ECLI:NL:RBLIM:2023:7317

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
10629642 \ CV EXPL 23-3184
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van medische kosten en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak vordert de stichting Weightworks, gevestigd te Renkum, betaling van gedaagde partij, die in persoon procedeert, voor medische behandelingen die zijn uitgevoerd. De eisende partij vordert een bedrag van € 9.465,00 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 januari 2023, en € 848,25 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde partij een consument is en dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht niet zijn geschonden. Gedaagde heeft na verkregen uitstel niet meer gereageerd op de vordering van eisende partij, die voldoende onderbouwd is. De kantonrechter heeft de gevorderde hoofdsom toegewezen, evenals de wettelijke rente, maar de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen. De kosten van de procedure zijn begroot op € 974,48, en gedaagde partij is veroordeeld in deze kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10629642 \ CV EXPL 23-3184
Vonnis van de kantonrechter van 13 december 2023
in de zaak van:
de stichting
WEIGHTWORKS,
gevestigd te Renkum,
eisende partij,
gemachtigde R.P. van Helten,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van:
€ 9.465,00 aan hoofdsom
te vermeerderen met de wettelijke rente per 02-01-2023 tot en met de datum waarop de hoofdsom volledig is betaald,
€ 848,25 aan buitengerechtelijke incassokosten
de kosten van het geding, waaronder de nakosten.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert eisende partij (samengevat) het volgende aan.
Eisende partij heeft in opdracht en voor rekening van gedaagde partij medische behandelingen uitgevoerd. Hiervoor is gedaagde partij een bedrag van € 9.465,00 verschuldigd. Voorts stelt eisende partij dat gedaagde partij aan haar een vergoeding van
€ 848,25 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. Daarnaast maakt zij aanspraak op betaling van de wettelijke rente vanaf 2 januari 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
3.3.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord. Eisende partij heeft haar vordering betreffende deze hoofdsom voldoende onderbouwd – en gedaagde partij heeft de vordering ook niet weersproken – zodat deze voor toewijzing in aanmerking komt.
3.4.
Gedaagde partij heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente, zodat die wordt toegewezen. De ingangsdatum van de gevorderde rente zal worden bepaald op 2 januari 2023 (zijnde 14 dagen na ingebrekestelling).
3.5.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
Eisende partij verwijst voor wat de buitengerechtelijke kosten betreft naar haar ingebrekestelling van 19 december 2022.
De vergoeding kan volgens de nadere regels, indien de schuldenaar een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, eerst verschuldigd worden nadat de schuldenaar na het intreden van het verzuim, bedoeld in art. 6:81 BW, onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling, waaronder de vergoeding die in overeenstemming met de nadere regels wordt gevorderd, vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen, aanvangende de dag na aanmaning (art. 6:96 lid 6 BW). De verplichte aanmaning kan dus niet gecombineerd worden met de ingebrekestelling op grond waarvan het verzuim moet intreden.
De gevorderde vergoeding van € 848,25 wordt daarom afgewezen.
3.6.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag van € 9.465,00 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel daarover vanaf 2 januari 2023 tot de dag van volledige betaling.
3.7.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 130,48
  • griffierecht € 514,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 974,48
3.8.
De gevorderde nakosten worden, met inachtneming van de richtlijnen van het LOVCK, toegewezen op de hierna in het dictum te vermelden wijze.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 9.465,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 974,48,
4.3.
veroordeelt gedaagde partij als deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC