ECLI:NL:RBLIM:2023:7538

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
C/03/307199 / HA ZA 22-305
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen wegens gebrek aan bewijs in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 20 december 2023 een vonnis gewezen in de zaak tussen eiseres en gedaagde. Eiseres had geen advocaat meer gesteld na de onttrekking van haar advocaat, mr. Wolfs, op 2 augustus 2023. Dit leidde ertoe dat eiseres niet in staat was om proceshandelingen te verrichten, wat haar recht op verdediging in gevaar bracht. De rechtbank oordeelde dat de onttrekking van de advocaat niet leidt tot schorsing van de procedure, en dat eiseres op de hoogte had moeten zijn van de noodzaak om een nieuwe advocaat aan te stellen.

In het tussenvonnis van 13 september 2023 was eiseres opgedragen bewijs te leveren van de geestelijke toestand van de erflater op 31 juli 2018, om aan te tonen dat de wil tot het maken van een uiterste wilsbeschikking ontbrak. Echter, na de onttrekking van haar advocaat heeft eiseres geen nieuwe procesvertegenwoordiger aangesteld, waardoor zij niet in staat was om het vereiste bewijs te leveren. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aan haar bewijslast had voldaan, wat resulteerde in de afwijzing van haar vorderingen.

De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, gezien de familierelatie, waardoor iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis werd openbaar uitgesproken door mr. V.E.J. Noelmans.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rolnummer: C/03/307199 / HA ZA 22-305
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
geen advocaat meer gesteld hebbende,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. F.H. Kuiper te Heerlen.
Partijen zullen hierna “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het B2-formulier van de zijde van [eiseres] , waarbij mr. Wolfs zich heeft onttrokken als advocaat, ontvangen op 27 juli 2023 en verwerkt op de rol van 2 augustus 2023,
  • het tussenvonnis van 13 september 2023,
  • het B-5 formulier van de zijde van [gedaagde] van 11 oktober 2023,
  • het B16-formulier van de zijde van [gedaagde] van 1 november 2023, waarbij de rechtbank wordt verzocht om vonnis te wijzen ex art. 2.14 procesreglement.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Ter rolle van 2 augustus 2023 heeft de advocaat van [eiseres] zich onttrokken. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad leidt onttrekking van de advocaat niet tot schorsing van de procedure, omdat onttrekking niet op één lijn gesteld kan worden met de dood of het verlies van de betrekking van de gestelde advocaat. De rechtsverhouding tussen de zich onttrekkende advocaat en zijn (voormalig) cliënt brengt mee dat op de advocaat de plicht rust zijn (voormalig) cliënt te wijzen op de gevolgen van de onttrekking en op de noodzaak om een nieuwe advocaat te doen optreden indien hij zich in het rechtsgeding wil doen vertegenwoordigen. Gelet op de toelichting in onttrekkingsbericht van de advocaat van [eiseres] , neemt de rechtbank aan dat hieraan voldaan is.
2.2.
In het tussenvonnis van 13 september 2023 is beslist dat [eiseres] op grond van artikel 150 Rv bewijs dient te leveren van de feiten en omstandigheden, waaruit blijkt dat erflater op 31 juli 2018 aan een geestelijke stoornis leed en dat als gevolg van die geestelijke stoornis de wil bij erflater ontbrak tot het maken van een uiterste wilsbeschikking.
2.3.
Na de onttrekking heeft zich voor [eiseres] niet opnieuw een procesvertegenwoordiger gesteld. Daardoor heeft [eiseres] geen mogelijkheid meer om processuele handelingen te verrichten. De omstandigheid dat zich geen nieuwe advocaat heeft gesteld voor [eiseres] komt in beginsel voor haar rekening en belette [gedaagde] niet om vonnis te vragen, hetgeen [gedaagde] ook heeft gedaan.
2.4.
Uit het voorgaande volgt dat [eiseres] niet het aan haar opgedragen bewijs heeft geleverd. Nu zij geen bewijs heeft geleverd, betekent dit dat niet is komen vast te staan dat de uiterste wilsbeschikking van 31 juli 2018 opgemaakt door erflater nietig is. De slotsom is dan ook dat de in dat kader gevorderde verklaring voor recht niet toewijsbaar is en moet worden afgewezen.
2.5.
Gelet op de familierelatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden
gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, wijst de vorderingen af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023. [1]

Voetnoten

1.type: DS