaalde energiekosten in 2019 die [eiser] na de peildatum heeft voldaan.
4.112. [gedaagde] erkent ter zitting dat de schuld in de huwelijkse periode is ontstaan.
4.113. Nu niet is weersproken dat het een huwelijkse schuld betreft, heeft [eiser] een regresvordering op [gedaagde] voor wat hij meer dan zijn aandeel heeft voldaan, te weten voor € 318,68.
4.114. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser] een regresvordering heeft op [gedaagde] van in totaal € 29.429,31.
Schulden opgevoerd door [gedaagde]
4.115. De rechtbank zal de door [gedaagde] opgevoerde schulden (randnummer 83 t/m 87 en productie 7 t/m 9 incidentele conclusie tevens conclusie van antwoord) afzonderlijk en in het licht van de verweren van [eiser] bespreken.
4.116. [gedaagde] stelt dat de schuld, groot € 4.471,09, ziet op openstaande facturen van VGZ en dat zij de schuld heeft afgelost.
4.117. [eiser] betwist dat de schuld is ontstaan in de huwelijkse periode.
4.118. De rechtbank kan niet vaststellen wanneer de schuld is ontstaan. [gedaagde] heeft bewijs aangeboden van haar stelling dat de schuld in de huwelijkse periode is ontstaan door de betalingsbewijzen van de inmiddels opgeheven ING Bank over te leggen, waarvan zij nog in afwachting is. Dat is naar het oordeel van de rechtbank tardief en bovendien is niet aannemelijk dat de betalingsbewijzen aantonen wanneer de onderhavige schuld is ontstaan. Daarom zal de rechtbank aan het bewijsaanbod van [gedaagde] voorbijgaan. Nu niet is gebleken dat de schuld in de gemeenschap valt, kan [gedaagde] geen regres nemen op [eiser] .
4.119. [gedaagde] stelt dat de schuld, groot tussen de € 2.000,00 en € 3.000,00, ziet op boetes met betrekking tot verzekeringen en de auto’s die op een andere naam zijn gezet.
4.120. [eiser] betwist dat de schuld is ontstaan in de huwelijkse periode.
4.121. Aangezien iedere onderbouwing door [gedaagde] ontbreekt, is niet vast te stellen wat de omvang is van de schuld, waar de schuld op ziet en of deze in de huwelijkse periode is ontstaan. Dat leidt ertoe dat er ook onvoldoende is gesteld om een regresvordering op [eiser] te kunnen toewijzen.
4.122. [gedaagde] stelt dat de schuld, groot ongeveer € 1.400,00, ziet op openstaande facturen van VGZ die aan [eiser] verknocht zijn.
4.123. [eiser] betwist dat de schuld is ontstaan in de huwelijkse periode en voert aan dat een betalingsbewijs ontbreekt.
4.124. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt ieder begin van onderbouwing door [gedaagde] . Niet kan worden vastgesteld wat de omvang is van de schuld, waar de schuld concreet op ziet en of deze in de huwelijkse periode is ontstaan. Dat leidt ertoe dat er ook voor dit onderdeel onvoldoende is gesteld om een regresvordering op [eiser] te kunnen toewijzen.
4.125. [gedaagde] stelt dat de schuld, groot € 932,55, ziet op niet-betaalde energiekosten.
4.126. [eiser] betwist dat de schuld is ontstaan in de huwelijkse periode.
4.127. Uit de door [gedaagde] overgelegde stukken blijkt niet op welke periode de schuld betrekking heeft (productie 8 bij incidentele conclusie tevens conclusie van antwoord). De (verval)data in het bericht van de deurwaarder zijn van bijna drie jaren ná de peildatum. Dat betekent dat niet vast staat dat het om een huwelijkse schuld gaat, zodat [gedaagde] geen regres kan nemen op [eiser] .
4.128. [gedaagde] stelt dat de schuld, groot € 899,94, ziet op openstaande facturen.
4.129. [eiser] betwist dat de schuld is ontstaan in de huwelijkse periode.
4.130. Ook hier is uit de door [gedaagde] overgelegde stukken niet af te leiden of de schuld is ontstaan in de huwelijkse periode (productie 9 bij incidentele conclusie tevens conclusie van antwoord) zodat [gedaagde] geen regres kan nemen op [eiser] .
4.131. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] geen regresvordering heeft op [eiser] .
4.132. [gedaagde] stelt dat partijen samen in totaal vijf bankrekeningen hadden die in de verdeling moeten worden betrokken. Daarvan zijn er drie in gebruik bij [eiser] , te weten de bankrekeningen bij de ING Bank eindigend op [eindcijfers C] , [eindcijfers B] en [eindcijfers A] . De twee bankrekeningen bij de ING Bank eindigend op [eindcijfers X] en [eindcijfers Y] staan op haar naam.
4.133. [gedaagde] vordert in het incident dat [eiser] een overzicht inbrengt van alle bankafschriften.
1.
Bankrekening eindigend op [eindcijfers C] van [eiser]
4.134. [eiser] heeft een bankafschrift van de mutaties in 2019 overgelegd (productie 6 bij incidentele conclusie van antwoord) en een e-mail van ING Bank van 8 april 2021 dat de bankrekening inmiddels is opgeheven (productie 8 bij incidentele conclusie van antwoord).
