2.14.Bij brief van 10 juli 2023 heeft de OU aan [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] meegedeeld dat het loon over 4 juli 2023 niet wordt uitbetaald. Volgens de OU heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] zijn verplichtingen geschonden en heeft de bedrijfsarts niet gerapporteerd dat een gesprek niet mogelijk is of dat mediation noodzakelijk wordt geacht. Op 13 juli 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen partijen en beide gemachtigden. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de OU de volgende brief gestuurd:
Geachte heer [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] ,
Hierbij berichten wij u als volgt.
Gisteren heeft u een gesprek gehad met mevrouw [naam leidinggevende] . Uw gemachtigde en onze advocaat waren daarbij aanwezig.
Kort vóór ons gesprek stuurde uw gemachtigde een mail aan onze advocaat, waarin hij aangeeft dat wij een deskundigenoordeel hadden kunnen aanvragen. Als hij bedoelt dat we dat hadden moeten doen, zijn wij dat niet met hem eens. Het advies van de bedrijfsarts van 5 juli 2023 is volgens ons immers duidelijk. Weliswaar bent u volgens de bedrijfsarts nog niet volledig arbeidsgeschikt, maar bent u wel in staat om arbeid te verrichten. U bent aangewezen op voldoende afwisseling van houding en u bent beperkt ten aanzien van het bukken/buigen en het
hanteren van zware lasten. Er is geen sprake van een urenbeperking.
Uw gemachtigde geeft in zijn mail ook aan dat u bij uw standpunt blijft, namelijk dat er geen mogelijkheden voor u zijn binnen onze organisatie. Er is volgens uw gemachtigde sprake van een “ernstig en wellicht onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding”.
Wij nemen er kennis van dat u dit zo ervaart. Wij betreuren dit. Aan de andere kant zien wij geen reden waarom u niet kunt beginnen met re-integreren binnen onze Organisatie. De bedrijfsarts geeft daar groen licht voor. Dit neemt niet weg dat wij het raadzaam vonden om eerst met u een gesprek te hebben. Gisteren vond dat gesprek, later dan wij wilden, plaats.
In zijn mail geeft uw gemachtigde bovendien aan dat u beschikbaar bent voor spoor twee re-integratie en voor mediation. Ook bent u bereid om te komen tot een beëindigingsregeling. Hij geeft aan dat wij deze drie ‘routes’ zouden weigeren. Dit is volgens ons niet juist.
Zoals gistermiddag besproken moeten wij eerst kijken naar de mogelijkheden binnen onze organisatie. Deze mogelijkheden zijn er. Pas als deze er niet zijn, komt re-integratie tweede spoor aan de orde. Maar er zijn dus mogelijkheden intern.
Zoals ook besproken zien wij voor mediation op dit moment geen (voldoende) reden. U heeft ons er ook niet van overtuigd dat dit middel nu ingezet moet worden. Het enkele feit dat u vindt dat er een arbeidsconflict is, is daarvoor volgens ons onvoldoende. Eerst willen wij nagaan of re-integratie mogelijk is, zonder mediation. Dit neemt niet weg dat mediation in een latere fase alsnog aan de orde kan zijn, zeker als de bedrijfsarts dit zou adviseren. In zijn oordeel van 5 juli 2023 geeft hij mediation enkel in overweging. Dat hebben wij gedaan.
Wat betreft een beëindigingsregeling is er hierover contact geweest tussen uw gemachtigde en onze advocaat. Er is namens ons een (aangepast) aanbod gedaan, maar dat heeft u niet geaccepteerd. Wij zien geen reden om meer te bieden. Een eerder (wel) overeengekomen vaststellings- /beëindigingsovereenkomst heeft u overigens zelf herroepen.
Wat uw gemachtigde stelt is dus niet juist.
Gistermiddag hebben wij met u de re-integratie besproken, waarbij wij uit zijn gegaan van een volledige re-integratie. Bij nader inzien zal deze wat ons betreft, mede vanwege uw inmiddels langdurige afwezigheid, geleidelijk plaatsvinden. De contouren hebben wij gistermiddag geschetst, en zijn opgenomen in bijgaande notitie (bijlage). Daarbij zal rekening gehouden worden met de door de bedrijfsarts geschetste mogelijkheden en beperkingen. U heeft immers niet laten weten het daar niet mee eens te zijn (wel dat u niet binnen onze Organisatie wilt re-integreren). Als er toch twijfel ontstaat over de vraag of de u opgedragen werkzaamheden
passend zijn, zullen wij een arbeidsdeskundige inschakelen om dit nader te beoordelen. Maar dat
u kunt werken staat hoe dan ook vast.
Wij verwachten dat u vanaf maandag 17 juli 2023 om 09.00 uur aan de slag gaat. Wij zien geen reden waarom dit niet zou kunnen. [naam leidinggevende] zal dan een eerste gesprek met u hebben.
In het gesprek gistermiddag heeft u gezegd dat u zich niet veilig voelt. Natuurlijk nemen wij dit signaal serieus. U heeft in dat verband gezegd dat u namens de OU een bepaald aanbod voor een regeling is gedaan, welk aanbod daarna — volgens u ten onrechte — zou zijn ingetrokken.
Maar volgens ons is er geen sprake van een aanbod waar wij aan gehouden zouden zijn, en dat vervolgens door ons is ingetrokken. Het is ons dan ook niet duidelijk waar u op doelt. Ook verder geeft u niet aan waarom er sprake zou zijn van een onveilige situatie. Het enkele feit dat er gesproken is over een beëindigingsregeling, wat u aangeeft als reden, is daar volgens ons ook onvoldoende voor.
In de begeleidingsgesprekken die gaan volgen, kunt u dit onderwerp (d.w.z. veiligheid) vanzelfsprekend bespreekbaar (blijven) maken. Waar mogelijk en nodig, zullen wij ook actie ondernemen om te zorgen voor een veilige werkomgeving. Wij zijn daartoe ook verplicht. Maar op dit moment zien wij dus niet dat er geen veilige werkomgeving zou zijn. Volledigheidshalve wijzen wij er ook nog op dat als u zich niet veilig voelt, u dit (ook) kunt melden bij de vertrouwenspersoon en/of de Arbo-coördinator.
Tot zover onze reactie bij de twee mails van uw gemachtigde en ons gesprek van gisteren. Uw gemachtigde gaf tijdens het gesprek nog aan dat het gesprek niet had gehoeven, maar dat de communicatie ook via de mail had gekund. Wij zijn dit niet met hem eens. Wij vinden overleg erg belangrijk, en betreuren het zeer dat uw gemachtigde dit blijkbaar anders ziet. Een dergelijke houding vinden wij ook onaanvaardbaar want dit is in strijd met uw verplichting om mee te werken aan uw re-integratie. Een gesprek over re-integratie is in dat verband een zeer gebruikelijke en redelijke opdracht.
U en uw gemachtigde lieten tijdens het gesprek wederom blijken bij het eerder ingenomen standpunt te zullen blijven. U zult dus niet gaan re-integreren in uw eigen functie binnen onze organisatie, zo heeft u al aangekondigd. U hebt daarbij ook expliciet aangegeven maandag a.s. niet te zullen starten met (interne) re-integratie. U stelt althans dat er eerst mediation moet plaatsvinden. Uw gemachtigde bevestigde dit in zijn mail kort na het gesprek. Voor zover de mail overigens een verslag bevat van ons gesprek, was deze mail niet volledig.
Uit het voorgaande blijkt al dat wij de door u gestelde voorwaarde niet delen, en dat wij deze ook niet redelijk en niet passend vinden. Daarom vinden wij het - helaas - noodzakelijk u hierbij alvast op het volgende te wijzen.
Als u maandag 17 juli a.s. niet op het werk verschijnt, zullen wij uw loon stopzetten. U bent hier eerder al uitdrukkelijk op gewezen. Er is ook al tweemaal een (tijdelijke) loonstop geweest. Als er weer een loonstop zal plaatsvinden, is deze gebaseerd op artikel 7:629 lid 3 onder c BW. U weigert dan immers zonder deugdelijke grond passende arbeid te verrichten.
Ook zullen wij dan bij het UWV een deskundigenoordeel aanvragen. Tenzij dat oordeel reden zou zijn ons standpunt te herzien, waar wij op dit moment geen enkele aanleiding voor zien, zullen wij daarna - gezien ook de eerdere waarschuwingen en sancties - een ontslagprocedure opstarten.
Reden voor de gevraagde ontbinding van uw arbeidsovereenkomst zal dan (vooral) zijn: (ernstig) verwijtbaar handelen c.q. nalaten. Wij zullen ons dan ook op het standpunt stellen dat u geen recht heeft op een transitievergoeding. Wij wijzen er ten slotte op dat, als de rechter het verzoek honoreert, dit ook tot gevolg kan hebben dat u geen aanspraak heeft op een uitkering.
Kopie van deze brief sturen wij naar uw gemachtigde.
Met vriendelijke groet,
Dhr. [naam directeur]