ECLI:NL:RBLIM:2023:7582

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
10778253 \ CV EXPL 23-4744
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgverzekeringsschulden met betrekking tot een bewindvoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter op 27 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vertegenwoordigd door een bewindvoerder. VGZ vorderde betaling van een bedrag van € 1.848,93, dat bestond uit een achterstand op een zorgverzekeringsovereenkomst, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De totale achterstand werd door VGZ vastgesteld op € 2.191,66, met een bijkomende wettelijke rente van € 61,01 en buitengerechtelijke kosten van € 274,66. De gedaagde partij erkende de vordering, maar stelde dat er een afbetalingsregeling was voorgesteld vanwege een problematische schuldensituatie van de onderbewindgestelde.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde als consument wordt beschouwd en dat er geen schendingen van het Europees consumentenrecht waren. De vordering van VGZ werd grotendeels toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, omdat de gedaagde geen verweer had gevoerd tegen deze vorderingen. De kantonrechter veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente, en stelde de proceskosten vast op € 694,48. Tevens werd bepaald dat de gedaagde in de nakosten zou worden veroordeeld indien niet tijdig aan het vonnis werd voldaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10778253 \ CV EXPL 23-4744
Vonnis van de kantonrechter van 27 december 2023
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] ,
in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam onderbewindgestelde],
gevestigd [adres] ,
[vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde K.H.M. Sevriens.
Partijen zullen hierna VGZ, [gedaagde] en [naam onderbewindgestelde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
VGZ vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van
€ 1.848,93, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert VGZ (samengevat) het volgende aan.
VGZ heeft op grond van een met [naam onderbewindgestelde] gesloten zorgverzekeringsovereenkomst bedragen bij [naam onderbewindgestelde] in rekening gebracht. De totale achterstand bedraagt volgens VGZ € 2.191,66. Daarnaast is [naam onderbewindgestelde] aan haar de wettelijke rente verschuldigd. VGZ berekent de wettelijke rente tot 11 oktober 2023 op € 61,01. Voorts stelt zij dat [naam onderbewindgestelde] aan haar een vergoeding van € 274,66 voor buitengerechtelijke kosten inclusief btw verschuldigd is. Op de vordering kan nog een bedrag van € 678,40 aan deelbetalingen in mindering strekken.
2.3.
[gedaagde] is als bewindvoerder over de goederen van [naam onderbewindgestelde] benoemd.
2.4.
[gedaagde] erkent de vordering. [naam onderbewindgestelde] heeft momenteel een problematische schuldensituatie. Er is een afbetalingsregeling aan VGZ voorgesteld.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
3.3.
Uit het antwoord van [gedaagde] is de kantonrechter gebleken dat de vordering ten aanzien van de hoofdsom niet althans onvoldoende wordt betwist, zodat deze voor toewijzing in aanmerking komt.
3.4.
[gedaagde] heeft geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de gevorderde vervallen wettelijke rente van € 61,01, zodat die - als op de wet gegrond - wordt toegewezen. Ook de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2023 kan worden toegewezen.
3.5.
VGZ maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 274,66. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ook deze vordering is toewijsbaar aangezien de gemachtigde van VGZ de veertiendagenbrief aan [gedaagde] verzonden heeft en [gedaagde] de ontvangst daarvan niet heeft betwist.
3.6.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag van € 1.848,93, bestaande uit:
- € 2.191,66 aan hoofdsom
- € 61,01 aan vervallen wettelijke rente
- € 274,66 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw
- minus € 678,40 aan deelbetaling,
te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.848,93 vanaf 11 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling, zal worden toegewezen.
3.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van VGZ worden begroot op:
  • dagvaarding € 130,48
  • griffierecht € 365,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 694,48
3.8.
De gevorderde nakosten worden, met inachtneming van de richtlijnen van het LOVCK, toegewezen op de hierna in het dictum te vermelden wijze. De gevorderde btw over de nakosten zal, voor zover die nakosten zien op het salaris gemachtigde, worden afgewezen nu hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.848,93, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 11 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van VGZ gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 694,48,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] als deze niet binnen twee weken na aanschrijving door VGZ volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 99,50 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, dit bedrag te vermeerderen met de hierover verschuldigd zijnde btw,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC