Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
gedaagden,
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een vennootschap onder firma die als huurder optrad. De verhuurder, aangeduid als [eiser], vorderde betaling van een huurachterstand van € 3.777,75 over de periode van 1 januari 2023 tot en met 15 april 2023, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagden, bestaande uit [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], erkenden de huurachterstand, maar stelden dat deze verrekend kon worden met een bankgarantie van € 3.872,00 die zij hadden afgegeven. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden het gehuurde per 15 april 2023 rechtsgeldig hadden opgeleverd en dat er geen gebreken waren geconstateerd. Hierdoor was de gedaagden toegestaan om de huurachterstand te verrekenen met de bankgarantie. De vordering van de verhuurder tot betaling van de huurachterstand werd afgewezen, evenals de vordering tot betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, omdat de verhuurder onvoldoende had onderbouwd dat hij recht had op deze kosten. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagden, die grotendeels in het gelijk waren gesteld.