ECLI:NL:RBLIM:2023:7323

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
10741386 \ CV EXPL 23-4339
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van collegegeld en buitengerechtelijke kosten door onderwijsinstelling

In deze zaak vordert de stichting Zuyd Hogeschool, gevestigd te Heerlen, betaling van een bedrag van € 1.598,38 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een achterstand in de betaling van collegegeld voor de opleiding waarvoor de gedaagde zich had ingeschreven voor het studiejaar 2020-2021 (2022-2023). De eisende partij stelt dat de gedaagde partij een bedrag van € 1.325,40 aan hoofdsom verschuldigd is, alsook wettelijke rente van € 32,42 tot 19 september 2023 en buitengerechtelijke kosten van € 240,56. De gedaagde partij erkent dat er nog een deel van het collegegeld openstaat, maar geeft aan financiële moeilijkheden te ondervinden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering ten aanzien van de hoofdsom niet of onvoldoende wordt betwist door de gedaagde partij, waardoor deze vordering wordt toegewezen. Ook de wettelijke rente wordt toegewezen, aangezien de gedaagde partij hiertegen geen zelfstandig verweer heeft gevoerd. De kantonrechter oordeelt verder dat de eisende partij recht heeft op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, omdat de gedaagde partij niet heeft betwist dat de veertiendagenbrief is ontvangen.

De kantonrechter concludeert dat de gedaagde partij een totaalbedrag van € 1.598,38 moet betalen, bestaande uit de hoofdsom, de vervallen wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast wordt de gedaagde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op € 694,48. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en is uitgesproken door mr. E.V.L. Heuts op 13 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10741386 \ CV EXPL 23-4339
Vonnis van de kantonrechter van 13 december 2023
in de zaak van:
de stichting
STICHTING ZUYD HOGESCHOOL,
gevestigd te Heerlen,
eisende partij,
gemachtigde Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eisende partij vordert betaling van een bedrag van € 1.598,38, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert eisende partij (samengevat) het volgende aan.
Gedaagde partij heeft zich ingeschreven voor een opleiding bij eisende partij voor het studiejaar 2020-2021 (lees: 2022-2023). Gedaagde partij blijft in gebreke met betaling van een deel van het collegegeld. De totale achterstand bedraagt volgens eisende partij € 1.325,40. Daarnaast is gedaagde partij aan haar de wettelijke rente verschuldigd. Eisende partij berekent de wettelijke rente tot 19 september 2023 op € 32,42. Voorts stelt zij dat gedaagde partij aan haar een vergoeding van € 240,56 voor buitengerechtelijke kosten inclusief btw verschuldigd is.
2.3.
Gedaagde partij erkent dat er nog een deel van het collegegeld openstaat. Hij heeft het financieel moeilijk.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering ten aanzien van de hoofdsom niet althans onvoldoende wordt betwist. De vordering dient daarom te worden toegewezen.
3.2.
Gedaagde partij heeft geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de gevorderde vervallen wettelijke rente van € 32,42, zodat die - als op de wet gegrond - wordt toegewezen. Ook de wettelijke rente vanaf 26 september 2023 kan worden toegewezen.
3.3.
Eisende partij maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 240,56. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ook deze vordering is toewijsbaar aangezien de gemachtigde van eisende partij de veertiendagenbrief aan gedaagde partij verzonden heeft en gedaagde partij de ontvangst daarvan niet heeft betwist.
3.4.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag van € 1.598,38, bestaande uit:
- € 1.325,40 aan hoofdsom
- € 32,42 aan vervallen wettelijke rente
- € 240,56 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw
zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.325,40 vanaf 26 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
3.5.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 130,48
  • griffierecht € 365,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 694,48

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.598,38, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.325,40 vanaf 26 september 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 694,48,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC