ECLI:NL:RBLIM:2023:7466

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
ROE 23/1949
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende vergunning Wet beheer rijkswaterstaatswerken

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vergunning verleend op 19 juli 2023 door de minister van Infrastructuur en Waterstaat aan een vergunninghoudster voor het demonteren van een zendmast en het uitvoeren van werkzaamheden op een verzorgingsplaats nabij de rijksweg A15. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij meent dat er een spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het verzoek kennelijk ongegrond is. De vergunninghoudster heeft aangegeven dat de werkzaamheden pas na 1 oktober 2024 zullen beginnen, wat betekent dat er geen onomkeerbare gevolgen zijn zolang er niet met de werkzaamheden wordt gestart. Bovendien is het waarschijnlijk dat de minister voor die tijd al een beslissing op het bezwaar van verzoekster zal nemen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen zonder zitting, op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat er geen onverwijlde spoed aanwezig is. De uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, in aanwezigheid van griffier mr. A.E.M. Genders, en is openbaar uitgesproken op 15 december 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23 / 1949

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 december 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigden: A.H.M.J. Mathijsen, N.E. Ludwiczak en J. Beense),
en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder

(gemachtigde: S. de Waal).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam vergunninghoudster] , uit [vestigingsplaats] (de vergunninghoudster)
(gemachtigde: mr. M. Karluk-Pellikaan).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2023 (het primaire en tevens het bestreden besluit) heeft verweerder op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) aan de vergunninghoudster een vergunning verleend voor het demonteren en het verwijderen van een bestaande zendmast en 200 m2 bosschage, het tijdelijk leggen van rijplaten, en het plaatsen, behouden en onderhouden van een zendmast, een hek en verdere bijkomende werken binnen het hek op de verzorgingsplaats Veenbult naast de rijksweg A15 nabij hectometerpaal 102,3 rechts, in de gemeente West Betuwe.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit op 18 augustus 2023 bezwaar gemaakt. Zij heeft op diezelfde datum de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Omdat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1. Het onderhavige verzoek om een voorlopige voorziening was in eerste instantie toebedeeld aan de voorzieningenrechter mr. Krens. Bij brief van 6 september 2023 heeft verzoekster de voorzieningenrechter gewraakt, waarna de zaak stil kwam te liggen in afwachting van de uitspraak van de wrakingskamer. Het verzoek om wraking van verzoekster is door de wrakingskamer van deze rechtbank bij beslissing van 7 december 2023 ongegrond verklaard.
2. De voorzieningenrechter mr. Smitsmans heeft, nadat het wrakingsverzoek van verzoekster door de wrakingskamer ongegrond is verklaard, het verzoek om voorlopige voorziening, gelet op rooster technische overwegingen, toebedeeld gekregen in plaats van de voorzieningenrechter mr. Krens.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
4. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen, indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van de gewisselde dossierstukken reeds blijkt dat de vereiste onverwijlde spoed ontbreekt, zodat het verzoek om voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen wordt zonder een zitting te houden. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
6. De voorzieningenrechter heeft de brief van vergunninghoudster gelezen, waarin zij aangeeft dat er pas na 1 oktober 2024 gestart zal worden met de werkzaamheden op grond van de vergunning, mits er uit het aanvullende onderzoek naar onder andere vleermuizen niet zal blijken dat de bouw van de mast helemaal geen doorgang kan vinden. Zolang er niet met de werkzaamheden gestart wordt, treden er naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook geen (onomkeerbare) gevolgen in. Bovendien heeft verweerder (zeer) waarschijnlijk voordat de vergunninghoudster zal starten met de werkzaamheden een besluit genomen op het bezwaarschrift van verzoekster. Dat kan bijna niet anders, omdat oktober 2024 ver na het verstrijken van de beslistermijnen in bezwaar is gelegen. Verzoekster kan tegen een beslissing op bezwaar desgewenst (wederom) de aan haar toekomende rechtsmiddelen aanwenden, waaronder een verzoek doen om voorlopige voorziening. Gezien het voorgaande is er geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond.
Conclusie
7. Het verzoek is kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.E.M. Genders, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 15 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 15 december 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.