ECLI:NL:RBLIM:2023:7524

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
C/03/295901 / FA RK 21-3256
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen gescheiden ouders met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 april 2023 een beschikking gegeven over de omgangsregeling tussen de vader en zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld, ondanks de bezwaren van de moeder. De rechtbank benadrukt het belang van contact met beide ouders voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen. De moeder had verzocht om de kinderen vrij te laten in hun contact met de vader, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, omdat de kinderen behoefte hebben aan duidelijkheid en structuur. De rechtbank stelt een minimale omgangsregeling vast, waarbij de kinderen wekelijks op dinsdag van 15.00 tot 19.00 uur en eenmaal per veertien dagen op zondag van 10.00 tot 19.00 uur bij de vader zijn. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de wensen van de moeder en de kinderen, maar concludeert dat zonder duidelijke afspraken de kans op omgang met de vader gering is. De rechtbank wijst erop dat de vader opvoedondersteuning heeft gehad en dat hij beter in staat is om met de kinderen om te gaan. De moeder wordt aangespoord om de omgang te stimuleren en niet te belemmeren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 25 april 2023
Zaaknummer: C/03/295901 / FA RK 21-3256
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[de moeder] ,
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. E.J.A. Roeleven, kantoorhoudend te Heerlen
en
[de vader] ,
wederpartij, verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
voorheen advocaat mr. E. Meuwissen,
thans geen advocaat,
betreffende de minderjarigen:
[minderjarige 1], verder te noemen [minderjarige 1] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2], verder te noemen [minderjarige 2] ,
geboren op [geboortedatum 2] 2011 te [geboorteplaats] .
De rechtbank merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
verder te noemen: de GI,
gevestigd te Roermond.
Met toepassing van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, verder te noemen: de raad,
locatie Maastricht, door de rechtbank als adviseur bij deze zaak betrokken.
Gezien de stukken, waaronder een door deze rechtbank gegeven en op 11 februari 2022 uitgesproken beschikking.

1.Het verder verloop van de procedure

1.1.
Het verder procesverloop blijkt uit:
  • het F9-formulier van de moeder, ontvangen op 11 oktober 2022;
  • het evaluatieverslag van de GI, met bijlagen, van 14 oktober 2022, ontvangen op
18 oktober 2022;
  • het F9-formulier van de moeder, ontvangen op 9 november 022;
  • het door de GI op 14 november overgelegd verslag van Scoor, ontvangen op
16 november 2022;
- de reactie van de vader op het evaluatieverslag van de GI, ontvangen op
22 november 2022;
- het door de GI op 7 december 2022 overgelegd verslag van IE-Quest, ontvangen op
7 december 2022;
  • de reactie van de moeder op het evaluatieverslag van de GI, ontvangen op
  • 8 december 2022;
  • een brief van de minderjarige [minderjarige 2] , ontvangen op 16 januari 2023.
1.2.
De minderjarige kinderen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. [minderjarige 2] heeft hiervan schriftelijk gebruik gemaakt en [minderjarige 1] heeft op 11 januari 2023 in een gesprek met de rechter haar mening kenbaar gemaakt.
1.3.
De zaak is behandeld ter zitting van 8 februari 2023 waar zijn verschenen
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de raad;
  • een vertegenwoordiger van de GI.

2.Het evaluatieverslag van de GI

De GI maakt zich zorgen over de daadwerkelijke beleving van de kinderen die verstrengeld is met de beleving van de volwassenen om de kinderen heen, gelet op de verkregen informatie van IE-Quest, Scoor, HorseNzo, de ouders en de kinderen.
Er is ingezet op uitbreiding van de contacten met overnachting, maar dit is niet mogelijk gebleken nu de kinderen aangeven niet meer te willen toewerken naar overnachtingen bij de vader maar de contacten zelfs willen verminderen. Sinds begin februari 2022 is bij de vader, mede naar aanleiding van een wens van de kinderen, vanuit Scoor opvoedondersteuning ingezet. In de afgelopen maanden is met de vader gewerkt aan het beter te leren aansluiten bij de beleving van de kinderen, meer zijn binnenkant te laten zien om hen mee te nemen in zijn beleving, de grenzen van de kinderen te accepteren en daarnaast ook passend bij de ontwikkeling in gesprek te kunnen gaan over zijn normen en waarden. Dit zijn zaken gezien door de opvoedondersteuner en aangegeven door de kinderen.
De vader heeft in deze periode groei laten zien en is met de gegeven tips aan de slag gegaan. Gezien wordt dat de kinderen zich in de thuissituatie op hun gemak voelen, plezier met de vader maken, er geknuffeld wordt, lekkere dingen gebakken worden en er ook uitjes gemaakt worden. De opvoedondersteuner van Scoor ziet geen reden waarom de omgang niet kan zijn zoals gesteld.
De kinderen hebben wekelijks gesprekken met IE-Quest en HorseNzo waar gewerkt wordt aan de persoonlijke doelen van de kinderen. In de gesprekken komt ook de omgang ter sprake. Door de kinderen worden dan voornamelijk vervelende ervaringen verteld die ze met de vader meemaken. Deze worden door de hulpverlening opgepakt om te onderzoeken of er bij de vader nog mogelijkheden zijn om te groeien. IE-Quest en HorseNzo geven aan dat de ontwikkeling van de kinderen stagneert, achteruit gaat en ze niet toekomen aan het zijn van een “normale” tiener. De kinderen hebben last van de echtscheidingsproblematiek, angstproblematiek, eetproblematiek en hoogbegaafdheid. De hulpverlening geeft aan dat omgang dan ook passend zou moeten zijn bij hetgeen de kinderen aangeven.
Volgens de moeder moet zij de kinderen dwingen om naar de vader te gaan wat haar veel energie kost en wat ten koste gaat van haar relatie met de kinderen. De moeder geeft al een tijd aan dit niet vol te houden en dat er een passende oplossing moet komen. Het belang van de kinderen is om één keer per week een contactmoment met de vader te hebben. De moeder wil hen niet nog meer belasten met zaken die moeten naast de druk vanuit school en het huiswerk.
De vader geeft aan dat hij het leuk heeft met de kinderen en geniet van de tijd die zij bij hem zijn. Hij ziet dat hij gegroeid is, meer naar de kinderen probeert te luisteren en aan te sluiten bij hun belevingswereld. Hij heeft er veel moeite mee dat de kinderen bij anderen aangeven niet naar hem te willen komen, wat hem verdrietig maakt.
Sinds april 2022 heeft de GI geen contact meer gehad met de kinderen omdat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben aangegeven rust te willen, geen dwang te willen voelen en zich te willen focussen op hun eigen trajecten. Deze ruimte heeft de GI hen gegund. Daarna heeft de GI geprobeerd met de kinderen in gesprek te komen maar dat is niet gelukt. De GI heeft willen aansluiten bij een behandelafspraak vanuit IE-Quest of een huis- of schoolbezoek, maar het was voor zowel de kinderen als de volwassenen om hen heen niet wenselijk dat de GI gesprekken met de kinderen had (of enkel onder specifieke voorwaarden. De kinderen hebben aangegeven dat de GI niet naar hen luistert en hun belangen niet behartigt.
De GI is zoekende geweest of de belangen van de kinderen kindeigen zijn of de belangen van de volwassenen om hen heen reflecteren.
De ondertoezichtstelling is gestart met een enorme hoeveelheid aan weerstand. De ouders en de kinderen zijn hulpverleningsmoe en staan daarmee ook niet geheel open voor nieuwe hulpverlening of trajecten. Dit maakt het voor de GI lastig om te kunnen aansluiten bij de belevingswerelden van de ouders die enorm uit elkaar liggen waardoor de kinderen belast blijven met de tegenstrijdige wensen van hun ouders. Het afgelopen 1,5 jaar lijkt, ondanks de positieve ontwikkeling van de vader en met momenten de super omgang tussen de vader en de kinderen, per saldo weinig vooruitgang te hebben opgeleverd.
De vader heeft met behulp van Scoor de belangen van de kinderen vooropgesteld, voor de moeder is dit lastig ondanks de inzet van IE-Quest.
Voor de GI is niet helder welke omgang het meest wenselijk is voor de kinderen gelet op alle verschillende visies. Daarbij valt niet te onderscheiden wat daadwerkelijk de wens van de kinderen is en wat van de volwassenen. De GI stelt dat het voor de kinderen belangrijk is dat zij met beide ouders een onbelast contact kunnen hebben, maar dat de emoties van de ouders hierin belastend werken voor de ontwikkeling van de kinderen.
De GI ziet twee mogelijkheden met betrekking tot de omgang. Ofwel de omgang vastleggen in een beschikking zodat er duidelijkheid ontstaat voor iedereen ofwel de omgang loslaten waarin de vader ondersteuning krijgt bij het ontvangen van de kinderen als zij willen komen, kaartjes te sturen en contact te houden via Whattsapp of telefonisch. De kans is echter aanwezig dat na een tijd geen omgang meer zal zijn.
3. De visie van de vader op het evaluatieverslag van de GI
De vader heeft schriftelijk gereageerd op dit verslag en kan zich hier niet in vinden. De kinderen geven bij de vader andere dingen aan. Door de voorwaarden die de moeder telkens aan de contacten stelt is omgang iets engs geworden en heeft de vader nooit de kans gekregen om de kinderen zich thuis te laten voelen in zijn huis. Hij is bang dat hij de connectie met de kinderen kwijt raakt. De vader weet niet waar het vandaan komt dat de kinderen aangeven dat de vader opvoedondersteuning nodig heeft en hij vraagt zich af of anderen zich deze vraag ook gesteld hebben. Hij weet niet welke vervelende ervaringen de kinderen hebben uitgesproken omdat hij zulks niet te horen krijgt. De angstproblematiek waardoor de omgang is aangepast komt bij de vader niet tot uiting. De kinderen gaan wel op vakantie en logeren bij oma maar bij de vader lukt dat niet. De vader is van mening dat de kinderen beide ouders nodig hebben en dat het niet zo kan zijn dat zijn omgang met de kinderen wordt ingeperkt. De vader verbaast zich over het gegeven dat de GI niet in contact mocht komen met de kinderen omdat dit niet wenselijk was voor hen. De vader mocht met de kinderen praten onder specifieke voorwaarden maar ook dat is niet gelukt. De vader heeft begeleiding gehad wat goed verloopt, hoewel de kinderen dit eerst ook niet wilden.
De vader heeft zich altijd bereidwillig en meegaand opgesteld. Hij was blij met de GI, maar hij heeft bij zijn begeleidster ook aangegeven dat telkens als er weer een instantie bijkwam de omgang met de kinderen steeds problematischer werd.
De vader weet niet meer wat hij moet doen om de zaak ten goede te keren. Hij wil er voor de kinderen zijn.

4.De visie van de moeder op het evaluatieverslag van de GI

De moeder heeft eveneens schriftelijk gereageerd op het verslag. De GI zou iedere 3 tot 4 weken contact met de kinderen hebben maar er heeft gedurende vijf maanden geen enkel contact tussen de GI en de kinderen plaatsgevonden, ook niet met de moeder. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de kinderen na vijf maanden aangeven geen behoefte meer te hebben aan een contact met de GI. Ook na de verlenging van de ondertoezichtstelling op
28 juni 2022 zijn er geen stappen ondernomen door de GI. De moeder heeft op
9 september 2022 de laatste gesprekken gehad met de GI om te komen tot een plan. Daarin geeft de GI aan niet meer te weten wat nog te doen. De GI zou nog contact opnemen met
IE-Quest om een nieuwe afspraak te maken. De moeder heeft vervolgens niets meer vernomen van de GI tot aan de ontvangst van het evaluatieverslag en de mededeling van de GI met de ondertoezichtstelling te willen stoppen. Dit heeft de GI tijdens een RTO op de school van [minderjarige 1] verteld.
De mentor van [minderjarige 1] heeft op 6 november 2022 aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige 1] maar dat het belangrijk is dat de huidige aanpak kans van slagen krijgt door steeds minimale veranderingen toe te passen waarbij tijd een belangrijke factor is. [minderjarige 1] wordt steeds vermoeider in de klas waardoor nu in overleg een schema is gemaakt welke uren zij in de klas zit en welke uren zij bij maatwerk werkt aan de onrustpunten in aanwezigheid van een begeleider. Het kwetst de moeder dat de GI aangeeft dat het voor de moeder lastig is de belangen van de kinderen voorop te stellen. De GI heeft vaker aangegeven dat de moeder geen hulp nodig heeft en dat de relatie tussen haar en de kinderen prima is en zij omgang stimuleert. De moeder heeft in augustus 2021 nadat de systeemtherapie is beëindigd zelf hulp gezocht om een neutraal standpunt te leren innemen. De moeder heeft al langer dan een jaar hulp vanuit VSNO.

5.De mening van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]

[minderjarige 1] heeft in haar gesprek met de rechter aangegeven dat zij rust en duidelijkheid wil hebben en dat er een einde aan de rechtszaken komt. Zij wil weten wanneer ze bij de moeder en de vader is. Zij houdt veel van haar vader maar wil haar eigen dingen kunnen doen. Zij is het eens met de GI om geen vaste regeling te hebben en dat ze naar de vader kan wanneer ze dat zelf wil. Een duidelijke regeling voor haar is iedere dinsdagmiddag. Ze wil nog wel een andere dag gaan maar deze dient niet vastgelegd te worden omdat ze voorziet dat ze hier nauwelijks gebruik van gaat maken. Ze wil nu niet overnachten bij de vader maar in de toekomst misschien wel. [minderjarige 1] wil nu rust om haar brugklas te kunnen halen wat eerder niet is gelukt door alle stress en gedoe.
[minderjarige 2] heeft een brief geschreven. Zij heeft verzocht de brief vertrouwelijk te willen houden. Wel heeft [minderjarige 2] aangegeven dat de vader mag weten dat zij geen vaste dagen en uren vastgelegd wil hebben waarop zij naar de vader moet gaan. Zij wil dat zelf kiezen omdat de huidige regeling haar te veel onrust geeft.

6.De standpunten ter zitting

6.1.
Ter zitting heeft de rechter aan de aanwezigen de mening van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorgehouden waarop eenieder heeft kunnen reageren.
6.2.
Door en namens de moeder is aangevoerd dat zij verbaasd is dat de GI aan de slag is gegaan zonder dat de GI kennis had genomen van de door de rechtbank in de beschikking van 28 juni 2022 gegeven opdracht. De GI heeft weinig contact met de kinderen gehad en het is dan ook niet vreemd dat de kinderen nu niet meer open staan voor een contact met de GI. Door de rechtbank is de moeder een dwangsom opgelegd indien zij de omgang niet nakomt. Deze dwangsom wordt door de moeder als een enorme last ervaren. Daardoor moeten de kinderen naar de vader en de kinderen zijn nu zover dat zij de dwangsom willen betalen zodat zij niet naar de vader hoeven te gaan. Tussen de ouders is weinig communicatie wat de omgang bemoeilijkt. De kinderen weten niet wat ze precies gaan doen als ze bij vader zijn. De vader heeft niet getekend voor de hulp vanuit IE-Quest. Als hij dat wel zou doen dan kan de hulpverlening verder met de kinderen omdat dit voor hen heel belangrijk is. De vader gaat niet naar gesprekken op school terwijl de moeder dat wel doet. Er ligt veel op haar bordje. Daarnaast voelt zij dwang dat de omgang moet doorgaan omdat het anders geld gaat kosten en dat voelen de kinderen ook. Het is duidelijk wat de kinderen willen en dit wordt ook benadrukt door de hulpverlening. De kinderen willen naar de vader maar zij willen dat zelf bepalen en niet volgens de structuur die er nu ligt. De moeder verwacht dat als de omgang wordt losgelaten de kinderen, die geen doorsnee kinderen zijn, makkelijker naar de vader gaan dan wanneer er een regeling wordt vastgelegd. Zij hebben behoefte aan duidelijkheid maar ze hebben ook veel last van de huidige structuur. Daarnaast hebben zij behoefte aan antwoorden van de vader op de vragen die zij hem voorleggen. Deze blijven vaker uit of ze krijgen pas op het laatste moment bericht. De vader is op verzoek van [minderjarige 2] één keer mee geweest naar een kijkmiddag op school en dat is goed gegaan. De moeder heeft de kinderen de kans geboden een relatie met de vader op te bouwen en zij vindt het dan ook jammer dat de raad het verslag van Buro One op een andere manier interpreteert. De moeder heeft jammer genoeg niet de juiste hulp gekregen en daarom heeft zij zelf hulp gezocht. De moeder blijft communiceren en doet wat ze kan. Volgens de moeder is de GI nauwelijks betrokken in deze en heeft niet alles uit de kast gehaald om het traject te laten slagen. De afwachtende houding van de GI heeft ervoor gezorgd dat de kinderen nu geen traject meer willen. De moeder regelt de omgang. Zij heeft veel gedaan met de hulp vanuit het solo-parallelouderschap als het om de kinderen gaat. De kinderen zijn niet vaker naar de vader gegaan dan de rechtbank heeft bepaald. Indien zij nu meer moeten gaan zal dat tot meer problemen bij de kinderen leiden.
6.3.
De vader voert aan dat het voor de kinderen het beste is als er structuur komt in de omgang. Desgevraagd geeft de vader aan dat het niet gaat werken als de keuze voor omgang aan de kinderen wordt gelaten. Hij ziet nu al dat de kinderen zich vaker niet uitspreken. Het is de vader die zich telkens aanpast aan de wensen van de kinderen. De vader heeft veel tips gekregen van Scoor waar hij gebruik van maakt tijdens de omgang met de kinderen. Hij ziet hen vier uur op dinsdag en op zondag om de twee weken. De kinderen hebben al veel vrijheid en de vraag is hoeveel vrijheid zij nog meer willen dan wel moeten hebben. De vader raakt het contact met de kinderen kwijt en hij weet niet wat er in hen omgaat. Als ze na een partijtje willen op het moment dat ze bij de vader zijn of gaan, mogen ze van de vader altijd gaan. Als [minderjarige 2] op dinsdag naar de manege moet regelt de vader dit en zorgt hij dat [minderjarige 2] van school gehaald wordt en gegeten heeft. Daarna wordt ze door de vader naar de manege gebracht waar ze vervolgens door de vader of de moeder wordt opgehaald. Dat betekent voor de vader dat hij effectief veel minder contact heeft met [minderjarige 2] dan de afgesproken regeling. De vader wil een vaste regeling, maar de huidige regeling vindt hij te weinig. De vader roept al jaren dat de ouders iets moeten gaan doen. Het houdt echter op als de moeder niet in gesprek wil. Hij heeft al vele instanties gezien en de vader staat daar ook telkens voor open maar als het niet lukt, komt een volgende instantie in beeld. Hij geeft aan dat solo-parallelouderschap niets voor hem is. Hij wil op een normale manier met de moeder communiceren. Als dat niet kan, is het ook goed. De vader vindt wat de moeder ter zitting aanvoert erg verwijtend. Als de kinderen bij hem zijn gaat het super maar voor zijn gevoel ziet hij de kinderen te weinig. Hij moet hiermee dealen wat er ook beslist wordt.
6.4.
De GI brengt naar voren dat de ondertoezichtstelling met ingang van 15 januari 2023 is geëindigd. Scoor heeft geconstateerd dat de vader heeft geleerd, beter kan aansluiten bij de kinderen en meer let op de behoeften van de kinderen. Scoor ziet dan ook geen enkele reden waarom er geen omgang tussen de vader en de kinderen zou moeten zijn. De GI weet niet wat het beste is voor de kinderen omdat de GI niet kan doorgronden of de kinderen de wens hebben minder naar de vader te gaan of dat deze wens van hen wordt ingegeven door de contacten die de kinderen hebben met hulpverlening. Dat zorgt ervoor dat de GI geen helder beeld heeft kunnen krijgen wat goed is voor de kinderen.
6.5.
De raad concludeert dat allerlei vormen van hulpverlening is ingezet voor de kinderen op uiteenlopende probleemgebieden en dat alle betrokkenen iets vinden van de omgang tussen de vader en de kinderen. Het is echter niet het probleem van de hulpverlening maar het probleem tussen de ouders. De kinderen komen daardoor in een klempositie terecht wat terug te zien is in hun gedrag. Er worden telkens voorwaarden gesteld waarom omgang wel of niet mogelijk is. De raad is het absoluut niet eens om de kinderen de omgang met de vader zelf te laten regelen omdat dit niet de juiste weg is. Het zijn de ouders die de omgang moeten regelen en de problemen tussen de ouders zorgen voor de problemen bij de kinderen. De hulp vanuit Buro One is niet goed gelopen. De kinderen hebben al veel vrijheden zoals de vader aangeeft. De raad begrijpt niet waarom de ouders de opdracht van de rechtbank niet aangegrepen hebben. Inmiddels zijn acht maanden verstreken en de raad vindt het een gemiste kans nu er al zoveel instanties zich gebogen hebben en betrokken zijn geweest bij het gezin. De raad constateert dat de kinderen buiten het gedwongen kader van de omgang geen extra contact met de vader hebben gezocht. De raad voorziet dan ook dat als de omgang wordt losgelaten en de kinderen de contacten zelf mogen regelen het resultaat zal zijn dat er geen omgang meer komt. De kinderen zitten klem en de raad adviseert een regeling vast te stellen.

7.De verdere beoordeling

De rechtbank verwijst naar hetgeen in voormelde beschikking is overwogen en beslist.
Geschiedenis
7.1.
De rechtbank vindt het van belang om nog eens op een rijtje te zetten wat er nu allemaal de afgelopen jaren is besloten met betrekking tot de omgang tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] en de vader.
7.2.
Nadat de vader en de moeder gescheiden zijn is er een ouderschapsplan opgesteld waarbij het uitgangspunt co-ouderschap was. Volgens dat ouderschapsplan zou vader zodra hij woonruimte had iedere week van zondag 10.00 uur tot dinsdag 17.00 uur omgang hebben met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Daarnaast zou er ook omgang zijn ieder laatste weekend van de maand van zaterdag 16.00 uur tot dinsdag 17.00 uur.
7.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 17 juni 2020 in de zaak met zaaknummer C/03/273461 / FA RK 20-177 heeft de rechtbank de tussen de ouders in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling gewijzigd. De rechtbank heeft daarbij – onder meer- bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] eenmaal per 14 dagen van vrijdag na school (15.00 uur) tot maandag voor school bij de vader verblijven, alsmede in de week waarin geen contact is op dinsdag na school tot woensdag 19.00 uur.
7.4.
Bij vonnis van deze rechtbank van 7 september 2021 is in de zaak met zaaknummer C/03/295085 / KG ZA 21-287 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig als volgt bij de vader verblijven: wekelijks op dinsdag 15.00 uur tot 19.00 uur en één keer per twee weken zowel op de zaterdag als op de zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur.
7.5.
Bij beschikking van deze rechtbank in deze procedure van 11 februari 2022 is de navolgende voorlopige zorgregeling vastgesteld tussen de vader en de kinderen:
wekelijks op dinsdag van 15.00 uur tot 19.00 uur;
eenmaal per 14 dagen op zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur;
met dien verstande dat gedurende de feestdagen, vakanties, verjaardagen en Moeder- en Vaderdag de reguliere basisregeling geldt.
7.6.
Zowel in het vonnis van 7 september 2021 als in de beschikking van 11 februari 2022 zijn dwangsommen opgelegd. Daarbij is -samengevat- overwogen dat vast staat dat de moeder afspraken niet nakomt en daarom een dwangsom nodig wordt geacht.
Wettelijk kader
Artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voorziet in een geschillenregeling voor ouders die gezamenlijk het gezag uitoefenen. Op grond van artikel 1:253a lid 2 aanhef en onder a BW kan de rechter, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, waaronder een beslissing over de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt, aldus artikel 1:253a lid 1 BW. De rechter dient, in het belang van het kind, de knoop door te hakken waar de ouders er niet uit komen.
7.8.
Vooropgesteld dient te worden, dat uit de omstandigheid dat in artikel 1:253a BW is bepaald dat de rechtbank een zodanige beslissing neemt als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt, niet mag worden afgeleid, dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. De rechter zal bij zijn beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen (zie HR 25 april 2008, NJ 2008/414).
Oordeel
7.9.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt na echtscheiding is dat de ouders gezamenlijk de zorg- en opvoedingstaken evenredig verdelen. Beiden hebben het recht om even veel deel uit te mogen blijven maken van het leven van hun kinderen. Zoals uit de hiervoor beschreven geschiedenis blijkt was dat ook het uitgangspunt van de ouders na de scheiding. Om allerlei redenen is de verdeling van deze taken steeds meer bij de moeder komen te liggen en steeds minder bij de vader. Een van de redenen is onder andere dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bij de rechtbank hebben aangegeven niet bij de vader te willen slapen en minder tijd met hem willen doorbrengen. Hier is naar geluisterd, waardoor uiteindelijk de verdeling van de taken tussen de ouders is beperkt tot omgang als hiervoor beschreven.
7.10.
De rechtbank is van oordeel dat het zowel in het belang van de kinderen is als in het belang van de vader dat er omgang is en blijft tussen hen. Contact met beide ouders is belangrijk voor een goede identiteitsontwikkeling. De rechtbank ziet hiervoor ook geen beletselen. De vader heeft opvoedondersteuning gehad en lijkt beter in staat te zijn om om te gaan met de kinderen. Daarbij mag en kan van geen enkele ouder perfect ouderschap worden verwacht. Wel mag worden verwacht dat de vader zijn uiterste best doet om rekening te houden met de kindeigenproblematiek van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Van de moeder mag verwacht worden dat zij uitstraalt dat het goed is dat de kinderen naar de vader gaan en dat zij zorgt dat de kinderen gaan, ook zonder dwangsommen.
7.11.
De moeder, [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben aangegeven dat bij voorkeur niet wordt vastgelegd hoe de omgang er precies uit ziet. De raad heeft ter zitting geadviseerd om nu juist wel een duidelijke regeling op te leggen omdat anders het risico te groot is dat er geen omgang meer zal zijn. De rechtbank overweegt dat uit de stukken blijkt dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] vanuit hun eigen problematiek structuur en duidelijkheid nodig hebben. Daarnaast zijn er dwangsommen opgelegd om de moeder te bewegen de opgelegde regelingen na te komen. De rechtbank kan de moeder dan ook niet volgen in haar behoefte om de omgang “los” te laten, terwijl de kinderen juist structuur en duidelijkheid nodig hebben. Ook heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat er omgang tot stand komt als er geen duidelijke regeling is. Het is in het belang van zowel de kinderen als van de vader dat er helderheid is.
7.12.
Wat betreft de mate van omgang overweegt de rechtbank dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] de huidige regeling belastend zeggen te vinden. De rechtbank heeft er begrip voor dat het voor kinderen van gescheiden ouders als belastend kan worden ervaren dat zij op verschillende plekken wonen, bij ouders die verschillend opvoeden, en daar telkens weer rekening mee moeten houden. De rechtbank heeft de huidige regeling opgelegd waarbij zoveel mogelijk is rekening gehouden met de wens van de moeder, [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . En daarbij heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het belang van de vader om [minderjarige 2] en [minderjarige 1] op regelmatige basis te zien. Het nog verder terugbrengen van de omgang tussen de vader, [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is naar het oordeel van de rechtbank niet in het belang van de kinderen en niet in het belang van de vader. Het is van belang dat de vader aansluiting blijft houden en daarvoor is toch een minimum regeling nodig.
7.13.
De rechtbank zal beslissen zoals in het dictum bepaald.

8.De beslissing

De rechtbank:
8.1.
Bepaalt dat de regeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de minderjarige kinderen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2011 te [geboorteplaats] , als volgt zal luiden:
  • wekelijks op dinsdag van 15.00 uur tot 19.00 uur;
  • eenmaal per veertien dagen op zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur,
  • met dien verstande dat gedurende de feestdagen, vakanties, verjaardagen, en Moederdag en Vaderdag de reguliere basisregeling geldt;
8.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Bijker-Veen, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van E.H.C.M. Franssen-Peeters, griffier op
25 april 2023.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.