ECLI:NL:RBLIM:2023:7312

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
10376702 CV EXPL 23-867
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de ontbinding van een koopovereenkomst van een tweedehands auto en de geschiktheid voor normaal gebruik

In deze zaak heeft eiseres een tweedehands auto gekocht van gedaagden, die zij als 'zo goed als nieuw' had aangeboden. Na de aankoop bleek de auto niet geschikt voor normaal gebruik, wat leidde tot de ontbinding van de koopovereenkomst door eiseres. Eiseres vorderde terugbetaling van de koopprijs en vergoeding van kosten voor vervangingen. Gedaagden betwistten de vorderingen en stelden dat de auto in goede staat was bij verkoop. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van wanprestatie aan de zijde van gedaagden, omdat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat de auto niet voldeed aan de overeenkomst. De rechter concludeerde dat de auto bij verkoop geschikt was voor normaal gebruik en dat de vorderingen van eiseres werden afgewezen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10376702 CV EXPL 23-867
Vonnis van de kantonrechter van 13 december 2023
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. P.M.H. Cruts,
tegen:

1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,

beiden wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
gemachtigde: [naam gemachtigde] .
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagden] (in mannelijk enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 februari 2023, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • de conclusie van repliek, met producties,
  • de conclusie van dupliek, met producties.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft een tweedehands auto van [gedaagden] gekocht. De koopprijs heeft zij contant voldaan. Volgens [eiseres] was de auto niet geschikt voor normaal gebruik en heeft [gedaagden] deze ten onrechte als ’zo goed als nieuw’ verkocht. [eiseres] heeft daarom de koopovereenkomst ontbonden. Zij maakt aanspraak op terugbetaling van de koopprijs en betaling van kosten die zij heeft moeten maken voor de vervanging van onderdelen van de auto.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[gedaagden] heeft in november 2021 in Duitsland een Mini Cooper R56 uit 2006 (hierna: de auto) met hagelschade gekocht om zelf op te knappen. [gedaagden] heeft de auto vervolgens in een advertentie op Facebook te koop aangeboden voor een bedrag van € 4.450 (afgeprijsd van € 4.700). De advertentie vermeldt onder meer dat de auto in zeer goede staat is, dat de motor is gereviseerd en dat – exclusief arbeidsloon – in totaal voor ruim € 2.000 nieuwe onderdelen in de auto zijn geplaatst.
2.3.
[eiseres] heeft op de advertentie gereageerd en – na op 6 juli 2022 een proefrit te hebben gemaakt – de auto op 7 juli 2022 gekocht. De koopprijs heeft zij contant voldaan.
2.4.
Op 8 juli 2022 heeft [eiseres] [gedaagden] verzocht om de facturen van de vervangen onderdelen van de auto te mogen ontvangen om bij een eventuele verkoop aan te kunnen tonen wat nieuw is.
2.5.
Op 13 juli 2022 heeft [eiseres] [gedaagden] telefonisch laten weten dat bij het rijden in de auto het motorlampje op de display ging branden. [gedaagden] heeft toen aangeboden nog een keer naar de auto te kijken. Partijen hebben hiervoor een afspraak gemaakt op 19 juli 2022.
2.6.
Op 18 juli 2022 heeft [eiseres] deze afspraak telefonisch afgezegd en – in een spraakbericht – aan [gedaagden] laten weten dat de auto prima rijdt en dat ze erg tevreden is met de auto. Daarbij heeft ze over het brandende lampje ook gezegd ‘
als ik weet dat het geen technisch defect is en dat ik niks kapot kan maken als ik ermee blijf rijden, vind ik het prima.
2.7.
Bij e-mail van 16 augustus 2022 heeft [eiseres] [gedaagden] herinnerd aan de facturen die zij graag in origineel zou ontvangen. De e-mail luidt verder:
Ben nog steeds super tevreden.P.s. het brandende motor lampje was de lambdasonde . Deze moet ik laten vervangen.
2.8.
[gedaagden] heeft op 22 augustus 2022 de gevraagde facturen aan [eiseres] gemaild.
2.9.
Op 6 november 2022 heeft [eiseres] [gedaagden] gemaild dat er iets niet in orde was met de motor van de auto en hem verzocht naar de motor te kijken. Vanaf dag 1 was volgens haar bij het motorblokje op de display een foutmelding verschenen. Ook heeft zij gemeld dat zij de katalysator en bougies had moeten laten vervangen en al sinds de aankoop 3 liter olie had moeten bijvullen.
2.10.
[gedaagden] heeft hierna op 25 november 2022 naar de auto gekeken en [eiseres] adviezen gegeven over te vervangen onderdelen. [eiseres] zou deze dan voor eigen rekening kunnen bestellen, waarna [gedaagden] deze gratis voor [eiseres] zou installeren.
2.11.
Op 4 december 2022 heeft [eiseres] – onderweg naar [gedaagden] voor het laten vervangen van de onderdelen – problemen met de auto gekregen en dit ook telefonisch aan [gedaagden] gemeld.
2.12.
Bij brief van 10 december 2022 heeft [eiseres] de koopovereenkomst voor de auto ontbonden en aanspraak gemaakt op terugbetaling van € 4.000, zijnde de volledige koopprijs van de auto, plus de kosten van de katalysator van € 171,53.
2.13.
Bij brief van 20 december 2022 heeft de gemachtigde van [gedaagden] gemeld niet akkoord te gaan met ontbinding van de koopovereenkomst en niet te zullen overgaan tot enige betaling aan [eiseres] .
De vorderingen van [eiseres]
2.14.
[eiseres] vordert om de koopovereenkomst te ontbinden en om [gedaagden] te veroordelen tot betaling van € 4.000 waarbij de auto aan [gedaagden] wordt teruggegeven. Ook wil [eiseres] dat [gedaagden] een bedrag van € 195,64 aan kosten vergoedt voor het vervangen van de bougies en de katalysator. Als de koopovereenkomst niet zou kunnen worden ontbonden meent [eiseres] dat deze zou moeten worden vernietigd op grond van dwaling. Ook in dat geval maakt zij aanspraak op betaling van de hiervoor vermelde bedragen, telkens vermeerderd met rente. Tot slot moet [gedaagden] volgens haar worden veroordeeld in de proceskosten.
Er is geen sprake van consumentenkoop
2.15.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de koop van de auto moet worden aangemerkt als een consumentenkoop. Onder consumentenkoop wordt verstaan de koop van een roerende zaak die wordt gesloten tussen een verkoper die beroeps- of bedrijfsmatig handelt en een natuurlijk persoon, de consument (artikel 7:5 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW)).
2.16.
Anders dan [eiseres] meent is van een consumentenkoop in dit geval geen sprake. Uit het feit dat [gedaagden] over kennis en kunde beschikt om aan auto’s te sleutelen is dit nog niet af te leiden. Vast staat dat [gedaagden] niet over een garage beschikt en zich ook niet als garagist/professionele dienstverlener tegenover [eiseres] heeft voorgedaan. [eiseres] stelt weliswaar dat [gedaagden] ‘allerlei mededelingen’ heeft gedaan die bij [eiseres] het beeld van een professionele bedrijfsuitoefening hebben opgeroepen, maar onderbouwt dit verder niet. Dat zij op basis van uitlatingen van [gedaagden] redelijkerwijs ervan uit heeft mogen gaan dat [gedaagden] als professionele verkoper handelde is dan ook niet gebleken.
2.17.
[gedaagden] heeft naar eigen zeggen de auto voor privégebruik aangekocht, maar vanwege de hagelschade van de auto uiteindelijk besloten de auto op Facebook te koop aan te bieden. [gedaagden] betwist verder dat hij, zoals [eiseres] stelt, vaker auto’s in Duitsland opkoopt om op te knappen en door te verkopen. [eiseres] heeft hiertegenover onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om aan te kunnen nemen dat de koop als een consumentenkoop is te beschouwen.
De auto moet aan de overeenkomst beantwoorden
2.18.
Uit artikel 7:17 BW volgt dat de auto bij aflevering aan de overeenkomst moet beantwoorden. De auto beantwoordt niet aan de overeenkomst als deze niet de eigenschappen bezit die [eiseres] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De auto moet geschikt zijn voor normaal gebruik (artikel 7:17 lid 2 BW).
2.19.
Als een (tweedehands) auto wordt gekocht die bedoeld is om aan het verkeer deel te nemen, zal als regel moeten worden aangenomen dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst, wanneer je daarmee (als gevolg van een gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld) niet veilig aan het verkeer kan deelnemen. [1]
2.20.
Anders dan [eiseres] lijkt te veronderstellen, betekent het feit dat geen sprake is van consumentenkoop niet dat haar geen beroep op artikel 7:17 BW toekomt. Zij kan alleen geen beroep doen op het wettelijke bewijsvermoeden dat bij een consumentenkoop geldt op grond van artikel 7:18a lid 2 BW.
Beantwoordde de auto aan de overeenkomst?
2.21.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de auto ten tijde van de verkoop aan [eiseres] geschikt was voor normaal gebruik.
2.22.
Volgens [eiseres] beschikte de auto al bij aankoop niet over de eigenschappen die zij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De auto is haar aangeboden ‘zo goed als nieuw’, met een gereviseerde motor en nieuwe onderdelen. Zij heeft naar eigen zeggen de auto echter nooit normaal kunnen gebruiken, omdat deze vanaf dag 1 – door het branden van het motorlampje op het display – al uit zichzelf aangaf dat er iets niet in orde was. Haar poging tot normaal gebruik nadien heeft geleid tot een manifestatie van problemen en extra kosten en heeft er binnen korte tijd toe geleid dat de auto onbruikbaar is.
2.23.
[gedaagden] betwist dat hij op enige wijze is tekort geschoten in zijn verplichtingen jegens [eiseres] . Volgens hem verkeerde de auto ten tijde van de verkoop in prima staat zoals beschreven in de advertentie. Mogelijk zijn er problemen ontstaan doordat [eiseres] te lang met een brandend motorlampje – wat op zich eenvoudig op te lossen was – is blijven doorrijden. Daarbij wijst hij erop dat de auto al 16 jaar oud was en zonder garantie is verkocht.
[eiseres] heeft onvoldoende gesteld dat de auto niet geschikt was voor normaal gebruik
2.24.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] tegenover het verweer van [gedaagden] onvoldoende heeft gesteld om aan te kunnen nemen dat de auto ten tijde van de verkoop niet geschikt was voor normaal gebruik zoals omschreven onder 2.19. Daarvoor is het volgende redengevend.
2.25.
Niet kan worden aangenomen dat de auto bij aankoop al niet voldeed, alleen omdat vanaf dag 1 bij het rijden het motorlampje (af en toe) brandde. Uit de uitlatingen van [eiseres] zelf kort na de aankoop (zie onder 2.6 en 2.7) volgt juist dat zij heel tevreden was en dat de auto prima reed. Voor zover toen van een brandend motorlampje sprake is geweest is niet duidelijk geworden wat daarvan de oorzaak was, laat staan dat dit aan een normaal gebruik van de auto in de weg stond. [eiseres] zelf stelt dat zij van een automonteur die zij op 18 juli 2022 heeft geraadpleegd heeft begrepen dat hij vermoedde dat sprake was van een defecte lambdasonde. Dat daadwerkelijk sprake is geweest van een defecte lambdasonde is echter niet gebleken. [eiseres] heeft geen verklaring van de automonteur of andere bewijsstukken overgelegd waaruit dit zou kunnen volgen.
2.26.
[gedaagden] zelf heeft in elk geval niet kunnen vaststellen dat van een brandend motorlampje sprake was en dus ook niet wat daarvan de oorzaak was. [gedaagden] heeft aangevoerd dat [eiseres] – toen zij op 13 juli 2022 bij [gedaagden] melding maakte van het brandende motorlampje – geen gehoor heeft gegeven aan zijn verzoek om een foto daarvan te sturen (samen met de kilometerstand). [eiseres] heeft dit niet weersproken. De afspraak die partijen toen hebben gemaakt om [gedaagden] nogmaals naar de auto te laten kijken heeft [eiseres] hierna zelf – volgens haar na de automonteur te hebben geraadpleegd – afgezegd. [gedaagden] betwist dat hij [eiseres] wat betreft het brandende lampje heeft gerustgesteld. Volgens hem is het niet zo dat [eiseres] op grond van zijn uitlatingen met de auto is blijven doorrijden.
2.27.
De kantonrechter kan daarom niet vaststellen dat het aan [gedaagden] te wijten is geweest dat [eiseres] met een brandend motorlampje – voor zover daar sprake van is geweest – is blijven doorrijden. De mogelijke gevolgen daarvan komen dan ook voor haar eigen rekening. Dit geldt vooral waar uit haar e-mail van 16 augustus 2022 (zie onder 2.7) blijkt dat zij zich ervan bewust was dat de lambdasonde moest worden vervangen. Vast staat dat ze hiertoe niet is overgegaan.
2.28.
[gedaagden] heeft er verder op gewezen dat een defecte lambdasonde een goedkoop onderdeel betreft dat eenvoudig kan worden vervangen. Volgens hem is het niet gebruikelijk om een lambdasonde standaard te vervangen bij elke motorrevisie. In dit verband verwijst hij naar verklaringen van een drietal revisiebedrijven. Als een defecte lambdasonde niet wordt vervangen kan dit volgens hem echter grote gevolgen hebben. Zo kan het zijn dat hierdoor de motor van de auto ‘rijk is gaan lopen’, als gevolg waarvan de katalysator defect is geraakt en de bougies zijn verkoold. [eiseres] heeft dit niet weersproken.
2.29.
Dit betekent dat [eiseres] de vervanging van de katalysator en twee bougies in oktober 2022 en het olieverbruik van de auto niet aan [gedaagden] kan tegenwerpen. Daaruit kan in de gegeven omstandigheden ook niet worden afgeleid dat de auto bij de verkoop in juli 2022 niet geschikt was voor normaal gebruik. Daar komt bij dat volgens [gedaagden] uit de facturen die [eiseres] heeft overgelegd blijkt dat zij de katalysator en de bougies (kennelijk) heeft laten vervangen door goedkope, niet originele alternatieven. Verder is van belang dat [eiseres] geen bewijs heeft overgelegd van een diagnosestelling, de uitgevoerde werkzaamheden of reparaties.
2.30.
[eiseres] heeft evenmin bewijsstukken overgelegd van de gebreken aan de auto die zich volgens haar in december 2022 hebben gemanifesteerd. Dit had wel op haar weg gelegen, te meer waar zij stelt dat zij hierover (wederom) een automonteur heeft geraadpleegd. Of, zoals zij stelt, de nokkenas stilstond en de krukas nog draaide, waardoor de distributieriem van de auto is gebroken, kan dan ook niet worden vastgesteld, laat staan wat daarvan de oorzaak is geweest.
2.31.
Dat de auto, zoals naderhand aan [eiseres] is gebleken, in 2016 als total loss is gerapporteerd in Duitsland toont tot slot nog niet aan dat de auto bij verkoop niet geschikt was voor normaal gebruik. Vast staat dat [gedaagden] de auto heeft aangeboden voor een technische keuring bij de RDW, wat een voorwaarde is voor de tenaamstelling, dat de auto een geldige TÜV keuring had en dat ook bij de APK keuring geen gebreken zijn vastgesteld of aanbevelingen zijn gedaan. Op basis daarvan kan worden aangenomen dat veilig met de auto gereden kon worden.
Geen sprake van wanprestatie, ontbinding koopovereenkomst is niet mogelijk
2.32.
Op grond van wat hiervoor is overwogen gaat ook niet op dat [gedaagden] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. Volgens [eiseres] zou dit het geval zijn omdat hij niet een auto heeft geleverd die zo goed als nieuw was, met een gereviseerde motor. Hiervoor verwijst zij naar dezelfde feiten en omstandigheden als die zij ten grondslag heeft gelegd aan haar betoog dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordde. [eiseres] heeft dit alles tegenover het verweer van [gedaagden] onvoldoende onderbouwd.
2.33.
Van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagden] is dus niet gebleken. Dit betekent dat er ook geen grond is voor ontbinding van de koopovereenkomst zoals [eiseres] heeft gevorderd. De vraag of sprake is geweest van verzuim aan de zijde van [gedaagden] behoeft daarmee geen bespreking. Voor vergoeding van de kosten die [eiseres] heeft gemaakt voor het vervangen van de katalysator en de bougies bestaat gelet op het voorgaande geen aanleiding.
Het beroep op dwaling gaat niet op
2.34.
Daarmee komt de kantonrechter toe aan het beroep dat [eiseres] doet op vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling. Volgens haar was overduidelijk sprake van een onjuiste voorstelling van zaken door [gedaagden] , nu de auto, althans de motor, klaarblijkelijk niet in een zo goed als nieuwe staat verkeerde.
2.35.
De kantonrechter volgt [eiseres] hierin niet. Ook hiervoor geldt dat zij haar betoog vooral grondt op de problemen zoals die zich volgens haar later in 2022 hebben gemanifesteerd. Ook al zou worden aangenomen dat deze problemen zich toen hebben voorgedaan ( [eiseres] heeft hiervan zoals gezegd geen concrete onderbouwing gegeven), dan nog valt gelet op het gemotiveerde verweer van [gedaagden] niet uit te sluiten dat deze het gevolg zijn geweest van de handelwijze van [eiseres] zelf. Zij is (kennelijk) met een brandend motorlampje door blijven rijden, zonder het onderliggende probleem – dat mogelijk ondergeschikt van aard was – nader te laten onderzoeken. Dat kan zij niet aan [gedaagden] tegenwerpen.
2.36.
[eiseres] gelooft naar eigen zeggen niet meer dat de motor door [gedaagden] was gereviseerd. Dat kan zo zijn, maar [eiseres] laat na concreet te onderbouwen dat dit vermoeden gegrond is. [gedaagden] heeft een tweetal verklaringen overgelegd van getuigen die bevestigen dat hij de motor van de auto heeft gereviseerd, met een aantal foto’s. Daartegenover heeft [eiseres] onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat [gedaagden] haar onjuist heeft voorgelicht. Zij stelt weliswaar dat de facturen, die zij op haar aandringen van [gedaagden] heeft ontvangen en die volgens [gedaagden] zien op de revisie, niet alle rechtstreeks zijn te relateren aan de auto, maar licht dit onvoldoende toe. Dat sprake is van vele leugens aan de zijde van [gedaagden] is al met al onvoldoende gebleken.
2.37.
De koopovereenkomst is daarmee ook niet vernietigbaar wegens dwaling.
Slotsom
2.38.
Nu [eiseres] verder ook geen concreet bewijs van haar stellingen heeft aangeboden zullen al haar vorderingen worden afgewezen. Aan de vraag welke koopprijs zij voor de auto heeft betaald (€ 4.000 volgens [eiseres] , € 3.000 volgens [gedaagden] ) komt de kantonrechter bij deze stand van zaken niet toe.
Proceskosten
2.39.
Omdat [eiseres] ongelijk krijgt zal zij de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagden] moeten betalen. Deze worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 528 (2 punt x tarief € 264)
- nakosten
€ 132 +
Totaal € 660

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de kant van [gedaagden] begroot op € 660. Als [eiseres] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de betekeningskosten betalen;
3.3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023.

Voetnoten

1.zie HR 15 april 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1338