Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
- dagvaarding € 130,48
- griffierecht € 365,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert VGZ Zorgverzekeraar N.V. betaling van een bedrag van € 2.185,15 van de gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst tussen VGZ en de gedaagde, waarbij VGZ een achterstand van € 1.796,72 aan zorgpremies heeft geconstateerd. Daarnaast vordert VGZ wettelijke rente van € 67,59 en buitengerechtelijke kosten van € 325,30. De gedaagde erkent de vordering en geeft aan binnenkort weer te willen starten met bewindvoering.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde als consument wordt beschouwd en dat er geen schendingen zijn van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van VGZ ten aanzien van de hoofdsom niet wordt betwist en dat de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten toewijsbaar zijn. De kantonrechter wijst de vordering van VGZ toe, met inachtneming van een deelbetaling van € 4,46.
De gedaagde wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van VGZ zijn begroot op € 694,48. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.