In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster, aangeduid als [Verzoeker], en haar werkgever, Albert Heijn B.V. Het geschil betreft de berekening van de transitievergoeding na een langdurige periode van arbeidsongeschiktheid van de werkneemster. De werkneemster was sinds 2000 in dienst bij Albert Heijn en had een arbeidsovereenkomst voor 128 uur per vier weken. Na een arbeidsongeval in 2007 was zij echter nooit meer in staat om haar oorspronkelijke aantal uren te werken en had zij haar arbeidsduur feitelijk zien dalen naar 64 uur per vier weken. De werkneemster verzocht de rechtbank om een aanvullende transitievergoeding, omdat Albert Heijn bij de berekening van de transitievergoeding was uitgegaan van de 64 uur, terwijl zij meende recht te hebben op een vergoeding gebaseerd op de oorspronkelijke 128 uur.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkneemster na het ongeval nooit meer haar oorspronkelijke functie heeft kunnen uitoefenen en dat er geen formele wijziging van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat Albert Heijn er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de feitelijke arbeidsduur van 64 uur de nieuwe bedongen arbeid was geworden. De rechter concludeerde dat er geen bewijs was dat de werkneemster had aangedrongen op het behoud van haar oorspronkelijke arbeidsduur en dat de werkgever in de periode van 2009 tot 2019 had gehandeld alsof de arbeidsomvang 64 uur per periode was. Daarom werden de verzoeken van de werkneemster afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten.