ECLI:NL:RBLIM:2023:7536

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
C/03/314403 / HA ZA 23-70
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter inzake erfopvolging en onrechtmatige daad in grensoverschrijdende zaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 20 december 2023 een vonnis gewezen in een civiele procedure met betrekking tot erfopvolging en onrechtmatige daad. De zaak betreft een geschil tussen twee partijen, waarbij de oudste zoon van de erflaatster, eiser in conventie, vorderingen heeft ingesteld tegen de partner van de erflaatster, gedaagde in conventie, over de nalatenschap van de overleden erflaatster. De rechtbank heeft zich in eerste instantie moeten buigen over de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak, gezien het grensoverschrijdende karakter van de erfopvolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erflaatster, mevrouw [erflaatster], op het moment van haar overlijden in Nederland was, maar dat zij een nauwe en duurzame band met Frankrijk had, waar zij de meeste tijd had doorgebracht en waar zij ook was ingeschreven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Franse rechter bevoegd is om te oordelen over de erfopvolging, op basis van de Erfrechtverordening. De vorderingen van eiser in conventie die betrekking hebben op de erfopvolging zijn daarom niet ontvankelijk verklaard. De overige vorderingen, die zijn gebaseerd op onrechtmatige daad, blijven echter wel onder de Nederlandse rechter vallen, maar de beoordeling daarvan moet wachten op het oordeel van de Franse rechter over de erfopvolging. De rechtbank heeft de zaak naar de parkeerrol verwezen in afwachting van dit oordeel en heeft tussentijds hoger beroep toegestaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/314403 / HA ZA 23-70
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. P.H.J. Nass,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.M.P. Schobbers-Deinun.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 13 september 2023
  • de akte uitlaten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met productie 33
  • de akte uitlaten van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met productie 15.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [overlijdensdatum] 2021 is erflaatster mevrouw [erflaatster] (hierna te noemen: [erflaatster] ) overleden in het ziekenhuis te Sittard-Geleen, Nederland. Zij had vijf kinderen: drie zonen en twee dochters. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is de oudste zoon. [erflaatster] had sinds 2011 een affectieve relatie met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , met wie zij eerst in Nederland en vervolgens in Frankrijk heeft samengewoond. Zij waren niet gehuwd en hadden geen samenlevingscontract.
2.2.
[erflaatster] is geboren in [geboorteplaats] , Duitsland en had de Duitse nationaliteit. Zij woonde in Nederland op het moment dat zij een huis kocht in Frankrijk, dat op 31 januari 2017 is geleverd. Haar woning in Nederland heeft zij verkocht en in 2018 heeft zij zich in Frankrijk laten inschrijven. In april 2021 is zij ziek geworden en is longkanker bij haar vastgesteld. Daarvoor is zij behandeld in het ziekenhuis in Frankrijk.
2.3.
Medio november 2021 is [erflaatster] met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en hun honden naar Nederland gekomen. Haar dochter heeft [erflaatster] opgehaald op de camping waar zij met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verbleef, waarna [erflaatster] enkele dagen is verbleven bij haar andere dochter. Zij is in die periode opnieuw ingeschreven in Nederland (Basisregistratie Personen), op het woonadres van haar dochter in [woonplaats 3] . Op 23 november 2021 is [erflaatster] opgenomen in het ziekenhuis, waar zij op [overlijdensdatum] 2021 is overleden.
2.4.
[erflaatster] heeft geen (notarieel) testament opgesteld.
2.5.
Op 20 juni 2022 is door notaris [naam notaris 1] een Europese verklaring van erfrecht afgegeven aan [naam dochter] (dochter van [erflaatster] ), waarin op basis van erfopvolging bij versterf de kinderen van [erflaatster] als (enige) erfgenamen worden aangemerkt.
2.6.
Op 30 augustus 2022 is door notaris [naam notaris 2] een Europese verklaring van erfrecht afgegeven aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , waarin op basis van een handgeschreven testament, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als (enig) erfgenaam wordt aangemerkt.
2.7.
De notarissen hebben de rechtsgevolgen van beide verklaringen geschorst [1] in afwachting van de uitkomst van de gerechtelijke procedure.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert, na vermeerdering van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat voor wat betreft de erfstelling ten aanzien van de
nalatenschap van [erflaatster] geërfd zal worden volgens de wettelijke regels van
erfopvolging bij versterf,
II. voor recht verklaart dat aan het ‘eigenhändiges Testament’ d.d. 3 april 2021 en de
daarop gebaseerde verklaring van erfrecht ten gunste van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] d.d. 30 augustus
2022 geen juridische betekenis toekomt, in die zin dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] daaraan geen rechten
kan ontlenen,
III. voor recht verklaart dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onrechtmatig jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , althans de
gemeenschap/nalatenschap, heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
– handelend ten behoeve van de gemeenschap – geleden schade,
IV. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van een bedrag van € 14.643,20
voor de door hem aan de nalatenschap onttrokken auto dan wel een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf [overlijdensdatum] 2021 dan wel 20 januari 2022 dan wel de datum van dagvaarding dan wel een datum door de rechtbank in goede justitie te bepalen,
V. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over het totale positieve
saldo van de bankrekeningen aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vanaf 6 september 2022 tot het moment
van deblokkering van de bankrekeningen dan wel over een periode door de rechtbank in goede justitie te bepalen,
VI. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt tot betaling van een jaarlijkse gebruiksvergoeding van € 7.000,00 dan wel een jaarlijkse gebruiksvergoeding met een hoogte door de rechtbank in goede justitie te bepalen aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , primair vanaf [overlijdensdatum] 2021, subsidiair vanaf 6 september 2022, zowel primair als subsidiair tot de datum van ontruiming en afgifte van de sleutels door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , meest subsidiair voor een periode door de rechtbank in goede justitie te bepalen,
VII. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 2.541,00 (kosten
deskundigenrapport) aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
20 januari 2022 dan wel de datum van dagvaarding dan wel een datum door de rechtbank in goede justitie te bepalen,
VIII. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 101,82 (kosten vertaling)
aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2022 dan
wel de datum van dagvaarding dan wel een datum door de rechtbank in goede justitie te bepalen,
IX. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt om, primair binnen 24 uur na betekening van het vonnis,
subsidiair binnen een termijn die de rechtbank in goede justitie geraden acht, de woning, gelegen aan het adres [adres] te [plaats] te Frankrijk, te ontruimen met al de zijnen en al het zijne en ontruimd te houden – met uitzondering van de roerende zaken behorende tot de nalatenschap in oorspronkelijke en onbeschadigde staat – en niet meer te betrekken, met afgifte van alle sleutels aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-, dan wel een dwangsom met een hoogte door de rechtbank in goede justitie te bepalen, per dag dat hij in weerwil van het oordeel van de rechtbank daartoe niet overgaat.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
3.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert, na vermeerdering van eis, dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
[de rechtbank houdt de nummering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan]:
voor recht verklaart dat het ‘eigenhändiges Testament’ van erflaatster d.d. 3 april 2021 rechtsgeldig is en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op grond van dat testament enig erfgenaam van erflaatster is,
voor recht verklaart dat de eigendom van de auto van het merk Audi met het kenteken [kenteken] primair aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toekomt krachtens de overeenkomst tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en erflaatster d.d. 19 januari 2020, subsidiair in eigendom aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toekomt op grond van het ‘eigenhändiges Testament’ van erflaatster en meer subsidiair [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van € 10.000,00 aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis in deze procedure, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag,
primair [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot teruggave van alle inboedelgoederen die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in eigendom toebehoren zoals in productie 6 bij de conclusie van antwoord teven eis in reconventie is beschreven, zulks binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis in deze procedure op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00, en subsidiair [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ter waarde van deze inboedelgoederen, nader vast te stellen door een door de rechtbank aan te wijzen deskundige,
primair [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot teruggave van de helft (in waarde) van alle inboedelgoederen die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en erflaatster in eigendom toebehoorden zoals in productie 6 bij de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie beschreven, zulks binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis in deze procedure op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00, en subsidiair [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van schadevergoeding aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ter waarde van de helft van deze inboedelgoederen, nader vast te stellen door een door de rechtbank aan te wijzen deskundige,
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot afgifte van de honden van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zoals in randnummer 34 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie beschreven, zulks binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis in deze procedure op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00,
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van € 2.302,80 aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voor de kosten van het
deskundigenrapport opgesteld door Justiniana Forensisch Schriftexperts, zulks te
vermeerderen met de wettelijke rente primair vanaf de datum van de dagvaarding en
subsidiair vanaf de datum van het in deze procedure te wijzen vonnis,
voor het geval niet komt vast te staan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de enig erfgenaam van erflaatster is, dan wel de woning in Frankrijk aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in eigendom toebehoort, [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van € 71.000,00 uit hoofde van een lening aan erflaatster ten behoeve van de financiering van de woning, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente primair vanaf de datum van de lening, subsidiair vanaf de datum van overlijden van erflaatster, meer subsidiair vanaf de datum van de dagvaarding in deze procedure en nog meer subsidiair vanaf de datum van het in deze procedure te wijzen vonnis,
I. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt in de kosten van deze procedure met inbegrip van de nakosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis in deze procedure, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagtekening van het vonnis voor zover de proceskosten niet binnen genoemde termijn zijn voldaan.
3.5.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De verdere beoordeling

in conventie en reconventie
Ambtshalve toetsing
4.1.
Gelet op het grensoverschrijdend karakter van deze zaak, mede gelet op de vorderingen van partijen, dient de rechtbank in de eerste plaats (ambtshalve) te beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt in deze zaak. Partijen hebben zich bij dagvaarding en conclusie van antwoord hierover reeds uitgelaten. Bij rolbeslissing van 13 september 2023 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld zich hierover nader uit te laten. Partijen hebben vervolgens beiden hun standpunten dienaangaande nader toegelicht.
4.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt zich op het standpunt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft aangaande de erfopvolging op basis van artikel 4 van de Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (hierna: ‘de Erfrechtverordening’), omdat de laatste gewone verblijfplaats van [erflaatster] in Nederland was. Dit volgt uit de Europese erfrechtverklaringen die aan beide partijen zijn afgegeven, maar ook uit de omstandigheden. Ondanks haar verhuizing naar Frankrijk heeft zij namelijk een nauwe en duurzame band met Nederland onderhouden; bovendien was het haar bedoeling zich blijvend in Nederland te vestigen, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
Inzake het gestelde onrechtmatig handelen door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de Nederlandse rechter eveneens rechtsmacht, namelijk op basis van artikel 7 lid 2 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: ‘de Brussel I bis-verordening’). Het schadetoebrengende feit heeft zich immers voorgedaan in Nederland, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Daarnaast vloeit de bevoegdheid van de Nederlandse rechter voort uit artikel 26 van deze verordening, nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voor de rechtbank Limburg is verschenen.
4.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt eveneens dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, maar voert daartoe andere gronden aan. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist dat [erflaatster] een duurzame band met Nederland heeft behouden en stelt dat de gewone verblijfplaats van [erflaatster] in Frankrijk was. Krachtens artikel 4 en artikel 21 van de Erfrechtverordening is de Franse rechter bevoegd, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Met betrekking tot de vorderingen uit onrechtmatige daad is de Nederlandse rechter echter wel bevoegd. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verzoekt de rechtbank daarom, vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen, zich op basis van analoge toepassing van artikel 18 van de Erfrechtverordening toch bevoegd te verklaren kennis te nemen van alle vorderingen in deze procedure.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat de vorderingen in conventie onder I en II en de vorderingen in reconventie onder B en C (subsidiair) rechtstreeks betrekking hebben op de erfopvolging. De overige vorderingen (in conventie onder III tot en met IX en in reconventie onder C tot en met H) zijn gebaseerd op onrechtmatige daad of andere vermogens- of verbintenisrechtelijke gronden.
4.5.
Het voorgaande brengt mee dat de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft inzake de vorderingen in conventie onder I en II en in reconventie onder B en C, moet worden beoordeeld op grond van de Erfrechtverordening. Voor de beoordeling van de rechtsmacht met betrekking tot de overige vorderingen in conventie en reconventie is de Brussel I bis-verordening van toepassing.
Rechtsmacht inzake de erfopvolging
4.6.
Op nalatenschappen die op of na 17 augustus 2015 zijn opengevallen is, behoudens de in artikel 1 van die verordening genoemde uitzonderingen (die in deze zaak niet aan de orde zijn) de Erfrechtverordening van toepassing.
In artikel 15 van de Erfrechtverordening is bepaald:
“Indien bij een gerecht van een lidstaat een erfrechtzaak aanhangig is gemaakt, waarvoor het volgens deze verordening niet bevoegd is, verklaart het zich ambtshalve onbevoegd”.
Ten aanzien van die bevoegdheid is in artikel 4 van de Erfrechtverordening als volgt bepaald:
“De gerechten van de lidstaat waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had, zijn bevoegd om uitspraak te doen over de erfopvolging in haar geheel.”
In de considerans bij de Erfrechtverordening is een nadere toelichting gegeven ten aanzien van het begrip ‘gewone verblijfplaats’:
(23)
Gelet op de toenemende mobiliteit van burgers en teneinde de goede rechtsbedeling in de Europese Unie te waarborgen en ervoor te zorgen dat er een echte band bestaat tussen de erfopvolging en de lidstaat waar de bevoegdheid wordt uitgeoefend, moet deze verordening erin voorzien dat de gewone verblijfplaats van de erflater op het tijdstip van zijn overlijden als algemeen aanknopingspunt geldt voor het bepalen van zowel de bevoegdheid als het toepasselijke recht. Om de gewone verblijfplaats vast te stellen, dient de aangezochte autoriteit zich een oordeel te vormen over alle aspecten die het leven van de erflater in de jaren voor zijn overlijden en op het tijdstip van overlijden hebben gekenmerkt, en daarbij alle relevante feitelijke elementen in beschouwing te nemen, in het bijzonder de duur en de regelmatigheid van de aanwezigheid van de erflater in de betrokken staat en de omstandigheden van en de redenen voor het verblijf. De aldus vastgestelde gewone verblijfplaats moet, uit het oogpunt van de specifieke doelstellingen van deze verordening, duiden op een nauwe en duurzame band met de betrokken staat.
(24)
In sommige gevallen kan het bepalen van de gewone verblijfplaats van de overledene een complexe zaak blijken. Dit kan het geval zijn indien de erflater om professionele of economische redenen, en soms voor een langere tijd, in een andere lidstaat is gaan wonen en werken, maar een nauwe en duurzame band met zijn land van oorsprong heeft behouden. In een dergelijk geval zou, afhankelijk van alle omstandigheden, kunnen worden geoordeeld dat de erflater zijn gewone verblijfplaats nog in zijn land van oorsprong had, waar zich het centrum van zijn belangen voor zijn gezins- en sociaal leven bevond. Andere complexe gevallen kunnen zich voordoen als de erflater afwisselend in verschillende lidstaten heeft gewoond of van staat naar staat is gereisd zonder zich voor langere tijd in een ervan te vestigen. Indien de erflater onderdaan van een van deze staten was of in een van deze staten al zijn voornaamste goederen had, zou zijn nationaliteit of de plaats waar deze goederen zich bevinden, bijzonder kunnen meewegen bij de algehele beoordeling van alle feitelijke omstandigheden.
4.7.
Teneinde de gewone verblijfplaats van [erflaatster] vast te stellen dient de rechtbank dus aan de hand van alle aspecten die het leven van erflaatster in de jaren voor haar overlijden en op het tijdstip van overlijden hebben gekenmerkt, te beoordelen met welk land [erflaatster] een nauwe en duurzame band had bij haar overlijden. In dat kader stelt de rechtbank het volgende vast.
4.8.
Volgens de stelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn [erflaatster] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] direct na de levering op 31 januari 2017 in de woning in Frankrijk (die eigendom was van [erflaatster] ) gaan wonen. In ieder geval staat vast dat [erflaatster] vanaf dat moment veelal in Frankrijk verbleef en in 2018, volgens de stelling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in november van dat jaar, haar woning in Nederland heeft verkocht en vanaf dat moment haar vaste verblijfplaats had in Frankrijk. Het verblijf in Frankrijk was puur om daar haar leven te leiden en hield geen verband met werk. Voor zover de rechtbank bekend leefde [erflaatster] van een nabestaandenuitkering en heeft zij daarnaast niet gewerkt in Frankrijk. [erflaatster] heeft zich ook in Frankrijk laten inschrijven als inwoner van dat land. [erflaatster] woonde in Frankrijk samen met haar partner [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en haar honden. Zij heeft in Frankrijk een auto aangeschaft met Frans kenteken. Tevens opende zij een bankrekening bij een Franse bank, naast de rekening die zij bij een Nederlandse bank aanhield. In april 2021 is zij ernstig ziek geworden. Daar is zij voor behandeld door haar Franse huisarts alsmede in het ziekenhuis in Frankrijk. Zij is voor haar behandelingen dus niet teruggekeerd naar Nederland. Medio november, volgens de stelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op 19 november 2021, is zij met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en hun honden naar Nederland gekomen. Zij heeft vervolgens vier dagen verbleven bij haar dochter in [woonplaats 3] . Op 22 november 2021 is [erflaatster] ingeschreven in Nederland op basis van een door [erflaatster] aan haar dochter verleende – de echtheid hiervan wordt door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist – schriftelijke machtiging tot aangifte van vestiging. [erflaatster] werd ingeschreven op het adres van haar dochter en had dus geen eigen woning of vaste verblijfplaats in Nederland. Op 23 november 2021 is zij opgenomen in een ziekenhuis in Nederland, waar zij na een verblijf van vier dagen is overleden.
4.9.
Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat het leven van [erflaatster] zich in de jaren voor haar overlijden heeft afgespeeld in Frankrijk. Daar lagen haar sociale contacten en bevond zich het centrum van haar belangen voor haar gezins- en sociaal leven. In die jaren is zij, voor zover kan worden vastgesteld, slechts incidenteel en voor korte bezoeken naar Nederland gekomen, om praktische zaken voor haar of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] af te handelen en bezoek aan familie en vrienden af te leggen. Ook de aanleiding voor haar bezoek aan Nederland vlak voor haar overlijden lijkt voor een dergelijk incidenteel en kort bezoek te zijn geweest, te weten de verlenging van het rijbewijs van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] : zij had slechts een weekendtas met kleren voor een paar dagen meegenomen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist dit en stelt dat de relatie tussen [erflaatster] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet goed meer was en [erflaatster] in werkelijkheid – hetgeen zij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet heeft medegedeeld, omdat ze hem niet meer vertrouwde – de intentie had om [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te verlaten en in Nederland te blijven. Om die reden heeft zij zich weer heeft laten inschrijven in Nederland. [erflaatster] zou de intentie hebben gehad om het huis in Frankrijk te verkopen. Ter onderbouwing van die stelling is een whatsapp-bericht overgelegd, waarin haar dochter op 21 augustus 2021 schrijft “
Zo snel als mogelijk te koop bord in de tuin” en waarop [erflaatster] heeft geantwoord “
ja dat belooft ik jullie wand ik moet ook snel weer terug” en “
maar moet nog aansterken en dan hoop ik dat ik snel weerterug ben”. Uit de omstandigheden zoals die uit de stukken blijken kan de rechtbank echter niet opmaken dat [erflaatster] hiertoe ook daadwerkelijk stappen heeft ondernomen. Het huis in Frankrijk was niet in de verkoop gezet en dat [erflaatster] daartoe concrete voorbereidingen trof kan ook niet worden vastgesteld. Maar ook als dit wel de intentie van [erflaatster] is geweest, dan is de duur van het verblijf in Nederland na haar terugkeer te kort geweest – mede in het licht van de band die bestond met Frankrijk en de gezondheidstoestand waarin [erflaatster] verkeerde – om op basis daarvan Nederland als haar ‘gewone verblijfplaats’ aan te merken.
4.10.
De overige door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangedragen omstandigheden op grond waarvan hij stelt dat de gewone verblijfplaats van [erflaatster] in Nederland was, doen hier niet aan af. Dat [erflaatster] vóór de aankoop van de woning in Frankrijk (dus voor 2017) geruime tijd permanent in Nederland heeft verbleven, in Nederland haar kinderen heeft grootgebracht en haar woning in Nederland pas in november 2018 heeft verkocht, is niet relevant. Het gaat bij deze beoordeling om de situatie in de jaren vóór overlijden en ten tijde van overlijden. Het feit dat [erflaatster] nog administratieve banden met Nederland had in de vorm van een Nederlandse bankrekening en een Nederlandse uitvaartverzekering, een nabestaandenuitkering vanuit Nederland ontving en in Nederland premies voor haar medische zorg (via het CAK) betaalde, is ook niet relevant, althans van onvoldoende gewicht. Dit soort omstandigheden kan immers ook blijven voortbestaan bij een volledig leven in Frankrijk. In Frankrijk had zij ook een bankrekening, van een uitvaartverzekering die in Nederland is opgebouwd en van een nabestaandenuitkering die van belang is voor het levensonderhoud ziet men niet af. Hetzelfde geld voor de mogelijkheid om, wonend in het buitenland, gebruik te maken van een (gunstige) Nederlandse zorgregeling.
4.11.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat Frankrijk als de gewone verblijfplaats van [erflaatster] dient te worden aangemerkt en dat op grond van de Erfrechtverordening de rechter in Frankrijk bevoegd is te oordelen over alle vorderingen van partijen die betrekking hebben op de erfopvolging. De Erfrechtverordening biedt in het onderhavige geval geen (alternatieve) grondslag om de Nederlandse rechter bevoegd te achten om over deze vorderingen te oordelen. Voor zover [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat partijen geacht moeten worden op basis van artikel 9c Rv een stilzwijgende forumkeuze voor de Nederlandse rechter te hebben gemaakt, slaagt deze stelling niet. Die (nationaalrechtelijke) bepaling dient te wijken voor de hierboven vermelde bepalingen van de Erfrechtverordening. Het beroep van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op analoge toepassing van artikel 18 van de Erfrechtverordening slaagt, zoals hierna zal worden overwogen (rov. 4.14) evenmin. De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren om kennis te nemen van de vorderingen in conventie en reconventie die betrekking hebben op de erfopvolging (de vorderingen in conventie onder I en II en in reconventie onder B en C).
Rechtsmacht inzake de overige vorderingen
4.12.
De vorderingen van beide partijen die op andere grondslag dan de erfopvolging zijn gebaseerd (in conventie: onder III tot en met IX, in reconventie: D tot en met H) vallen onder het (formele, materiële en temporele) toepassingsgebied van de Brussel I bis-verordening: het betreft rechtsvorderingen die zijn ingesteld op of na 10 januari 2015 in burgerlijke en handelszaken, terwijl de in artikel I van de Brussel I bis-verordening genoemde uitzonderingen niet van toepassing zijn en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft woonplaats op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie.
4.13.
Ten aanzien van de onder de Brussel I bis-verordening vallende vorderingen komt de Nederlandse rechter bevoegdheid toe op grond van artikel 7, lid twee, dan wel artikel 26 van deze verordening. De beoordeling van die vorderingen zal echter, zowel in conventie als in reconventie moeten wachten op het oordeel van de Franse rechter over de erfopvolging. Voor de vorderingen in conventie volgt dit uit het feit dat deze alle voortbouwen op de stelling dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en zijn broers en zussen de enige erfgenamen zijn; dit betekent dat daarin geen oordeel kan worden gegeven zonder dat eerst over de erfopvolging is beslist.
Ten aanzien van de vordering in reconventie onder H blijkt dit uit de formulering van vordering zelf: deze is immers ingesteld ‘voor het geval niet komt vast te staan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de enig erfgenaam van erflaatster is’. De vorderingen in reconventie onder D, E en F hebben betrekking op de vraag welk deel van de inboedel (inclusief de honden) in de nalatenschap valt en welk deel aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toekomt (deels gegrond op revindicatie, deels op verdeling van de (eenvoudige) gemeenschap). Voor deze beoordeling zal echter eerst moeten worden vastgesteld wie rechthebbende op de nalatenschap is/zijn, zodat duidelijk is wie de wederpartij van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in deze is (nog daargelaten dat deze vorderingen niet beoordeeld hoeven te worden als het oordeel van de Franse rechter zou luiden dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de enig erfgenaam van [erflaatster] is).
4.14.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft nog aangevoerd dat de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zo nauw met elkaar samenhangen, dat een goede rechtsbedeling vraagt om een gelijktijdige behandeling en beslechting van alle vorderingen en verzoekt de rechtbank om, met analoge toepassing van artikel 18 van de Erfrechtverordening, zich op grond van de bevoegdheid uit hoofde van de Brussel I bis-verordening ook ten aanzien van de vorderingen met betrekking tot de erfopvolging bevoegd te verklaren. Voor een dergelijke analoge toepassing van artikel 18 ziet de rechtbank geen aanknopingspunten. Artikel 18 van de Erfrechtverordening ziet op de situatie dat sprake is van samenhangende vorderingen die gelijktijdig aanhangig zijn bij gerechten uit verschillende lidstaten. Van een dergelijke situatie is – daargelaten of in dit geval kan worden gesproken van met elkaar samenhangende vorderingen in de zin van artikel 18 lid 3 van de Erfrechtovereenkomst – in het geheel geen sprake. Zoals gezegd is in het onderhavige geval de Franse rechter bevoegd om uitspraak te doen over de erfopvolging in haar geheel. De vorderingen op grond van onrechtmatige daad en de daarmee samenhangende vorderingen dienen op de beslissing van de Franse rechter te wachten, maar partijen kunnen ook beslissen deze aan de Franse rechter voor te leggen.
Conclusie en verdere verloop procedure
4.15.
Op basis van het voorgaande zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren om kennis te nemen van de vorderingen in conventie (onder I en II) en in reconventie (onder B en C), die zien op de erfopvolging. Met betrekking tot de overige vorderingen komt de rechtbank wel rechtsmacht toe, maar over deze vorderingen kan eerst worden geoordeeld als vaststaat wie de erfgena(a)m(en) in de nalatenschap van [erflaatster] is/zijn. De rechtbank zal de zaak met betrekking tot deze vorderingen daarom naar de parkeerrol verwijzen, in afwachting van het oordeel van de Franse rechter over de erfopvolging. Indien partijen mochten besluiten de zaak in haar geheel voor te leggen aan de Franse rechter, ontvangt de rechtbank daarvan graag bericht, zodat de zaak kan worden doorgehaald.
4.16.
Om redenen van proceseconomische aard zal de rechtbank tussentijds hoger beroep van dit vonnis toestaan.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen in conventie voor zover die zien op de erfopvolging (de vorderingen onder I en II),
5.2.
verwijst de zaak ten aanzien van de overige vorderingen naar de parkeerrol van
3 april 2024,
5.3.
bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.5.
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen in reconventie voor zover die zien op de erfopvolging (de vorderingen onder B en C),
5.6.
verwijst de zaak ten aanzien van de overige vorderingen naar de parkeerrol van
3 april 2024,
5.7.
bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen,
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023. [2]

Voetnoten

1.Op grond van artikel 73 van de Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.
2.type: EvdS