ECLI:NL:RBLIM:2023:7326

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
10789683 \ CV EXPL 23-4894
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgverzekeringspremie en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. VGZ vorderde betaling van een bedrag van € 1.877,75, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde erkende de vordering, maar gaf aan door omstandigheden vergeten te hebben te betalen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde als consument wordt beschouwd en dat er geen schending van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht heeft plaatsgevonden. De kantonrechter wees de vordering van VGZ toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten. Het totaalbedrag dat de gedaagde aan VGZ moet betalen, inclusief rente, bedraagt € 1.877,75, met een veroordeling in de kosten van de procedure van € 694,48. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10789683 \ CV EXPL 23-4894
Vonnis van de kantonrechter van 13 december 2023
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V., mede h.o.d.n
. SIZ,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigden Flanderijn,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna VGZ en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
VGZ vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.877,75,
te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert VGZ (samengevat) het volgende aan.
VGZ heeft op grond van een met [gedaagde] gesloten zorgverzekeringsovereenkomst bedragen bij [gedaagde] in rekening gebracht. De totale achterstand bedraagt volgens VGZ € 1.889,10. Daarnaast is [gedaagde] aan haar de wettelijke rente verschuldigd. VGZ berekent de wettelijke rente tot 15 september 2023 op € 620,51. Voorts stelt zij dat [gedaagde] aan haar een vergoeding van € 193,14 voor buitengerechtelijke kosten inclusief btw verschuldigd is. Op de vordering kan nog een bedrag van € 825,00 aan deelbetalingen in mindering strekken.
2.3.
[gedaagde] erkent de vordering. Door omstandigheden is [gedaagde] vergeten te betalen.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
3.3.
Uit het antwoord van [gedaagde] is de kantonrechter gebleken dat de vordering ten aanzien van de hoofdsom niet althans onvoldoende wordt betwist, zodat deze voor toewijzing in aanmerking komt.
3.4.
[gedaagde] heeft geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de gevorderde vervallen wettelijke rente van € 620,51, zodat die - als op de wet gegrond - wordt toegewezen. Ook de wettelijke rente vanaf 15 september 2023 kan worden toegewezen.
3.5.
VGZ maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 193,14. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ook deze vordering is toewijsbaar aangezien de gemachtigde van VGZ de veertiendagenbrief aan [gedaagde] verzonden heeft en [gedaagde] de ontvangst daarvan niet heeft betwist.
3.6.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag van € 1.877,75, bestaande uit:
- € 1.889,10 aan hoofdsom
- € 620,51 aan vervallen wettelijke rente
- € 193,14 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw
- minus € 825,00 aan deelbetaling
zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de openstaande hoofdsom vanaf 15 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
3.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van VGZ worden begroot op:
  • dagvaarding € 130,48
  • griffierecht € 365,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 694,48

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.877,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over de openstaande hoofdsom vanaf 15 september 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van VGZ gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 694,48,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC