ECLI:NL:RBLIM:2023:7462

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
ROE 23/2308
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor vakantiewoning in Landgraaf

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, woonachtig nabij de locatie waar een vakantiewoning gerealiseerd zou worden, had bezwaar gemaakt tegen de verleende tijdelijke omgevingsvergunning aan de vergunninghouder. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden is door de toename van verkeersbewegingen. De vakantiewoning wordt ingepast in het groen en kan na afloop van de vergunning worden afgebroken. De voorzieningenrechter concludeert dat aan de voorwaarden van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht is voldaan, maar dat de belangen van verzoeker niet opwegen tegen de verleende vergunning. De voorzieningenrechter wijst erop dat de vergunninghouder de mogelijkheid heeft om de vakantiewoning te bouwen zonder dat dit leidt tot onomkeerbare gevolgen voor de omgeving. De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter niet gebonden is aan de uitkomst van een eventueel bodemgeding, en dat de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening geen aanleiding geeft voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2308

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , wonende te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S. Habib),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Costongs-Muris).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder], vergunninghouder.
(gemachtigde: mr. R.T.L.J. Jongen)

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een vakantiewoning.
1.1.
Verzoeker is woonachtig aan de Zomereik 7 te [plaats] . Zijn perceel ( [perceelnummer] ) bevindt zich dicht bij het [adres] ( [perceelnummer] ), waar vergunninghouder de vakantiewoning wil realiseren. Op het perceel waarop de vakantiewoning zal worden gerealiseerd, bevond zich vroeger een tennisvereniging met een bijbehorende kantine. Deze kantine is inmiddels gesloopt.
1.2.
Bij besluit van 15 februari 2023 (het primaire besluit), verzonden 16 februari 2023, heeft verweerder aan vergunninghouder een (tijdelijke) omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten “bouwen” en “het gebruik van gronden in strijd met een bestemmingsplan”, voor de realisatie van een vakantiewoning voor een periode van tien jaar.
1.3.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 november 2023 op zitting behandeld. Verzoeker, de gemachtigde van vergunninghouder en de gemachtigde van verweerder zijn ter zitting verschenen. De gemachtigde van verzoeker en vergunninghouder hebben digitaal deelgenomen aan de zitting.
1.5.
Op 29 november 2023, derhalve na de zitting, heeft de gemachtigde van verzoeker bericht dat zij geen gelegenheid heeft gehad om te reageren op het ingediende verweerschrift van vergunninghouder, aangezien zij dit verweerschrift pas op 27 november 2023 heeft ontvangen. De voorzieningenrechter heeft hierin aanleiding gezien om het onderzoek ter zitting te heropenen en vervolgens te schorsen teneinde de gemachtigde van verzoeker in de gelegenheid te stellen op het verweerschrift te reageren. Na ontvangst van deze reactie, is de gemachtigde van vergunninghouder vervolgens in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt daaromtrent naar voren te brengen.
1.6.
Na ontvangst van de standpunten van de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van vergunninghouder, heeft de voorzieningenrechter op 18 december 2023 het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voorzieningenrechter zal eerst beoordelen of voldaan is aan de voorwaarden van
artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarna zal hij ingaan op de gronden van verzoeker.
2.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is voldaan aan de voorwaarden van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb?
3. In artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.1.
De voorzieningenrechter concludeert dat aan de drie in artikel 8:81 van de Awb neergelegde formele vereisten is voldaan, omdat verzoeker een bezwaarschrift hebben ingediend tegen het besluit ter zake waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen. Ook de onverwijlde spoed acht de voorzieningenrechter in voldoende mate aangetoond. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de bouw van vakantiewoning weliswaar niet onomkeerbaar is, maar verzoeker ter zitting heeft aangegeven dat hij door de bouw van de vakantiewoning wordt belemmerd in zijn uitzicht. De hinder die verzoeker daarvan ondervindt zal direct optreden en kan ook niet ongedaan worden gemaakt.
3.2.
De voorzieningenrechter zal hieronder inhoudelijk ingaan op de zaak.
Is er sprake van een vakantiewoning of een Bed & Breakfast?
4. Ter zitting is komen vast te staan dat verzoeker deze grond niet langer wenst te handhaven. Deze grond behoeft daarom geen nadere bespreking meer.
Is de omgevingsvergunning verleend voor het juiste adres?
5. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat er onduidelijkheid bestaat over de vraag voor welk adres de onderhavige omgevingsvergunning is verleend. In de vergunningsaanvraag wordt [adres] genoemd en in de omgevingsvergunning zelf wordt het adres [adres] genoemd. Naar de mening van verzoeker is de vergunning verleend voor een andere locatie dan die waarop de aanvraag ziet. Verzoeker stelt dat het misleidend is om het adres [adres] te gebruiken. Verzoeker zou zichzelf hierdoor in eerste instantie niet hebben aangemerkt als derde-belanghebbende.
6. In het verweerschrift alsmede ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende toegelicht dat de vergunning is verleend voor de locatie waarop de aanvraag ziet. Het adres [adres] was voorheen toegekend aan de kantine van de voormalige tennisvereniging. Met de sloop van de kantine was het adres [adres] komen te vervallen. Vanwege de ligging van de vakantiewoning was gekozen voor een huisnummer aan het [adres] . Sinds 15 februari 2023 is aan de vakantiewoning het huisnummer [huisnummer] met postcode [postcode] toegekend en dit is als zodanig geregistreerd in de basisadministratie adressen en gebouwen. [1] Daarbij komt dat uit de aanvraag zelf duidelijk blijkt dat de vakantiewoning gebouwd zou worden op het perceel [plaats] , [sectienummer] . Voor zover er van de zijde van verzoeker sprake zou zijn van misleiding, heeft verzoeker hiervan geen nadeel ondervonden nu hij tegen de verleende omgevingsvergunning tijdig bezwaar heeft ingesteld en een voorlopige voorziening heeft gevraagd.
Moet de uitweg separaat worden vergund?
7. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat nu ten behoeve van de vakantiewoning een nieuwe uitweg wordt gerealiseerd, deze separaat vergund dient te worden. De uitweg blijkt uit de bij de aanvraag en de bij het primaire besluit behorende tekeningen. Ten onrechte heeft verweerder aan deze uitweg geen motivering gewijd in het primaire besluit. Op grond van artikel 2.1.5.5 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Landgraaf is het verboden zonder een omgevingsvergunning een uitweg te maken of te veranderen. Niet helder is of het gaat om het realiseren van een tweede uitweg of het verplaatsen van een bestaande uitweg. Verder stelt verzoeker zich op het standpunt dat het verkeerstechnisch niet mogelijk is een aanrijroute aan te leggen via het [adres] , omdat het Meidoornpad verboden is voor alle voertuigen.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de verleende omgevingsvergunning niet blijkt dat er, naast het bouwen van een vakantiewoning, tevens een vergunning is verleend voor het aanleggen van een uitweg. Dat, zoals verzoeker stelt, uit de bouwtekeningen behorende bij de vergunningsaanvraag zou blijken dat er tevens een vergunning voor een uitweg wordt aangevraagd, doet daar niet aan af. Ook al had vergunninghouder met de tekening bedoeld een vergunning voor een uitweg aan te vragen, uit de (tekst van de) aanvraag blijkt dit niet en uit de omgevingsvergunning zelf blijkt evenmin dat er een vergunning voor een uitweg is verleend. Gelet hierop kan verzoeker niet worden gevolgd in zijn betoog dat er naast de vergunde vakantiewoning tevens een uitweg is vergund.
Had verweerder moeten afzien van een ontsluiting aan het [adres] ?
9. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat verweerder had moeten vasthouden aan zijn oorspronkelijke standpunt dat de ontsluiting van de vakantiewoning dient plaats te vinden via het aan de [adres] (in de gemeente [plaats] ) gelegen parkeerterrein. Volgens verzoeker zorgt een ontsluiting aan het [adres] via de Boskriek voor onveilige verkeerssituaties. Verzoeker geeft aan dat het [adres] een smal pad is dat in de avonden en nachten niet goed belicht is. Door de komst van toeristen naar de vakantiewoning zal het aantal verkeersbewegingen op het pad aanzienlijk toenemen. Naar de mening van verzoeker is het pad niet geschikt voor toerisme. Het is een pad waar voornamelijk voetgangers lopen. Het is voornamelijk bestemmingsverkeer dat gebruik maakt van het pad.
10. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat vergunninghouder in zijn vergunningsaanvraag heeft verzocht om een ontsluiting via de [adres] , het huidige [adres] , zoals reeds onder rechtsoverweging 6 is overwogen. Verzoeker heeft niet verzocht om een ontsluiting via het parkeerterrein aan de [adres] . Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat verweerder dient te beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning op basis van een daartoe strekkende aanvraag. Nu vergunninghouder heeft verzocht om een ontsluiting via het [adres] dient verweerder hier bij de besluitvorming vanuit te gaan.
10.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat een ontsluiting via het [adres] voor verweerder terecht geen aanleiding is geweest om een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat aan te nemen. Daartoe overweegt hij als volgt. Niet in geschil is dat het [adres] een smalle weg is waarvoor een verbod voor gemotoriseerd verkeer geldt. Voor de toegang vanaf de [adres] geldt op dit verbod een uitzondering voor bestemmingsverkeer. Op deze wijze zijn de aan het [adres] gelegen percelen toegankelijk. De toegang bevindt zich op het deel van het [adres] tussen de [adres] en de locatie waarop de vakantiewoning wordt gerealiseerd. Voor wat betreft het toe te nemen aantal verkeersbewegingen als gevolg van de vakantiewoning, heeft verweerder aansluiting gezocht bij de CROW [2] kencijfers van een vakantiebungalow. De CROW gaat daarbij uit van 2,8 autobewegingen per etmaal. [3] Gelet op deze geringe toename van het aantal verkeersbewegingen heeft verweerder kunnen stellen dat dit geen zodanige overlast voor omwonenden zal veroorzaken dat hun woonsituatie hierdoor onevenredig zal worden aangetast. De stelling van verzoeker dat het aantal verkeersbewegingen per etmaal in werkelijkheid hoger ligt, is niet met stukken onderbouwd en kan reeds daarom ook niet worden gevolgd. Ook geldt ter plaatse een maximumsnelheid van 30 km per uur, waarbij in de praktijk meestal stapvoets wordt gereden en zijn er voldoende uitwijkmogelijkheden voor auto’s en voetgangers. Verder is er voldoende verlichting middels straatlantaarns. De stelling van verzoeker dat met name toeristen voor onveilige verkeerssituaties zullen zorgen, omdat zij – anders dan omwonenden – niet bekend zijn met de verkeerssituatie ter plekke, heeft verweerder niet hoeven volgen. Wanneer men via de [adres] het [adres] inrijdt ziet men dat de weg, in beginsel, verboden is voor gemotoriseerd verkeer. Een dergelijke weg nodigt niet uit tot het rijden met hoge snelheden en daarmee gepaarde gaande onveilige verkeerssituaties. Bovendien zullen ook omwonenden, vanwege het mogelijke bestemmingsverkeer, bedacht zijn op de aanwezigheid van gemotoriseerd verkeer. Of dat verkeer toeristen betreft of omwonenden maakt daarvoor geen verschil.
10.2.
Hoewel verweerder geen beletselen heeft hoeven zien voor een ontsluiting via het [adres] vanuit de [adres] , heeft hij – hoewel hij daartoe niet gehouden was – ook onderzoek verricht naar mogelijke alternatieven. Verweerder heeft aangegeven dat een toegang tot de vakantiewoning door middel van een ontsluiting via het door verzoeker voorgestelde parkeerterrein aan de [adres] hinder zou opleveren voor de aldaar aanwezige bomen. Ook zou een ontsluiting via het parkeerterrein aan de [adres] ertoe leiden dat de vakantiewoning slechts bereikt kan worden via percelen die in privé-eigendom zijn. Het betreft dan weliswaar het privé-eigendom van de vergunninghouder, maar bij een eventuele verkoop kunnen deze percelen niet onbezwaard verkocht worden. Daar komt nog bij dat het inmiddels niet meer mogelijk is om het [adres] in te rijden via de [adres] , omdat de gemeente [plaats] , waaronder dat gedeelte van de [adres] valt, heeft besloten het onderbord dat gemotoriseerd bestemmingsverkeer is toegestaan, te verwijderen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder dan ook voldoende gemotiveerd dat de door verzoeker voorgestelde alternatieve ontsluiting niet leidt tot een gelijkwaardig alternatief voor vergunninghouder met aanmerkelijk minder bezwaren voor de buurt.
Wordt het groene karakter van het [adres] gewaarborgd?
11. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat uit de verleende omgevingsvergunning niet blijkt dat het huidige groene beeld van het [adres] intact blijft. Er zijn in de vergunning ten onrechte geen voorschriften opgenomen om het groene karakter van het [adres] te waarborgen.
12. Uit de omgevingsvergunning leidt de voorzieningenrechter af dat weliswaar niet in de vergunningsvoorschriften is opgenomen dat het groene karakter van het [adres] behouden moet blijven, maar hierin is wel opgenomen dat de vakantiewoning wordt ingepast in het aanwezige groen op het perceel. De vakantiewoning zal verder worden onttrokken aan het zicht van omwonenden door de plaatsing van een hekwerk en een permanent groene laurierhaag. De aanwezigheid van de groene laurierhaag blijkt ook uit de bij de vergunningaanvraag gevoegde bouwtekening. Ook heeft vergunninghouder toegezegd dat hij desgewenst meer groen zal aanplanten. Verweerder is verder bereid om in de vergunningvoorschriften op te nemen dat het aanwezige groen zoveel als mogelijk behouden dient te blijven en dat de vakantiewoning wordt afgeschermd met een hekwerk en een permanent groene laurierhaag. Onder de gegeven omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het groene karakter van het [adres] voldoende gewaarborgd is
.
Is er sprake van een tijdelijke omgevingsvergunning?
13. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het bouwen van een prefab vakantiewoning, voor zover hier naar de mening van verzoeker al sprake is, onomkeerbare gevolgen heeft. Naar de mening van verzoeker is het niet mogelijk dat de situatie na tien jaar weer teruggaat zoals het was.
14. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat voor zover verzoeker in dit stadium van de procedure (namelijk in zijn reactie op de schriftelijke reactie van vergunninghouder) betwist dat het een prefab vakantiewoning betreft, dit tardief is. Hieraan zal in het kader van een goede procesorde voorbij worden gegaan. Verzoeker had immers al eerder de gelegenheid om deze grond naar voren te brengen.
14.1.
Los van het feit dat uit de verleende omgevingsvergunning duidelijk volgt dat de vergunning een tijdelijk karakter heeft, overweegt de voorzieningenrechter dat het hier een prefab vakantiewoning betreft, die naar haar aard makkelijk verwijderd en verplaatst kan worden, net als de daarin aangelegde voorzieningen. Het betreffende gedeelte van het perceel kan daarna weer gebruikt worden voor woondoeleinden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat de bouw van de prefab vakantiewoning onomkeerbare gevolgen met zich brengt. Daar komt bij dat de vergunninghouder – op verzoek van verzoeker – kan instemmen met een in de vergunningvoorschriften opgenomen sloopverplichting bij de expiratie van de geldigheidsduur van de verleende omgevingsvergunning, onder het voorbehoud dat deze verplichting komt te vervallen als de activiteit definitief zal worden toegestaan, zoals bij een wijziging van het bestemmingsplan.
Is de bezwaarschriftencommissie onpartijdig?
15. Verzoeker trekt de partijdigheid van de bezwaarschriftencommissie in twijfel. Zij voeren daartoe aan dat de procesvertegenwoordiger van verweerder ter zitting tevens de functie vervult van secretaris van de bezwaarschriftencommissie.
16. De voorzieningenrechter overweegt dat niet valt in te zien op welke wijze dit argument van verzoeker tot een schorsing van het primaire besluit van 15 februari 2023 zou kunnen leiden. Het is immers geen inhoudelijk argument gericht tegen de rechtmatigheid van de verleende omgevingsvergunning, maar eerder een klacht in het kader van de bezwaarprocedure. Voor zover verzoeker dit al als grond heeft bedoeld, slaagt deze reeds daarom niet.

Conclusie en gevolgen

17. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dit betekent dat het primaire besluit van 15 februari 2023 niet zal worden geschorst totdat verweerder op het bezwaar van verzoeker heeft beslist. Voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.S.A.W. Raes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 22 december 2023
De griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 22 december 2023

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie hiervoor ook https://bagviewer.kadaster.nl/lvbag/bag-viewer/?searchQuery=Meidoornpad+35&objectId=0882201313147768&theme=BRT+Achtergrond&geometry.x=199389.209&geometry.y=320330.083&zoomlevel=15.
2.Dit is een kennisplatform dat zich bezighoudt met praktische oplossingen voor vraagstukken over infrastructuur, openbare ruimte, verkeer en vervoer in Nederland.
3.Zie hiervoor het rapport van Aelmans, Memo: Toelichting stikstofonderzoek.