Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[naam onderbewindgestelde],
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
- dagvaarding € 130,48
- griffierecht € 365,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 27 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vertegenwoordigd door een bewindvoerder. VGZ vorderde betaling van een bedrag van € 1.848,93, dat bestond uit een achterstand op een zorgverzekeringsovereenkomst, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De totale achterstand werd door VGZ vastgesteld op € 2.191,66, met een bijkomende wettelijke rente van € 61,01 en buitengerechtelijke kosten van € 274,66. De gedaagde partij erkende de vordering, maar stelde dat er een afbetalingsregeling was voorgesteld vanwege een problematische schuldensituatie van de onderbewindgestelde.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde als consument wordt beschouwd en dat er geen schendingen van het Europees consumentenrecht waren. De vordering van VGZ werd grotendeels toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, omdat de gedaagde geen verweer had gevoerd tegen deze vorderingen. De kantonrechter veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente, en stelde de proceskosten vast op € 694,48. Tevens werd bepaald dat de gedaagde in de nakosten zou worden veroordeeld indien niet tijdig aan het vonnis werd voldaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.