5.4.Gelet op artikel 6.1.2 lid 5 Jw moet bij het verzoek ook zijn overgelegd een instemmings-verklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
De kinderrechter is van oordeel dat aan het wettelijk criterium, genoemd in artikel 6.1.2. lid 3 onder c van de Jeugdwet, niet is voldaan en overweegt daartoe als volgt.
Blijkens de instemmingsverklaring van 6 oktober 2023 hebben de ouders, als wettelijke vertegenwoordigers van [minderjarige] , tijdens de crisissituatie ingestemd met het spoedverzoek. Tijdens de mondelinge behandeling van het spoedverzoek hebben beide ouders hun instemming ingetrokken. Uit artikel 6.1.2., lid 7 Jw vloeit voort dat, indien de wettelijke vertegenwoordiger zijn instemming intrekt, de jeugdige gedurende ten hoogste veertien dagen in de gesloten accommodatie kan verblijven. De kinderrechter leest en begrijpt artikel 6.1.2., derde lid, aanhef en onder c Jw – in samenhang gelezen met artikel 6.1.2., lid 7 Jw – echter zo dat een jeugdige ten hoogste veertien dagen na het intrekken van de instemming van de wettelijk vertegenwoordiger in een gesloten accommodatie kan verblijven, indien de machtiging (voor een duur van minimaal 14 dagen na de intrekking) reeds – met instemming van de wettelijk vertegenwoordiger – door de kinderrechter is verleend. Nu de machtiging in de onderhavige zaak echter nog niet is verleend (voor een duur van 14 dagen na de intrekking en overigens slechts is verleend tot 20 oktober 2023) en de ouders ter zitting hun instemming hebben ingetrokken, wordt niet aan de wettelijke eis van artikel 6.1.2. derde lid, aanhef en onder c Jw voldaan. Dat betekent formeel gezien dat de machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 20 oktober 2023 eindigt en dat [minderjarige] per die datum in ieder geval naar huis mag en moet kunnen gaan.
De kinderrechter is ook van oordeel dat aan het wettelijk criterium, genoemd in artikel 6.1.2. lid 5 van de Jeugdwet, niet is voldaan en overweegt daartoe als volgt.
De kinderrechter heeft op 6 oktober 2023 een beschikking spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afgegeven, dit naar aanleiding van het mondeling verzoek van het college van
6 oktober 2023. De instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 6 oktober 2023, die aan deze beschikking ten grondslag ligt, is gedaan op basis van louter een dossieronderzoek zonder dat kort tevoren [minderjarige] door de gedragswetenschapper is gehoord, terwijl niet is gesteld of gebleken dat dat onderzoek (gesprek met [minderjarige] ) feitelijk onmogelijk was.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het spoedverzoek heeft het college een aanvullende instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper ingediend waaruit blijkt dat deze [minderjarige] met het oog daarop op 16 oktober 2023 zelf heeft onderzocht. Evenwel had het college moeten zorgdragen dat dat onderzoek van [minderjarige] door de gedragswetenschapper alsnog op 6 oktober 2023 had plaatsgevonden en niet pas 10 dagen later. Het college had overigens op 6 oktober 2023 ook per e-mail aangegeven bij de kinderrechter dat zij een gedragswetenschapper had gevonden die op dossierbasis een verklaring betreffende de minderjarige kon afgeven en aansluitend de minderjarige zo spoedig mogelijk zou horen en dat zij een andere gedragswetenschapper had gevonden die de minderjarige op 6 oktober om 17.00 uur kon horen en de schriftelijke verklaring op 9 oktober 2023 gereed kon hebben. Noch de ene noch de andere optie heeft het college uitgevoerd.
De wetgever heeft het van groot belang gevonden dat [minderjarige] zo spoedig mogelijk na de spoedbeslissing persoonlijk wordt gesproken door een gedragswetenschapper. Op die manier kan door de gedragswetenschapper een eigen beeld van [minderjarige] worden gekregen en kan getoetst worden of een opname van [minderjarige] binnen de geslotenheid inderdaad noodzakelijk is, hetgeen een essentiële waarborg geeft tegen onnodige vrijheidsbeneming.
Op 6 oktober 2023 is [minderjarige] geplaatst binnen de gesloten jeugdzorg. Op 16 oktober 2023 heeft de gedragswetenschapper [gedragswetenschapper] pas met haar gesproken, zo blijkt uit de aanvullende instemmingsverklaring van 16 oktober 2023 die de kinderrechter op 17 oktober 2023 heeft bereikt. Hoewel het verblijf van [minderjarige] bekend was en de gedragswetenschapper haar dus eerder persoonlijk had kunnen onderzoeken zijn er in de periode tussen 6 en 16 oktober 2023, zo begrijpt de kinderrechter, geen pogingen ondernomen om een gesprek tot stand te laten komen. Daarmee is niet voldaan aan de strenge vereisten die de wet aan toepassing van de maatregel van gesloten jeugdzorg stelt. Gezien de ernstige inbreuk op de vrijheid van [minderjarige] die een opname in een gesloten instelling met zich meebrengt voor haar, had het gesprek met [minderjarige] zo snel mogelijk op of rond 6 oktober 2023 moeten plaatsvinden. Dat is hier niet gebeurd. De instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 16 oktober 2023 repareert dat niet, zodat door dit gebrek de op 6 oktober 2023 gegeven spoedmachtiging niet langer aan de wettelijke eisen voldeed.
Daar komt nog het volgende bij. De door het college verzochte machtiging gericht op gesloten plaatsing is naar het oordeel van de kinderrechter een niet proportionele maatregel van jeugdbescherming. Uit het verzoek volgt dat de ouders een jaar geleden hulp voor de opvoedingsproblemen bij de gemeente hebben verzocht. In het voorbije jaar is nimmer daadwerkelijke hulp in de thuissituatie van [minderjarige] en de moeder, waarbij ook de vader is betrokken, door de gemeente ingezet. Niet blijkt dat er geen concrete hulp had kunnen worden ingezet en ook niet dat niet eerst een open plaatsing elders van [minderjarige] met hulpverlening de zorgen over [minderjarige] had kunnen aanpakken of verminderen. Het college had eerst deze mogelijkheden dienen te onderzoeken en met de ouders en [minderjarige] de mogelijkheden van gerichte hulpverlening voor [minderjarige] binnen een open instelling dienen te verkennen. Volgens de wetgever maar ook volgens het internationale verdragen, het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) en het IVRK (Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind) dient de vrijheidsontneming van een gesloten plaatsing namelijk in een redelijke verhouding te staan tot het doel dat men er mee wil dienen en dienen andere mindere ingrijpende maatregelen niet passend te zijn. Zo zal van vrijheidsbeneming alleen sprake mogen zijn als van jeugdzorg in een open setting onvoldoende verbetering van de situatie kan worden verwacht. Het college heeft in feite direct ingezet op het zwaarste middel van de gesloten jeugdzorg terwijl dat middel als laatste redmiddel geldt en niet eerder mag en moet worden ingezet als andere middelen niet zijn gelukt of niet toereikend zijn om de zorgen over [minderjarige] in de zin van artikel 6.1.2. lid 2 Jw te kunnen wegnemen.
De kinderrechter concludeert dat het verzoek van het college moet worden afgewezen en dat de spoedbeschikking per direct dient te worden opgeheven. Dat betekent dat [minderjarige] per direct naar huis mag.
De kinderrechter geeft [minderjarige] en ouders nog het volgende mee.
Er zijn ernstige zorgen over [minderjarige] , die door de ouders ook worden gezien, en die naar het oordeel van de kinderrechter maken dat er dringend iets moet gebeuren om te voorkomen dat er een nieuwe escalatie in de thuissituatie ontstaat en [minderjarige] zich onttrekt aan het gezag van haar moeder en vader. Er moeten op korte termijn tussen de ouders en [minderjarige] afspraken worden gemaakt, zoals door de advocaat van [minderjarige] concreet is verteld tijdens de zitting, zodat [minderjarige] kan laten zien dat ze zich anders wil en kan opstellen thuis en in het contact met haar ouders. [minderjarige] is geen grote prater maar er zal gepraat moet worden onder leiding van in te zetten hulpverlening zodat de ouders hun gezag uit kunnen oefenen en [minderjarige] ook thuis veilig kan blijven wonen. Van [minderjarige] wordt verwacht dat zij samen met de ouders aan de slag gaat met de in te zetten hulpverlening en dat ze ook haar best doet om het traject te laten slagen.