ECLI:NL:RBLIM:2023:7580

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
10547975 \ CV EXPL 23-2453
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur en buitengerechtelijke incassokosten in het kader van een overeenkomst voor alarmsysteemdiensten

In deze zaak vordert SECURITY MONITORING CENTRE BV (hierna: SMC) betaling van een openstaande factuur van € 298,17 van gedaagde, die een overeenkomst had met SMC voor de aansluiting en onderhoud van een alarmsysteem. De overeenkomst, die op 5 januari 2004 werd gesloten, werd jaarlijks verlengd, maar gedaagde heeft de factuur niet voldaan ondanks herhaalde aanmaningen. SMC heeft de incassering van de vordering uit handen gegeven aan Ultimoo Incasso. Gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat de overeenkomst door SMC zelf was beëindigd in 2021, omdat het technisch niet meer mogelijk was om de meldkamer te bereiken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet voldoende onderbouwd heeft dat de overeenkomst was beëindigd en dat SMC de vordering terecht heeft ingediend. De kantonrechter heeft de vordering van SMC toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en gedaagde veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10547975 \ CV EXPL 23-2453
Vonnis van 27 december 2023
in de zaak van
SECURITY MONITORING CENTRE BV,
te Tiel,
eisende partij,
hierna te noemen: SMC,
gemachtigde: AGIN Timmermans gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 7
- de conclusie van antwoord (het verweerschrift) van 15 augustus 2023
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 5 januari 2004 zijn Meldkamer Holland (hierna: MH) en [gedaagde] een overeenkomst aangegaan uit hoofde waarvan MH het aanwezige beveiligingssysteem / alarmsysteem van de woning van [gedaagde] aan [adres] te [woonplaats] diende aan te sluiten en aangesloten te houden op haar alarmcentrale en in voorkomend geval alarmopvolging diende te geven, zulks tegen jaarlijkse betaling van [gedaagde] van een geïndexeerde abonnementsprijs (productie 1). Onder (8) van de overeenkomst staat het volgende:

Deze overeenkomst gaat in op 30-12-2003 en heeft een looptijd van één (1) jaar. Het
contract wordt stilzwijgend jaarlijks verlengd met eenzelfde periode. Beide partijen behouden het recht het contract minimaal 2 maanden voor de prolongatiedatum, schriftelijk- en aangetekend op te zeggen.
2.2.
Op niet nader geduid moment is MH gefuseerd met Alarmgroep Meldnet B.V., dat vervolgens fuseerde met SMC. SMC heeft uitvoering gegeven aan de overeenkomst met [gedaagde] : de oorspronkelijke overeenkomst is elk jaar per 1 januari voor de duur van één jaar verlengd.
2.3.
Bij brief van 30 juli 2021 (productie 6) heeft SMC aan [gedaagde] laten weten dat uit controle is gebleken dat zijn alarmsysteem “
doormeldt via een verouderde verbinding. De Nederlandse telecomproviders zijn voornemens deze verbindingen op korte termijn - binnen enkele maanden - op te heffen, waardoor de doormelding van uw alarmsysteem in het geding komt.
Het is belangrijk dat uw alarmsysteem tijdig wordt omgezet naar een doormelding die voldoet aan de eisen van deze tijd. Wij verzoeken u daarom met klem tijdig contact op te nemen met uw alarminstallateur. Deze kan u adviseren over wat in uw situatie de meest passende oplossing is. (...)”.
2.4.
Op 1 december 2021 heeft SMC aan [gedaagde] een factuur ten bedrage van € 298,17 gestuurd, betreffende het “
abonnement SMC AlarmCentrale 01-01-2022 t/m 31-12-2022” (productie 2).
2.5.
Ondanks herhaalde aanmaningen en sommatie van SMC is de factuur niet door [gedaagde] voldaan.
2.6.
SMC heeft de incassering van de vordering uit handen gegeven aan een incassogemachtigde, te weten Ultimoo Incasso (hierna: UI) te Woerden.
2.7.
Bij brief van 10 mei 2022 heeft UI een zogenaamde 14-dagenbrief (productie 3) aan [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] heeft niet betaald.
2.8.
Ook daarna heeft UI nog sommaties aan [gedaagde] gestuurd (productie 4), maar deze hebben niet geresulteerd in betaling door [gedaagde] .
2.9.
Bij brief van 5 mei 2022 (productie 7) heeft SMC aan [gedaagde] het volgende - voor zover thans van belang - laten weten:

(...) Vorig jaar juli hebben wij u een brief geschreven over de verouderde verbinding waarvan uw alarmsysteem gebruik maakt. De Nederlandse telecomproviders gaan deze lijnen op korte termijn opheffen.
Samen met de brancheverenigingen en de providers hebben we een tijdelijke oplossing gevonden, waardoor onze ontvangers de meldingen van de hierop aangesloten klanten kunnen blijven ontvangen. Toch is deze oplossing om diverse redenen niet ideaal. Het blijft daarom noodzakelijk om uw verbindingen op korte termijn aan te passen naar een IP-verbinding. Hiertoe heeft u een aantal mogelijkheden.
Wij adviseren u met klem zo snel mogelijk contact op te nemen de uw alarminstallateur (...)
2.10.
Bij e-mailbericht van 19 oktober 2022 heeft [gedaagde] aam UI laten weten dat er geen rechtsgrond is voor de vordering van SMC, omdat de overeenkomst door SMC in 2021 zelf is beëindigd omdat het technisch niet meer mogelijk was om de meldkamer met de vaste telefoonlijn van KPN te bereiken (productie 5).

3.Het geschil

3.1.
SMC vordert dat de rechtbank, kamer voor kantonzaken, [gedaagde] bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt om aan SMC tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van € 353,56, te vermeerderen met de wettelijke rente per jaar over een bedrag van € 298,17 vanaf 25 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
SMC heeft - kort gezegd - betaling van de factuur van 1 december 2021 van
€ 298,17 gevorderd. Daarnaast vordert SMC betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 44,73 en de rente over de hoofdsom.
4.2.
[gedaagde] heeft primair als verweer aangevoerd dat de overeenkomst met SMC in 2003 door tussenkomst / bemiddeling van de installateur en leverancier van de alarminstallatie, te weten HRB Beveiligingen B.V. te Kerkrade, is gesloten. Het is volgens hem dan ook een overeenkomst tussen SMC en de installateur/leverancier van de alarminstallatie. De alarminstallatie is versleten en technologisch gedateerd. Pogingen tot reparatie voor december 2021 hebben na meerdere “valse alarmmeldingen” niet het gewenste resultaat opgeleverd. Verbinding met de meldkamer van SMC is door de installateur na mislukte pogingen tot reparatie in overleg beëindigd. SMC was hiervan door het verbreken van de telefoonverbinding met de meldkamer op de hoogte. De overeenkomst met SMC was derhalve al voor december 2021 beëindigd, aldus [gedaagde] . Bovendien kan opzegging in consumentenverhoudingen volgens [gedaagde] in iedere vorm geschieden en kan het ook in een of meer gedragingen besloten liggen. In 2022 zijn geen diensten meer door SMC aan [gedaagde] geleverd, omdat er geen verbinding mogelijk was. Volgens [gedaagde] was SMC hiervan op de hoogte. De brief van SMC van 30 juli 2022 heeft bij SMC het vertrouwen gewekt dat de overeenkomst op korte termijn (enkele maanden), maar zeker voor 1 januari 2022 op technische gronden noodzakelijkerwijs eindigde, aldus [gedaagde] .
4.3.
De kantonrechter stelt als niet weersproken vast dat op 5 januari 2004 een overeenkomst is gesloten tussen (de rechtsvoorganger van) SMC en [gedaagde] . [gedaagde] heeft zijn verweer - zo begrijpt de kantonrechter althans - dat niet hij, maar HRB Beveiligingen contractspartij is, niet met feiten en omstandigheden onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbijgaat, te meer nu [gedaagde] niet heeft betwist dat hij degene is die de overeenkomst in 2004 heeft ondertekend en hij om die reden contractspartij is.
4.4.
Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, blijkt uit de brieven van SMC van 30 juli 2021 en 5 mei 2022 niet dat SMC de overeenkomst heeft opgezegd. Het betrof immers een mededeling van SMC met betrekking tot de verouderde verbinding van [gedaagde] en dat [gedaagde] tijdig maatregelen moest nemen om het alarmsysteem om te zetten naar een doormelding die voldoet aan de eisen van de tijd. Dat [gedaagde] dit niet (tijdig) heeft gedaan, omdat het de installateur (naar eigen zeggen van [gedaagde] ) niet is gelukt het systeem aan te passen, is geen gedraging waaruit SMC kon en/of moest afleiden dat [gedaagde] de overeenkomst opzegde, te meer nu in de overeenkomst onder (8) is opgenomen dat de overeenkomst twee maanden voor de prolongatiedatum schriftelijk en aangetekend moet worden opgezegd. Gesteld noch gebleken is dat een van partijen de overeenkomst schriftelijk en aangetekend heeft opgezegd. Hieraan doet niet af dat [gedaagde] consument is. Niet valt in te zien dat en waarom het voor rekening en risico van SMC zou moeten komen dat SMC niet in staat is om diensten te verlenen, nu het aan [gedaagde] was om de verouderde systemen te vernieuwen, waarbij de kantonrechter overigens opmerkt dat uit de brief van SMC van 5 mei 2022 blijkt dat SMC tijdelijk een oplossing heeft gevonden, waardoor dienstverlening door SMC nog wél mogelijk was, hetgeen [gedaagde] overigens niet (voldoende) heeft weersproken.
4.5.
Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, is uit de brief van 5 mei 2022 niet af te leiden dat SMC hem een aanbod (welk aanbod?) heeft gedaan en/of dat [gedaagde] dat beweerdelijke aanbod heeft geweigerd. Uit de brief van 31 juli 2021 is evenmin af te leiden dat de overeenkomst op korte termijn vanwege technische gronden “noodzakelijkerwijs eindigde”, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, zodat zonder nadere onderbouwing, die [gedaagde] niet heeft gegeven niet valt in te zien dat en waarom SMC bij hem het vertrouwen heeft gewekt dat de overeenkomst “op korte termijn” zou eindigen. Dit verweer faalt dan ook.
4.6.
De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van [gedaagde] dat de vordering van SMC naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, nu [gedaagde] dit niet met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd.
4.7.
Hetgeen [gedaagde] voor het overige heeft aangevoerd, is rechtens niet relevant en behoeft geen bespreking.
4.8.
Uit het vooroverwogene volgt dat de vordering van SMC van € 298,17 voor toewijzing gereed ligt.
4.9.
[gedaagde] heeft niet weersproken rente over de voornoemde hoofdsom verschuldigd te zijn, zodat dit zal worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, zodat deze ook worden toegewezen.
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van SMC begroot op:
  • kosten exploot € 107,32
  • griffierecht € 128,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 305,32.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan SMC tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de
som van € 353,56, te vermeerderen met de wettelijke rente per jaar over een bedrag van
€ 298,17 vanaf 25 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van SMC begroot op € 305,32,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023.
JC