4.135. Bij (incidenteel) tussenvonnis van 15 februari 2023 heeft de rechtbank op grond van artikel 22 Rv bevolen dat [eiser] bankafschriften inbrengt waaruit duidelijk het saldo op de peildatum blijkt.
4.136. [eiser] heeft niet aan deze instructie voldaan. Het bankafschrift dat hij al eerder had overgelegd, betreft slechts één pagina van in totaal 47 pagina’s en laat niet het saldo op de peildatum zien (productie 6 bij incidentele conclusie van antwoord). Na het tussenvonnis van 15 februari 2023 heeft [eiser] geen nadere stukken overgelegd waaruit het saldo op de peildatum blijkt. De rechtbank maakt daaruit de gevolgtrekking die zij geraden acht, ook als dat in het nadeel is van [eiser] . In 2019 is in totaal € 4.068,11 op deze bankrekening bijgeschreven. De rechtbank zal dit bedrag als uitgangspunt nemen. [eiser] dient daarom aan [gedaagde] de helft van dit bedrag te betalen, te weten € 2.034,06.
2.
Bankrekening eindigend op [eindcijfers B] van [eiser]
4.137. [eiser] heeft een printscreen overgelegd van zijn bankierapp waaruit blijkt dat het rekeningnummer niet in gebruik is (productie 7 bij incidentele conclusie van antwoord).
4.138. Bij (incidenteel) tussenvonnis van 15 februari 2023 heeft de rechtbank op grond van artikel 22 Rv bevolen dat [gedaagde] aantoont dat de bankrekening (mede) op naam van [eiser] staat. Zij heeft een printscreen ingebracht waarop de bankrekening als zakelijke rekening van de eenmanszaak is vermeld (aanvullende productie 10 van [gedaagde] ).
4.139. Ter zitting heeft [eiser] verklaard niet bekend te zijn met deze rekening.
4.140. De rechtbank overweegt dat aan de hand van de overgelegde printscreen niet kan worden vastgesteld dat het een bestaande bankrekening betreft die (mede) op naam van [eiser] staat. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de bankrekening in de gemeenschap valt zodat op grond daarvan niets tussen partijen te verdelen is.
3.
Bankrekening eindigend op [eindcijfers A] van [eiser]
4.141. [eiser] heeft een bankafschrift overgelegd waaruit het saldo op de peildatum blijkt, te weten € 36,04 (productie 11 bij incidentele conclusie van antwoord).
4.142. [eiser] dient de helft van het saldo op de peildatum aan [gedaagde] te betalen, te weten € 18,02.
4.
Bankrekening eindigend op [eindcijfers X] van [gedaagde]
4.143. [gedaagde] stelt dat de bankrekening eindigend op [eindcijfers X] op haar naam stond, dat het saldo op de peildatum nihil was en dat de bankrekening inmiddels gesloten.
4.144. De rechtbank stelt vast dat [eiser] het voorgaande niet heeft weersproken, zodat er van uit wordt gegaan dat het saldo op de peildatum nihil was. Dat brengt met zich dat ter zake niets meer tussen partijen te verdelen is.
5.
Bankrekening eindigend op [eindcijfers Y] van [gedaagde]
4.145. [gedaagde] heeft een bankafschrift overgelegd met het saldo op de peildatum, te weten € 93,40 (productie 3 bij incidentele conclusie tevens conclusie van antwoord)
4.146. Aangezien [eiser] het voorgaande niet heeft weersproken, dient [gedaagde] de helft van € 93,40 aan [eiser] te betalen, te weten € 46,70.
4.147. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser] in totaal € 2.052,08 aan [gedaagde] dient te betalen en [gedaagde] in totaal € 46,70 aan [eiser] . Na verrekening dient [eiser] nog € 2.005,38 aan [gedaagde] te betalen.
4.148. [gedaagde] stelt dat eventuele pensioenrechten van [eiser] op de peildatum tot de huwelijksgoederengemeenschap behoren (randnummer 22 bij incidentele conclusie).
4.149. [gedaagde] heeft geen rechtsgevolg aan deze stelling verbonden. Evenmin heeft zij daartoe een eis in reconventie heeft ingesteld. De rechtbank zal hieraan voorbijgaan.
4.150. De rechtbank concludeert dat de ontbonden gemeenschap geen goederen meer bevat die nog tussen partijen moeten worden verdeeld.
4.151. Partijen dienen ieder voor de helft de schulden van de ontbonden gemeenschap te dragen. Dit heeft als gevolg dat [eiser] een vordering uit hoofde van regres heeft op [gedaagde] van € 29.429,31. Daarop strekt in mindering hetgeen [eiser] volgens dit vonnis ter verdeling van de bankrekeningen van partijen aan [gedaagde] dient te betalen. Dat leidt ertoe dat na verrekening een regresvordering van [eiser] op [gedaagde] resteert van in totaal € 27.423,93 (€ 29.429,31 minus € 2.005,38).
4.152. De rechtbank zal [gedaagde] veroordelen om € 27.423,93 aan [eiser] te betalen. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] al eerder in verzuim was ter zake de voldoening van hetgeen zij uit hoofde van regres is verschuldigd aan [eiser] .
4.153. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten zowel in de hoofdzaak als in het incident worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.