Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
- dagvaarding € 130,48
- griffierecht € 365,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert de stichting Zuyd Hogeschool, gevestigd te Heerlen, betaling van een bedrag van € 1.598,38 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een achterstand in de betaling van collegegeld voor de opleiding waarvoor de gedaagde zich had ingeschreven voor het studiejaar 2020-2021 (2022-2023). De eisende partij stelt dat de gedaagde partij een bedrag van € 1.325,40 aan hoofdsom verschuldigd is, alsook wettelijke rente van € 32,42 tot 19 september 2023 en buitengerechtelijke kosten van € 240,56. De gedaagde partij erkent dat er nog een deel van het collegegeld openstaat, maar geeft aan financiële moeilijkheden te ondervinden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering ten aanzien van de hoofdsom niet of onvoldoende wordt betwist door de gedaagde partij, waardoor deze vordering wordt toegewezen. Ook de wettelijke rente wordt toegewezen, aangezien de gedaagde partij hiertegen geen zelfstandig verweer heeft gevoerd. De kantonrechter oordeelt verder dat de eisende partij recht heeft op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, omdat de gedaagde partij niet heeft betwist dat de veertiendagenbrief is ontvangen.
De kantonrechter concludeert dat de gedaagde partij een totaalbedrag van € 1.598,38 moet betalen, bestaande uit de hoofdsom, de vervallen wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast wordt de gedaagde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op € 694,48. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en is uitgesproken door mr. E.V.L. Heuts op 13 december 2023.