ECLI:NL:RBLIM:2023:7309

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
ROE 23/3439
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake ongeldigverklaring rijbewijs door CBR

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, gedateerd 15 december 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het CBR had op 9 oktober 2023 besloten dat het rijbewijs van verzoeker ongeldig blijft, na eerdere besluiten die verband hielden met drugsmisbruik en onvoldoende medewerking aan een onderzoek naar zijn geschiktheid om te rijden. Verzoeker stelde dat hij zijn rijbewijs nodig had voor de opvoeding van zijn dochter en voor werk, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat hij niet voldoende spoedeisend belang had aangetoond. De voorzieningenrechter volgde het standpunt van het CBR dat er geen spoedeisendheid was, aangezien verzoeker eerder geen bezwaar had gemaakt tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Bovendien was er geen evident onrechtmatig besluit aangetoond. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/3439

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [verzoeker] , verzoeker,

en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR

(gemachtigde: mr. M.M. Kleibeuker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het ongeldig verklaren van zijn rijbewijs.
1.1.
Met het besluit van 9 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft het CBR besloten dat verzoekers rijbewijs ongeldig blijft. Verzoeker stelt met zijn brief van
19 november 2023 bezwaar te hebben gemaakt tegen het bestreden besluit. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Het CBR heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift van
1 december 2023.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigde van het CBR.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat ging er aan het bestreden besluit vooraf?
2. Het CBR heeft een (schriftelijke) mededeling over verzoeker ontvangen van de Politie eenheid Limburg waaruit blijkt dat verzoeker op 22 september 2022 werd aangehouden vanwege afwijkend rijgedrag. Het vermoeden bestond dat verzoeker niet beschikt over de vereiste geschiktheid. Verzoeker werd gecontroleerd waarbij in de door hem bestuurde auto een blok hasj (100,8 gram) werd aangetroffen. Verzoeker vertoonde de uiterlijke kenmerken dat hij mogelijk onder invloed reed en na bevel weigerde hij een alcohol- en drugs-test.
2.1
Bij besluit van 30 december 2022 heeft het CBR aan verzoeker meegedeeld dat hij een onderzoek moet laten doen naar zijn drugsgebruik.
2.2
Met het besluit van 7 juni 2023 heeft het CBR besloten verzoekers rijbewijs ongeldig te verklaren vanwege onvoldoende medewerking aan het onderzoek naar verzoekers drugsgebruik. Verzoeker was zonder geldige reden niet verschenen op de afspraak van de arts. Tegen dit besluit heeft verzoeker geen bezwaar gemaakt.
2.3
Op 24 juli 2023 heeft keurend psychiater, [naam] , onderzoek verricht naar verzoekers geschiktheid en gerapporteerd dat er sprake is van drugsmisbruik dat ten tijde van het onderzoek niet aantoonbaar was gestopt.
2.4
Met de brief van 19 september 2023 heeft het CBR aan verzoeker meegedeeld dat de voorlopige uitslag van het onderzoek is dat er sprake is van drugsmisbruik. Verzoeker is volgens de regelgeving dan niet geschikt om te rijden en blijft dat totdat hij is gestopt met het drugsmisbruik en dat één jaar volhoudt. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld een tweede onderzoek aan te vragen. Van deze mogelijkheid heeft verzoeker geen gebruik gemaakt.
2.5
Met het bestreden besluit heeft het CBR besloten dat verzoekers rijbewijs ongeldig blijft vanaf 11 juli 2023, omdat uit onderzoek blijkt dat er sprake is van drugsmisbruik bij verzoeker. Volgens de regelgeving is verzoeker dan niet geschikt om te rijden. Verzoeker blijft ongeschikt totdat hij is gestopt met het drugsmisbruik én dat een jaar volhoudt.

Oordeel voorzieningenrechter

3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een voorlopige voorziening alleen worden verzocht zolang er een bezwaar of beroep aanhangig is (het connexiteitsvereiste).
5. De indiener van het verzoekschrift die bezwaar heeft gemaakt dan wel beroep heeft ingesteld, legt daarbij een afschrift van het bezwaar- of beroepschrift over.
6. Verzoeker heeft bij het indienen van zijn verzoekschrift een afschrift van een brief van 19 november 2023 overgelegd. Verzoeker stelt dat dit het bezwaarschrift is en dat hij dit ook (tijdig) aan het CBR heeft toegestuurd. Het CBR stelt daarentegen tot op datum van de zitting geen bezwaarschrift van verzoeker te hebben ontvangen. Voor zover de brief van
19 november 2023 al als bezwaarschrift moet worden beschouwd, heeft het CBR dit pas door toezending van de rechtbank bij haar brief van 27 november 2023 ontvangen en dat is te laat.
7. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Verzoeker heeft ter zitting verklaard de brief van 19 november 2023 zelf te hebben gepost, maar niet aangetekend. Alhoewel het niet waarschijnlijk lijkt dat deze brief alsnog door het CBR (tijdig) blijkt te zijn ontvangen, valt dit thans ook niet geheel uit te sluiten, zodat de voorzieningenrechter verzoeker het voordeel van de twijfel geeft. Hiermee is aan de vereiste connexiteit voldaan.
8. De voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
9. In het verzoekschrift heeft verzoeker ten aanzien van de spoedeisendheid betoogd dat hij omwille van de opvoeding van zijn 13-jarige dochter, die bij hem woont, en familiaire aangelegenheden, zoals ziekenhuis- en tandartsbezoeken en bezoeken aan de orthodontist, zijn rijbewijs nodig heeft. Ook is hem werk geweigerd, omdat hij niet over een rijbewijs beschikte.
10. . . Verzoeker heeft ter zitting desgevraagd geantwoord dat de voornaamste reden is dat autorijden voor zijn geest en/of psychische gesteldheid heel goed werkt. Doordat hij niet kan autorijden gaat zijn geestelijke gesteldheid achteruit. Ook is verzoeker werk geweigerd, omdat hij geen auto had.
11. Het CBR is van mening dat er geen sprake is van spoedeisendheid. Het rijbewijs werd immers al bij besluit van 7 juni 2023 ongeldig verklaard en verzoeker heeft daartegen niets ondernomen. Verzoeker heeft de noodzaak van zijn rijbewijs ook niet onderbouwd.
12. De voorzieningenrechter volgt het CBR in zijn standpunt dat verzoeker op geen enkele wijze concreet heeft gemaakt, laat staan onderbouwd dat en waarom het niet kunnen beschikken over zijn rijbewijs thans onoverkomelijk is en de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht. Verzoeker ontvangt een WAO-uitkering en heeft op dit moment geen werk. Hij heeft niet met stukken onderbouwd dat aan hem werk is geweigerd, omdat hij niet over een rijbewijs beschikt of dat hij om die reden niet aan het werk kan. De voorzieningenrechter begrijpt dat het voor verzoeker (psychisch) lastig is en dat hij van het niet kunnen beschikken over zijn rijbewijs ongemak ondervindt. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter onvoldoende voor het aannemen van een spoedeisend belang.
13. Ondanks het ontbreken van een spoedeisend belang kan er toch aanleiding bestaan om een voorlopige voorziening te treffen als er bijvoorbeeld sprake is van een evident onrechtmatig besluit. Ook dat is niet gebleken. De voorzieningenrechter merkt in dit verband op dat verzoeker vraagtekens heeft geplaatst bij het onderzoeksrapport van psychiater [naam] . De voorzieningenrechter ziet in het kader van deze procedure onvoldoende grond voor het oordeel dat het CBR het onderzoeksrapport niet aan de ongeldigverklaring van het rijbewijs ten grondslag had mogen leggen en dat sprake is van een evident onrechtmatig besluit.

Conclusie en gevolgen

14. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af wegens het ontbreken van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
15 december 2023
De griffier is verhinderd
voorzieningenrechter
de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 15 december 2023

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.