ECLI:NL:RBLIM:2023:7375

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
C/03/322925 / JE RK 23-1739 // C/03/322940 / JE RK 23-1748
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om spoedmachtiging gesloten jeugdzorg en opheffing van de spoedbeschikking

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een spoedmachtiging voor gesloten jeugdzorg voor een minderjarige, geboren in 2009. Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venlo had eerder een spoedmachtiging aangevraagd, die op 6 oktober 2023 was verleend zonder voorafgaand verhoor van de ouders. Tijdens de zitting op 17 oktober 2023 trokken de ouders hun instemming met de gesloten plaatsing in, wat leidde tot de vraag of de machtiging nog geldig was. De kinderrechter oordeelde dat de machtiging niet meer voldeed aan de wettelijke eisen, omdat de instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper ontbrak en de gesloten plaatsing niet proportioneel was. De kinderrechter concludeerde dat er onvoldoende was aangetoond dat een gesloten plaatsing noodzakelijk was en dat er alternatieven niet waren onderzocht. De kinderrechter heeft het verzoek van het college afgewezen en de spoedbeschikking per direct opgeheven, waardoor de minderjarige naar huis mocht gaan. De ouders werden aangespoord om samen met de minderjarige afspraken te maken om escalatie in de thuissituatie te voorkomen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK LIMBURG
Familie en jeugd
Zittingsplaats: Roermond
Zaakgegevens : C/03/322925 / JE RK 23-1739 // C/03/322940 / JE RK 23-1748
datum uitspraak: 17 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een afwijzing machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
het college van BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE VENLO, hierna te noemen het college, zetelend in Venlo;
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [plaatsnaam X] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. K.E.J. Dohmen te Venlo.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonend in [plaatsnaam X] ,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonend in [plaatsnaam Y] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop van de zaak (C/03/322925 / JE RK 23-1739) blijkt uit de mondeling beslissing van 6 oktober 2023 om 00:40 uur, die op schrift is gesteld op 6 oktober 2023, en waarbij zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden een spoedmachtiging is verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 6 oktober 2023 tot 20 oktober 2023. Iedere verdere beslissing is aangehouden in afwachting van het verhoor van de belanghebbenden.
1.2.
Bij afzonderlijk doch identiek verzoek met bijlagen van 6 oktober 2023 (C/03/322940 / JE RK 23-1748) heeft het college verzocht een (reguliere) machtiging te verlenen voor verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
1.3.
Op 17 oktober 2023 heeft de kinderrechter de hiervoor genoemde verzoeken gelijktijdig behandeld achter gesloten deuren.
Daarbij zijn gehoord:
- de minderjarige [minderjarige] , bijgestaan door mr. K.E.J. Dohmen,
- de moeder,
- de vader,
- [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] , beiden als vertegenwoordiger van het college.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het college het regulier verzoek gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden ingetrokken. Het spoedverzoek gesloten jeugdhulp wenst het college te handhaven, tenzij de ouders hun toestemming intrekken. In dat geval is het wel noodzakelijk dat er met [minderjarige] en de ouders afspraken worden gemaakt. Het college is daarom intensief bezig met het opstellen van een behandelplan. Mocht [minderjarige] naar huis gaan zonder afspraken, dan is de kans groot dat de situatie zich herhaalt. Het systeem staat nog steeds flink onder spanning. Recente gesprekken met [minderjarige] en de ouders hebben aangetoond dat er bij [minderjarige] nog veel boosheid zit en bij de ouders veel onmacht. Het college had MDFT-therapie willen inzetten maar het kan 6-8 weken duren voordat dit traject kan worden ingezet. Het zou [minderjarige] en de ouders helpen als het opstarten bespoedigd kan worden, alternatieven zijn er niet. In ieder geval moet voorkomen worden dat het thuis weer mis gaat. Het college deelt namelijk de zorgen van de vader als het gaat over de vriendenkeuze van [minderjarige] en het feit dat [minderjarige] niet lijkt te overzien welke gevolgen dat voor haar kan hebben, mocht door [minderjarige] het contact met de vriendengroep weer worden opgepakt. Het college heeft geen zicht gekregen op hun activiteiten.
Bij het college was niet bekend dat er nog een “aanvullende instemmingsverklaring” van een gedragswetenschapper overlegd zou moeten worden.

3.Het standpunt van belanghebbenden

3.1.
De vader beaamt dat er thuis forse spanningen zijn. [minderjarige] doet waar ze zin in heeft. Ze hangt ’s avonds rond met oudere jongeren, is onbereikbaar voor de ouders en komt veel te laat thuis. Wanneer de vader [minderjarige] hierop aanspreekt wordt hij afgesnauwd. Volgens [minderjarige] heeft de vader niets over haar te zeggen. Kennelijk wil [minderjarige] niet snappen dat haar gedrag problematisch is en niet past bij een meisje van veertien. [minderjarige] geeft haar fouten niet toe en legt de schuld altijd bij een ander. De vader is radeloos en weet het niet meer. Om het geruzie thuis te voorkomen houdt hij meestal de mond en negeert hij [minderjarige] . Dat gaat even goed totdat de spanningen weer oplopen en de vader weer ontploft.
De vader verkeert in dubio. Hij vindt een korte verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige] geëigend, de moeder niet. De moeder wil dat [minderjarige] naar huis komt. De vader wil de moeder niet afvallen en trekt zijn instemming met de gesloten plaatsing daarom in. In werkelijkheid houdt de vader zijn hart vast. Zijn grootste angst is dat de situatie zich herhaalt. [minderjarige] is niet veranderd qua gedrag, ze is nog altijd boos. Na het incident bij moeder heeft ze ook nog contact gezocht met de bewuste vriendengroep. De vader vermoedt dat het inbrekers zijn. Het huis van de moeder was systematisch overhoop gehaald. De vader houdt heel veel van zijn dochter maar eens houdt het op. Er moet nu iets veranderen.
3.2.
De moeder wenst haar instemming ten aanzien van het verzoek in te trekken. De moeder wil haar dochter graag thuis hebben. Zij kan er niet van slapen. [minderjarige] verblijft op een plek die niet gezond is voor haar ontwikkeling. Het contact met de groep verloopt ook waardeloos. De moeder is bereid mee te werken aan de hulpverlening die nodig is om [minderjarige] thuis te laten wonen. Hoewel er zeker iets moet veranderen bij [minderjarige] is haar gedrag niet altijd zorgelijk geweest. Soms ging het thuis ook wekenlang goed. In ieder geval is de uithuisplaatsing voor [minderjarige] een wake-up call geweest. Ze wil niet meer terug naar de geslotenheid.

4.De mening van de minderjarige

4.1.
De kinderrechter heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft daarvan gebruik gemaakt en is ter zitting gehoord, buiten aanwezigheid van de overige belanghebbenden en in aanwezigheid van haar advocaat. Ter zitting heeft de kinderrechter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven aan de belanghebbenden, waarna zij de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren. [minderjarige] heeft het volgende naar voren gebracht.
[minderjarige] zegt heel weinig en met haar is moeilijk een gesprek te voeren. Met name non-verbaal geeft ze aan “ik wil terug naar huis”. Het valt haar zwaar op de groep en ze mist haar zusje. [minderjarige] heeft dit met haar moeder besproken en de moeder ondersteunt haar in die wens. Samen hebben ze afspraken gemaakt waaraan [minderjarige] zich heeft te houden. Met de vriendengroep heeft [minderjarige] geen contact meer. [minderjarige] vindt het triest dat die jongens de spullen van haar moeder hadden ontvreemd, maar gelukkig zijn de spullen terug.
4.2.
Namens [minderjarige] heeft haar advocaat verklaard dat het verzoek moet worden afgewezen. Een machtiging gesloten jeugdhulp is een ingrijpende maatregel die alleen als ultimum remedium mag worden ingezet. De advocaat ziet niet wat de noodzaak is geweest voor de gesloten plaatsing. Er is een beschikbaar netwerk voorhanden dat eerder ook al werd ingezet. De inzet van hulpverlening of het te laat opstarten van hulp is geen reden om [minderjarige] (nog langer) in de geslotenheid te laten verblijven. De opname zal haar beschadigen terwijl de problematiek niet wordt aangepakt. [minderjarige] hoort niet thuis op een gesloten groep en bij de ernstige problematieken van de groepsgenoten aldaar. Daarbij komt dat de moeder spijt heeft dat ze heeft ingestemd met het verzoek. De moeder heeft [minderjarige] bezocht op de groep en is daar enorm van geschrokken. Beide ouders hadden waarschijnlijk niet verwacht dat [minderjarige] op een plek als deze terecht zou komen. De advocaat vindt dat [minderjarige] terug naar huis moet met duidelijke afspraken waaraan ze zich heeft te houden. [minderjarige] heeft toegezegd dat ze de afspraken zal nakomen: ze gaat terug naar school, ze blijft bereikbaar voor haar ouders (opgeladen accu van de GSM) en ze is voortaan op tijd thuis. Wanneer de vader thuis is zal [minderjarige] naar haar opa en oma (mz) gaan. Alles overziend concludeert de advocaat dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten van een gesloten plaatsing. De aanvullende verklaring van de gedragswetenschapper ontbreekt terwijl dat expliciet staat opgenomen in de spoedbeschikking. De kinderrechter dient hier consequenties aan te verbinden die hij geraden acht. Daarnaast hebben de ouders ter zitting hun instemming ingetrokken. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen. Een alternatief is het inzetten van een voorwaardelijke machtiging voor [minderjarige] .

5.De verdere beoordeling

5.1.
De kinderrechter stelt vast dat het college het regulier verzoek gesloten jeugdhulp, kenmerk C/03/322940 / JE RK 23-1748, ter zitting heeft ingetrokken zodat de kinderrechter hier niet meer op kan en hoeft te beslissen. Nu ieder belang aan dit verzoek is komen te ontvallen zal de kinderrechter het verzoek afwijzen.
De kinderrechter dient alleen een beslissing te nemen over de resterende termijn van het spoedverzoek, kenmerk C/03/322925 / JE RK 23-1739, zijnde de periode van 20 oktober 2023 tot 6 november 2023 en over de spoedbeslissing van 6 oktober 2023 zelf.
Het juridisch kader
5.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 2 Jeugdwet (Jw) kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3.
Op grond van artikel 6.1.2 lid 3 Jw kan de kinderrechter ten aanzien van een jeugdige die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven (gesloten jeugdhulp), indien (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust, of (c) degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
5.4.
Gelet op artikel 6.1.2 lid 5 Jw moet bij het verzoek ook zijn overgelegd een instemmings-verklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
De kinderrechter is van oordeel dat aan het wettelijk criterium, genoemd in artikel 6.1.2. lid 3 onder c van de Jeugdwet, niet is voldaan en overweegt daartoe als volgt.
Blijkens de instemmingsverklaring van 6 oktober 2023 hebben de ouders, als wettelijke vertegenwoordigers van [minderjarige] , tijdens de crisissituatie ingestemd met het spoedverzoek. Tijdens de mondelinge behandeling van het spoedverzoek hebben beide ouders hun instemming ingetrokken. Uit artikel 6.1.2., lid 7 Jw vloeit voort dat, indien de wettelijke vertegenwoordiger zijn instemming intrekt, de jeugdige gedurende ten hoogste veertien dagen in de gesloten accommodatie kan verblijven. De kinderrechter leest en begrijpt artikel 6.1.2., derde lid, aanhef en onder c Jw – in samenhang gelezen met artikel 6.1.2., lid 7 Jw – echter zo dat een jeugdige ten hoogste veertien dagen na het intrekken van de instemming van de wettelijk vertegenwoordiger in een gesloten accommodatie kan verblijven, indien de machtiging (voor een duur van minimaal 14 dagen na de intrekking) reeds – met instemming van de wettelijk vertegenwoordiger – door de kinderrechter is verleend. Nu de machtiging in de onderhavige zaak echter nog niet is verleend (voor een duur van 14 dagen na de intrekking en overigens slechts is verleend tot 20 oktober 2023) en de ouders ter zitting hun instemming hebben ingetrokken, wordt niet aan de wettelijke eis van artikel 6.1.2. derde lid, aanhef en onder c Jw voldaan. Dat betekent formeel gezien dat de machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 20 oktober 2023 eindigt en dat [minderjarige] per die datum in ieder geval naar huis mag en moet kunnen gaan.
De kinderrechter is ook van oordeel dat aan het wettelijk criterium, genoemd in artikel 6.1.2. lid 5 van de Jeugdwet, niet is voldaan en overweegt daartoe als volgt.
De kinderrechter heeft op 6 oktober 2023 een beschikking spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afgegeven, dit naar aanleiding van het mondeling verzoek van het college van
6 oktober 2023. De instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 6 oktober 2023, die aan deze beschikking ten grondslag ligt, is gedaan op basis van louter een dossieronderzoek zonder dat kort tevoren [minderjarige] door de gedragswetenschapper is gehoord, terwijl niet is gesteld of gebleken dat dat onderzoek (gesprek met [minderjarige] ) feitelijk onmogelijk was.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het spoedverzoek heeft het college een aanvullende instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper ingediend waaruit blijkt dat deze [minderjarige] met het oog daarop op 16 oktober 2023 zelf heeft onderzocht. Evenwel had het college moeten zorgdragen dat dat onderzoek van [minderjarige] door de gedragswetenschapper alsnog op 6 oktober 2023 had plaatsgevonden en niet pas 10 dagen later. Het college had overigens op 6 oktober 2023 ook per e-mail aangegeven bij de kinderrechter dat zij een gedragswetenschapper had gevonden die op dossierbasis een verklaring betreffende de minderjarige kon afgeven en aansluitend de minderjarige zo spoedig mogelijk zou horen en dat zij een andere gedragswetenschapper had gevonden die de minderjarige op 6 oktober om 17.00 uur kon horen en de schriftelijke verklaring op 9 oktober 2023 gereed kon hebben. Noch de ene noch de andere optie heeft het college uitgevoerd.
De wetgever heeft het van groot belang gevonden dat [minderjarige] zo spoedig mogelijk na de spoedbeslissing persoonlijk wordt gesproken door een gedragswetenschapper. Op die manier kan door de gedragswetenschapper een eigen beeld van [minderjarige] worden gekregen en kan getoetst worden of een opname van [minderjarige] binnen de geslotenheid inderdaad noodzakelijk is, hetgeen een essentiële waarborg geeft tegen onnodige vrijheidsbeneming.
Op 6 oktober 2023 is [minderjarige] geplaatst binnen de gesloten jeugdzorg. Op 16 oktober 2023 heeft de gedragswetenschapper [gedragswetenschapper] pas met haar gesproken, zo blijkt uit de aanvullende instemmingsverklaring van 16 oktober 2023 die de kinderrechter op 17 oktober 2023 heeft bereikt. Hoewel het verblijf van [minderjarige] bekend was en de gedragswetenschapper haar dus eerder persoonlijk had kunnen onderzoeken zijn er in de periode tussen 6 en 16 oktober 2023, zo begrijpt de kinderrechter, geen pogingen ondernomen om een gesprek tot stand te laten komen. Daarmee is niet voldaan aan de strenge vereisten die de wet aan toepassing van de maatregel van gesloten jeugdzorg stelt. Gezien de ernstige inbreuk op de vrijheid van [minderjarige] die een opname in een gesloten instelling met zich meebrengt voor haar, had het gesprek met [minderjarige] zo snel mogelijk op of rond 6 oktober 2023 moeten plaatsvinden. Dat is hier niet gebeurd. De instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 16 oktober 2023 repareert dat niet, zodat door dit gebrek de op 6 oktober 2023 gegeven spoedmachtiging niet langer aan de wettelijke eisen voldeed.
Daar komt nog het volgende bij. De door het college verzochte machtiging gericht op gesloten plaatsing is naar het oordeel van de kinderrechter een niet proportionele maatregel van jeugdbescherming. Uit het verzoek volgt dat de ouders een jaar geleden hulp voor de opvoedingsproblemen bij de gemeente hebben verzocht. In het voorbije jaar is nimmer daadwerkelijke hulp in de thuissituatie van [minderjarige] en de moeder, waarbij ook de vader is betrokken, door de gemeente ingezet. Niet blijkt dat er geen concrete hulp had kunnen worden ingezet en ook niet dat niet eerst een open plaatsing elders van [minderjarige] met hulpverlening de zorgen over [minderjarige] had kunnen aanpakken of verminderen. Het college had eerst deze mogelijkheden dienen te onderzoeken en met de ouders en [minderjarige] de mogelijkheden van gerichte hulpverlening voor [minderjarige] binnen een open instelling dienen te verkennen. Volgens de wetgever maar ook volgens het internationale verdragen, het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) en het IVRK (Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind) dient de vrijheidsontneming van een gesloten plaatsing namelijk in een redelijke verhouding te staan tot het doel dat men er mee wil dienen en dienen andere mindere ingrijpende maatregelen niet passend te zijn. Zo zal van vrijheidsbeneming alleen sprake mogen zijn als van jeugdzorg in een open setting onvoldoende verbetering van de situatie kan worden verwacht. Het college heeft in feite direct ingezet op het zwaarste middel van de gesloten jeugdzorg terwijl dat middel als laatste redmiddel geldt en niet eerder mag en moet worden ingezet als andere middelen niet zijn gelukt of niet toereikend zijn om de zorgen over [minderjarige] in de zin van artikel 6.1.2. lid 2 Jw te kunnen wegnemen.
De kinderrechter concludeert dat het verzoek van het college moet worden afgewezen en dat de spoedbeschikking per direct dient te worden opgeheven. Dat betekent dat [minderjarige] per direct naar huis mag.
De kinderrechter geeft [minderjarige] en ouders nog het volgende mee.
Er zijn ernstige zorgen over [minderjarige] , die door de ouders ook worden gezien, en die naar het oordeel van de kinderrechter maken dat er dringend iets moet gebeuren om te voorkomen dat er een nieuwe escalatie in de thuissituatie ontstaat en [minderjarige] zich onttrekt aan het gezag van haar moeder en vader. Er moeten op korte termijn tussen de ouders en [minderjarige] afspraken worden gemaakt, zoals door de advocaat van [minderjarige] concreet is verteld tijdens de zitting, zodat [minderjarige] kan laten zien dat ze zich anders wil en kan opstellen thuis en in het contact met haar ouders. [minderjarige] is geen grote prater maar er zal gepraat moet worden onder leiding van in te zetten hulpverlening zodat de ouders hun gezag uit kunnen oefenen en [minderjarige] ook thuis veilig kan blijven wonen. Van [minderjarige] wordt verwacht dat zij samen met de ouders aan de slag gaat met de in te zetten hulpverlening en dat ze ook haar best doet om het traject te laten slagen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van het college af en heft de spoedbeschikking van 6 oktober 2023 per direct op en bepaalt dat [minderjarige] direct naar huis (moeder) kan gaan.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. P.H.J. Frénay, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.C.J. Dullens-Servais als griffier op 17 oktober 2023 en is op schrift gesteld op 31 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch