3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Verbalisanten [naam 1] en [naam 2]relateerden – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Op 21 augustus 2021 ontvingen wij, verbalisanten [naam 1] en [naam 2] , een melding over een vechtpartij op de Parade in Venlo. Ter hoogte van café [naam 3] zagen wij een man staan. Ik zag dat de man bloed over zijn gezicht had lopen en dat zijn arm onder het bloed zat. Ik vroeg aan de man waar hij verwondingen had. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat hij aan zijn hoofd en pols gewond was. Ik zag dat er een diepe snij- dan wel steekwond ter hoogte van zijn pols zat. Wij verbalisanten zagen dat er een diepe snede en twee oppervlakkige sneeën in het achterhoofd van de man zaten. Ook
hier bleef bloed uit druppelen. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat hij [slachtoffer 1] heette. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat zijn broertje voor hem stond en dat hij het belangrijkste was.
[slachtoffer 1]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Op een gegeven moment kwamen er vier Marokkaanse mannen aan. Zij gingen op het terras zitten. Ik kende één van hen van gezicht. Die man doet altijd uitdagend. Hij riep dit keer iets naar mij en mijn broer. Ik stond op om aan hem te vragen wat hij
riep. Voor ik het wist vloog ik achteruit. Ik weet nog dat ik op een gegeven moment een man van mijn broer aftrok. Toen ik de persoon van mijn broer aftrok stond ik gebogen en heb ik op mijn hoofd iets gevoeld. Daarna liep er bloed over mijn neus. Ik ben zeven keer geraakt door het mes. Ik heb een ontsierend litteken in mijn gezicht. Ik ben links en mijn hele linkerhand lag open. Mijn linker pink kan ik niet helemaal meer gebruiken en ik heb er een doof gevoel in.
Uit de
letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Limburg-Noordnaar aanleiding van het
letselonderzoekbij
[slachtoffer 1]volgt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Hoofd.
1. Midden op het achterhoofd ter hoogte van en tussen beide oren is diagonaal een rode streepvormige oppervlakkige huidbeschadiging te zien met een geschatte lengte van 5-8 cm.
2. Boven op het hoofd, op de behaarde hoofdhuid, dwars op de schedel, is een streepvormige scherpbegrensde huidonderbreking te zien, gehecht met drie huidhechtingen, met een lengte van circa 4-5cm.
3. Op de behaarde hoofdhuid, meer op het achterhoofd gelegen, is een streepvormige scherpbegrensde huidonderbreking te zien, gehecht met zes huidhechtingen, met een lengte van circa 6-7 cm.
Aangezicht:
6. Op de linkerwang, lopend van ongeveer het rechteroog tot ongeveer halverwege de bovenlip, loopt een gebogen scherp begrensde huidonderbreking gesloten met een zestal huidhechtingen, er is enige korstvorming in de wond, met een lengte van circa 6 cm, diffuus over de wang is geronnen bloed zichtbaar. Op het jukbeen is enige zwelling zichtbaar.
Hals:
7. Aan de rechterzijde van de hals, vlak boven de rechterschouder, is een wat gebogen, met de bolling naar boven gelegen, oppervlakkige huidbeschadiging met omliggende roodheid en beginnende korstvorming te zien met een lengte van circa 5-6 cm.
Bovenlichaam boven rechter oksel:
10. Op de borstkas boven de rechter oksel is een streepvormige scherpbegrensde huidbeschadiging te zien, met centraal een huiddoorklieving met scherpe wijkende wondranden, met een lengte van circa 4 cm, in de onderpool is wat geronnen bloed aanwezig.
Linkerhand:
11. Aan de handpalm/binnenzijde van de linkerhand is vanaf de basis van de duimmuis net boven de pols, lopend over de pinkmuis tot aan de zijkant van het eerste kootje van de pink een huidbeschadiging met scherpe wondranden te zien, gesloten met een vijftiental hechtingen, met een lengte van circa 7-10 cm.
De letsels beschreven onder 1 en 7 zijn krasletsels met oppervlakkige roodheid. Krasletsel ontstaat door het schuren met een (matig) scherp puntig voorwerp over de huid of vice versa. De oppervlakkige roodheid is een huidreactie als teken van beginnende genezing.
De letsels beschreven onder 2, 3, 6, 10 en 11 betreffen huiddoorklievingen. Een huiddoorklieving kan zowel snijdend als stekend ontstaan door scherprandige of puntige voorwerpen. Bij een snijwond is de lengte groter dan de wonddiepte en zijn de wondranden scherp zonder kneuzing of schaving. Bij een steekwond is de diepte groter dan de lengte.
Het letsel aan de linkerhand kan gezien worden als afweerletsel. Afweerletsel ontstaat doorgaans aan handen, onderarmen en/of bovenarmen bij het (vaak instinctief) beschermen van kwetsbare delen zoals bijvoorbeeld het hoofd.
Wanneer de verwonding dichter bij de vingers was aangebracht zouden pezen die nodig zijn om de vingers te buigen geraakt kunnen worden, indien de verwonding bij de pols was geweest zouden pezen die de pols buigen, bloedvaten zoals slagaders van de hand en handzenuwen die de hand enerveren geraakt kunnen worden.
Bij het letsel aan het gelaat had de aangezichtszenuw die de motoriek van het gelaat verzorgt kunnen worden geraakt. Bij uitval van de aangezichtszenuw zal het oog wijd open staan (het niet sluiten van het oog vormt een bedreiging voor het oog door uitdroging van het hoornvlies), het onderooglid staat af van de oogbol, de mondhoek hangt lager dan bij de gezonde zijde en de persoon hoort geluiden veel luider aan de aangedane zijde. Daarnaast kan het uitspreken van medeklinkers waarbij de lippen nodig zijn bemoeilijkt worden.
Conclusie: Er is hier sprake van toegebracht letsel. Er zal blijvend letsel zijn in de vorm van littekens, waarbij die in het gelaat en de linkerhand het meest in het oog springen. Indien zoals besproken zenuwen of pezen geraakt waren, zou dit de functionaliteit van gelaat en hand fors kunnen beperken.
Op 29 augustus 2022 heeft een verbalisant contact gehad met [slachtoffer 1] . Hij heeft verklaard dat na twee weken de hechtingen uit zijn hand waren gehaald. Voor het herstel van zijn hand heeft hij fysiotherapie gehad.
[slachtoffer 2]verklaarde bij de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Mijn broer en ik zaten op het terras. Op een gegeven moment kwamen er
Marokkaanse mannen aan. Eén van die Marokkaanse mannen kende ik van gezicht. Op 21 augustus
(de rechtbank begrijpt: 21 augustus 2021)hoorde ik hem iets zeggen. Mijn broer stond op, liep in zijn richting en vroeg wat hij zei. Ik zag dat de
Marokkaanse mannen richting mijn broer gingen. Ik ben toen opgestaan en ben mijn broer gevolgd. Toen is de vechtpartij begonnen. Op enig moment voelde ik aan
de achterzijde een prik/steek.
De
geneeskundige verklaringover [slachtoffer 2] vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer de volgende bevindingen van het onderzoek op 2 september 2021:
- een snijwond linkerbil.
Op 22 augustus 2021 heeft een verbalisant contact opgenomen met [slachtoffer 2] . Hij verklaarde dat hij in zijn rug was gestoken.
Bijgevoegd is onder meer een
fotovan het letsel van [slachtoffer 2] . De rechtbank neemt op deze foto’s een wond op (linker)bil en/of (onder)rug waar, welke met twee hechtingen is gedicht.
Op 24 augustus 2022 heeft [slachtoffer 2] ten overstaan van een verbalisant verklaard dat de snee na het steekincident in het ziekenhuis is gehecht. Twee weken daarna is hij teruggegaan naar het ziekenhuis en zijn de hechtingen eruit gehaald. Hij heeft er ongeveer een half jaar lang last van gehad.
Getuige [naam 4]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Op 21 augustus 2021 zat ik met vrienden op het terras te Venlo. Ik zag uit het niets een vechtpartij ontstaan bij café [naam 3] . Ik zag één persoon uit de groep een steekwapen trekken. Ik zag dat de man met het steekvoorwerp stekende
bewegingen maakte. Ik zag dat hij dit 7 á 8 keer deed.
In het onderzoeksverslag beschrijving van de
camerabeeldenwordt door de camerabeeldenspecialist – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende gerelateerd:
NN1:
Ik zag dat NN1 een zwart T-shirt droeg.
Beeld 1, bestand: [naam 3] binnen.mp4
Ik zag dat de camera gericht was op een bar. Ik zag linksboven in beeld een
in-/uitgang. Ik zag op de beelden de datum 21 augustus 2021.
23:38:15: Ik zag dat NN3 linksboven door de ingang in beeld kwam lopen.
23:38:18: Ik zag dat NN3 met zijn rechterhand een mes van de bar afpakte.
Beeld 5, bestand: BeeldengetuigeHasselman.mp4
Ik zag dat de camera gericht was op een café. Ik zag dat de beelden met een
telefoon gefilmd werden. Ik heb de beelden bekeken van 00:00 tot 00:28.
00:02: Ik zag dat NN3 links in beeld kwam lopen. Ik zag dat NN3 met een mes in zijn rechterhand omlaag richting de nek van NN1 sloeg. Ik zag dat NN3 met een mes in zijn rechterhand omlaag richting de rechter voorarm van NN1 sloeg.
00:12: Ik zag dat NN3 met het mes in zijn rechterhand een omlaag slaande beweging richting NN1 maakte. Ik zag dat NN3 met het mes richting NN1's nek stak.
00:14: Ik zag dat NN1 NN3 naar achter duwde. Ik zag dat NN3 met het mes in zijn rechterhand richting NN1 stak.
De verdachteverklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik ben op 21 augustus 2021 naar Venlo gegaan. We kregen een woordenwisseling met twee personen. U, verbalisant, houdt mij voor dat op de camerabeelden te zien is dat de persoon in het zwarte t-shirt [slachtoffer 1] betreft. Ik heb een mes gepakt en steken gegeven. Ik heb de persoon in het zwarte t-shirt een paar messteken gegeven. Ik denk dat ik hem geraakt heb.
Ik ben bij café [naam 3] in Venlo naar binnen gegaan en heb daar een mes van de balie gepakt.
Overwegingen van de rechtbank: feit 1 primair
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 21 augustus 2021 in Venlo meermalen met een mes in het gezicht, het hoofd, de linkerhand en de okselplooi van [slachtoffer 1]heeft gestoken en/of gesneden met onder meer diepe wonden in het gezicht en zijn hand als gevolg.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat – kort gezegd – geen sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood en dat de wil van de verdachte daar ook niet op was gericht.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het door de verdachte toegepaste geweld is te kwalificeren als een poging tot doodslag. De rechtbank stelt daarbij allereerst vast dat er geen aanwijzingen bestaan dat de verdachte van meet af aan uit is geweest op de dood van [slachtoffer 1] . Van vol opzet is dan ook geen sprake. De vraag die rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of er sprake is van voorwaardelijk opzet. Daartoe moet de rechtbank enerzijds vaststellen of er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden door de concrete handelingen van de verdachte en anderzijds of de verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard.
De rechtbank stelt voorop dat het met een mes steken in de richting van het gezicht, hoofd en hals van een persoon en het steken in de hand (net boven de pols) van een persoon naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op de dood van die persoon oplevert. In het bovenlichaam van een mens bevinden zich immers kwetsbare en vitale organen, en door de pols loopt een slagader. Een verwonding aan dergelijke kwetsbare en vitale delen van het lichaam of aan een slagader kan levensbedreigend zijn en gemakkelijk tot de dood leiden.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte, zoals die naar voren komen uit de gebezigde bewijsmiddelen, te weten: het meermalen maken van slaande bewegingen met het mes in de richting van de hals van [slachtoffer 1] en door in het gezicht, het hoofd en de linkerhand (net boven de pols) van [slachtoffer 1] te steken, heeft naar het oordeel van de rechtbank de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een of meer vitale delen van het lichaam zou raken en aldus [slachtoffer 1] van het leven zou beroven. Dat er gebruik zou zijn gemaakt van een mes dat niet al te scherp is en hier geen dodelijke verwondingen mee veroorzaakt kunnen worden is niet aannemelijk geworden. Integendeel: met het mes zijn immers ook diepe verwondingen (snijletsel) in het gezicht en de linkerhand (net boven de pols) van [slachtoffer 1] aangebracht.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag van [slachtoffer 1] .
Overwegingen van de rechtbank: feit 2 primair
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 21 augustus 2021 in Venlo met een mes in de (linker)bil en/of (onder)rug van [slachtoffer 2]heeft gestoken en/of gesneden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat – kort gezegd – geen sprake was van een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, nu de handelingen die de verdachte heeft verricht met het mes niet zouden kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank oordeelt dat het handelen van de verdachte echter wel kan worden aangemerkt als een poging tot zware mishandeling. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit de medische verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat hij een snijwond in zijn (linker)bil en/of (onder)rug heeft opgelopen. Er waren hechtingen nodig en [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij hier gedurende een half jaar last van heeft gehad. Het voorgaande duidt erop dat het mes de nodige schade aan de (linker)bil en/of (onder)rug heeft aangericht. In de bil en/of de onderrug bevinden zich slagaderen en in de nabijheid daarvan ook bloedvaten en zenuwen, vitale structuren en organen. Door in een dynamische situatie op een dusdanige manier in de (linker)bil en/of (onder)rug van [slachtoffer 2] te steken is de rechtbank van oordeel dat er een aanmerkelijke kans was dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank is bovendien van oordeel dat uit het handelen van de verdachte kan worden afgeleid dat de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] .