ECLI:NL:RBLIM:2023:7231

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
03/326870-21, 03/316185-20 en 03/212836-20 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere oplichtingen en diefstal met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 12 december 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere oplichtingen en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 104.562,05 aan de staat te betalen. De zaak omvatte verschillende parketnummers, waaronder 03/326870-21, 03/316185-20 en 03/212836-20, waarbij de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van meerdere slachtoffers door middel van valse facturen en het aannemen van een valse hoedanigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een langere periode oplichtingen heeft gepleegd, waarbij hij gebruik maakte van valse bedrijfsgegevens en leugens om slachtoffers te misleiden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen, wat leidde tot aanzienlijke financiële schade voor de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte als een recidivist beschouwd, gezien zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, en de rechtbank heeft besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/326870-21, 03/316185-20 en 03/212836-20 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1969, hierna: (de) verdachte,
gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. V.S.J. Chorus, advocaat kantoorhoudende te Nuth.

1.Onderzoek van de zaak.

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 november 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] is ter terechtzitting verschenen, vertegenwoordigd door [naam 1] , bijgestaan door mr. G.J.M. Philipsen. De benadeelde partij is op de terechtzitting gehoord en de rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de ontnemingszaak tegen verdachte met het parketnummer 03/316185-20.
Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 12 december 2023 waarna aansluitend uitspraak is gedaan.
De tenlastelegging
De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03/212836-20 (ter terechtzitting van 14 november 2023 gevoegd):
op 22 augustus 2020 in Geleen fittingen en/of ventielen toebehorend aan Hornbach heeft gestolen;
03/316185-20 (ter terechtzitting van 7 december 2022 gevoegd):
feit 1:in de periode van 13 december 2014 tot en met 27 juli 2015 in Maastricht en/of Eindhoven samen met anderen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 1] (hierna: [naam slachtoffer 1] ) heeft opgelicht
subsidiaireen geldbedrag heeft verduisterd;
feit 2:in de periode van 13 december 2014 tot en met 1 juli 2015 te Maastricht en/of Eindhoven, samen met anderen facturen valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
subsidiairdie (valse) facturen heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad;
feit 3:in de periode van 15 januari 2014 tot en met 31 augustus 2015 in Maastricht en/of Eindhoven diverse geldbedragen heeft verduisterd die toebehoorden aan [naam slachtoffer 1] en die verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als directeur van [naam slachtoffer 1] onder zich had;
feit 4:in de periode van 1 september 2018 tot en met 15 juli 2019 in Maastricht [naam slachtoffer 2] heeft opgelicht;
feit 5:in de periode van 27 juni 2018 tot en met 17 juni 2019 in Maastricht [aangever 1] en/of [naam slachtoffer 3] heeft opgelicht;
feit 6:in de periode van 1 november 2018 tot en met 31 mei 2019 in Maastricht [aangever 2] en/of [naam slachtoffer 4] heeft opgelicht;
feit 7:in de periode van 18 december 2018 tot en met 27 juni 2019 in Maastricht [naam slachtoffer 5] heeft opgelicht;
03/326870-21:
feit 1:in de periode van 23 februari 2020 tot en met 10 juni 2020 in Geleen [naam slachtoffer 6] heeft opgelicht;
feit 2:in de periode van 20 januari 2021 tot en met 15 maart 2021 in Middenbeemster [slachtoffer] heeft opgelicht;
feit 3:in de periode van 1 september 2020 tot en met 15 december 2020 in Landgraaf [naam slachtoffer 7] heeft opgelicht;
feit 4:in de periode van 4 tot en met 8 augustus 2021 in Heijenrath [naam slachtoffer 8] heeft opgelicht;
feit 5:in de periode van 4 augustus 2021 tot en met 23 september 2021 in Heijenrath een sleutel van [naam slachtoffer 9] ’ heeft verduisterd;
feit 6:in de periode van 27 januari 2020 tot en met 18 februari 2020 in Stein, Klimmen en/of Geleen, een offerte van [verdachte] , klimaatinstallaties, ventilatie en sanitair valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst;
feit 7:in de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2021 in Maastricht [naam 7] en/of [naam slachtoffer 10] heeft opgelicht.
De in de tenlasteleggingen genoemde namen van personen worden hierna zonder voorletters geschreven. Ook de namen van de rechtspersonen zullen verkort worden weergegeven.

2.De voorvragen

De verdediging heeft ten aanzien van de dagvaardingen 2 nietigheidsverweren gevoerd. Met betrekking tot feit 3 onder parketnummer 03/316185-20 heeft de verdediging betoogd dat niet is gespecificeerd op welke wijze de verdachte de tenlastegelegde geldbedragen onder zich zou hebben gekregen. Met betrekking tot feit 5 onder parketnummer 03/326870-21 heeft de verdediging betoogd dat het tenlastegelegde innerlijk tegenstrijdig is.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer ten aanzien van feit 3 op de tenlastelegging met parketnummer 03/316185-20 niet slaagt. In de tekst van de tenlastelegging staat verwoord dat de verdachte de geldbedragen ‘uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als directeur/bestuurder van [naam slachtoffer 1] ’ onder zich had. Hiermee is voldoende feitelijk omschreven op welke wijze de verdachte het geld onder zich had en is voldaan aan het vereiste van artikel 261, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: WvSv). Bovendien moet voor de verdachte op basis van het dossier voldoende duidelijk zijn geworden dat het tenlastegelegde ziet op geldbedragen die hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking ontvangen had. Uit het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat voor verdachte onduidelijk is gebleven waartegen hij zich moet verdedigen.
Ten aanzien van feit 5 bij parketnummer 03/326870-21 is de rechtbank, met de raadsman van mening dat hier sprake is van een innerlijk tegenstrijdige tenlastelegging en dat hieruit de nietigheid van de dagvaarding voor wat betreft dit feit dient te volgen. Immers de steller van de tenlastelegging heeft beoogd aan de verdachte de verduistering van een sleutel ten laste te leggen. Verduistering kan alleen als je het betreffende goed anders dan door misdrijf, dus rechtmatig, onder je hebt gekregen. In de tenlastelegging is opgenomen dat de verdachte de sleutel onder zich heeft gekregen door zich voor te doen als bonafide betalende gast/huurder. Dit impliceert naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte de sleutel op onrechtmatige wijze onder zich heeft gekregen. Dit levert een zogeheten “obscuur libel” , een innerlijke tegenstrijdigheid, op. De tekst van de tenlastelegging voldoet niet aan het gestelde in artikel 261 WvSv.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
03/212836-20
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal bij Hornbach. Zij verzoekt vernietiging van de eerder voor dit feit op 22 augustus 2020 gegeven strafbeschikking ter hoogte van € 160,-.
03/316185-20
De officier van justitie komt tot een bewezenverklaring van alle onder dit parketnummer ten laste gelegde feiten.
Met betrekking tot de feiten 1 en 2 (oplichting van [naam slachtoffer 1] en valsheid in geschrift) heeft de officier van justitie verwezen naar de twee valse facturen die verdachte in overleg met [naam 2] aan diens bedrijven heeft gestuurd en die [naam 2] vervolgens ten onrechte als meerwerk in rekening heeft gebracht bij [naam slachtoffer 1] . Het betreft facturen ter hoogte van
€ 27.798,- aan [naam bedrijf 1] . en ter hoogte van € 25.415,- aan [naam bedrijf 2] Ten aanzien van de facturen die vervolgens door die bedrijven als meerwerk naar [naam slachtoffer 1] zijn gestuurd heeft verdachte, als vestigingsdirecteur van [naam slachtoffer 1] , akkoord voor betaling gegeven.
Bovendien staat vast dat de gefactureerde bedragen door [naam bedrijf 1] . zijn overgeboekt naar een Belgische bankrekening ten name van [naam 4] . [naam 4] is de ex-partner van de verdachte. De verdachte heeft het Belgische bankrekeningnummer van [naam 4] buiten haar medeweten gebruikt.
Met betrekking tot feit 3 (verduistering) heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [naam 1] waaruit blijkt dat klanten van [naam slachtoffer 1] facturen rechtstreeks aan verdachte dan wel aan [naam bedrijf verdachte] hebben betaald, terwijl werknemers van [naam slachtoffer 1] de werkzaamheden hebben verricht en [naam slachtoffer 1] de goederen heeft geleverd.
De feiten 4 tot en met 7 betreffen oplichtingen die in dezelfde periode hebben plaatsgevonden en de werkwijze van de verdachte was daarbij telkens vrijwel identiek. Telkens zegde hij toe ventilatie- en/of klimaatinstallaties te installeren. Hiertoe bracht hij telkens offertes/facturen uit op naam van [naam bedrijf verdachte] en vermeldde hierbij een vals KvK-nummer en adres. Hij kreeg aanbetalingen. Ook gaf verdachte allerlei verdichtsels als reden voor het niet of niet afdoende uitvoeren van werkzaamheden en/of het niet voldoen van facturen.
03/326870-21
Met betrekking tot de feiten 4 en 5 (oplichting [naam 3] en verduistering van een sleutel van de B&B) heeft de officier van justitie tot vrijspraak gerekwireerd.
De overige oplichtingsfeiten acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Ook hier is sprake van oplichtingen die in dezelfde periode hebben plaatsgevonden met een identieke werkwijze van verdachte. Telkens maakte hij misbruik van het vertrouwen van
vrouwen die hij via internet had leren kennen en beloofd had om voor hen verbouwingen te doen, waarbij vervolgens de door deze vrouwen betaalde bedragen voor die verbouwingen niet of maar ten dele daarvoor werden gebruikt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
03/212836-20
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de door verdachte gepleegde winkeldiefstal.
03/316185-20
Met betrekking tot de feiten 1, 2, 4, 5 en 6 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de onder feit 3 door verdachte verduisterde geldbedragen van [naam slachtoffer 14] en [naam slachtoffer 11] refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging verzoekt de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging voor zover die ziet op de zaken [naam slachtoffer 12] en [naam slachtoffer 13] .
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte de facturen van [naam slachtoffer 12] rechtmatig heeft geïnd, omdat deze zijn opgesteld vóórdat de verdachte in dienst was bij [naam slachtoffer 1] en ook zien op werkzaamheden die niet door [naam slachtoffer 1] zijn verricht. De verdachte heeft echter wél de kosten voor de levering van de in opdracht van [naam slachtoffer 12] bestelde donkerstralers ten onrechte bij [naam slachtoffer 1] neergelegd. Dit laatste valt niet als verduistering aan te merken.
Met betrekking tot de factuur van [naam slachtoffer 13] kan op basis van het dossier niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte dit bedrag heeft geïnd en het zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Voor feit 7 heeft de verdediging eveneens om vrijspraak verzocht. Voor oplichting is meer nodig dan het niet betalen van een vordering. Verdachte erkent de gebeurtenissen maar stelt dat hij altijd voornemens is geweest om de vordering te voldoen; hij was alleen op dat moment niet in staat dit te realiseren. Verdachte heeft geprobeerd de betaling uit te stellen met leugens en smoesjes, maar deze smoesjes hebben niet geleid tot het door [naam slachtoffer 5] verrichten van diensten. De diensten waren immers al verricht.
03/326870-21
Ten aanzien van feit 6 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging verzoekt de verdachte vrij te spreken van de feiten 1 tot en met 5 en van feit 7.
De verdediging heeft nadrukkelijk gesteld dat verdachte geen relaties (met de slachtoffers onder de feiten 1 tot en met 3) is aangegaan om alleenstaande vrouwen geld afhandig te maken. Hij heeft - veelal om niet - geklust voor zijn (ex-)partners. Wel heeft hij geld aangenomen om materialen te bestellen en dat geld heeft hij gebruikt om andere schulden te betalen en om te leven.
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat [naam slachtoffer 6] , [naam 5] en verdachte samen hebben besloten om de facturatie via het bedrijf van [naam slachtoffer 6] te laten lopen, nadat [naam 5] had ontdekt dat het KvK-nummer op de factuur van verdachte niet klopte. De valse facturen gericht aan [naam 5] hebben echter [naam slachtoffer 6] niet kunnen bewegen tot afgifte van enig goed of aangaan van een schuld. Bovendien is uit de verklaring van [naam 5] bij de rechter-commissaris gebleken dat [naam 5] de schuld van [naam slachtoffer 6] heeft kwijtgescholden.
De verdediging heeft met betrekking tot feit 2 betoogd dat de verdachte nooit het oogmerk heeft gehad om [naam slachtoffer 1] op te lichten, maar dat hij voornemens was om de overeenkomst met haar na te komen. Omdat Van [naam slachtoffer 1] hun relatie heeft beëindigd en spullen van de verdachte achterhield, is verdachte de overeenkomst niet meer nagekomen. De verdichtsels achteraf hebben niet geleid tot het aangaan van de overeenkomst en er is derhalve geen sprake van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels die [naam slachtoffer 1] tot het aangaan van de overeenkomst hebben bewogen.
Ook met betrekking tot feit 3 was verdachte van plan om de overeenkomst met [naam 6] na te komen. De verdachte heeft zelfs een terugbetalingsovereenkomst getekend waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk de intentie had om tot terugbetaling over te gaan. Hij heeft een klein gedeelte van de vordering terugbetaald. De verdichtsels achteraf hebben [naam 6] niet bewogen tot het afgeven van geld.
Met betrekking tot de feiten 4 en 5 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte een aantal nachten in [naam slachtoffer 9] ’ heeft overnacht zonder te betalen en dat hij de sleutel heeft meegenomen.
Tot slot heeft de verdediging over feit 7 betoogd dat de verdachte ook in dit geval voornemens was om de afspraak met [naam 7] na te komen, maar dat hij in betalingsproblemen terecht is gekomen. Dat hij heeft geprobeerd de betaling uit te stellen met leugens en smoesjes is geen oplichtingsmiddel geweest, omdat [naam 7] niet daardoor is bewogen tot het verlenen van de dienst. Die was immers reeds verricht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Bij het merendeel van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten gaat het om oplichting. Voor een veroordeling ter zake van oplichting is meer vereist dan het alleen niet nakomen van een overeenkomst. Daarvoor is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, waardoor die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Bij de oplichtingsmiddelen die bestaan uit het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de ‘persoon’ van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid.
Bij het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels gaat het in de kern om gesproken en/of geschreven uitingen die bij die ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen. Van een ‘meer dan een enkele leugenachtige mededeling’ is niet alleen sprake indien meerdere duidelijk van elkaar te scheiden leugens kunnen worden aangewezen, maar ook indien sprake is van een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden die tot misleiding van het beoogde slachtoffer kunnen leiden, zoals het misbruik van een tussen de verdachte en het beoogde slachtoffer bestaande vertrouwensrelatie.
De rechtbank stelt het volgende vast.
Verdachte heeft gedurende een langere periode bij het aannemen en verrichten van werkzaamheden veelvuldig gebruik gemaakt van een specifieke werkwijze.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 14 november 2023 hierover uiteindelijk openheid van zaken gegeven. Uit die verklaring komt naar voren dat verdachte, nadat hij eerder veroordeeld was voor oplichtingen, het beeld van succesvol ondernemer in stand heeft willen houden. Hij is gedurende de periode dat hij als ondernemer werkzaam was projecten aangegaan die te groot voor hem waren, en waarbij hij soms financiële tegenslag ontmoette die hij niet zelf kon dragen. Dit heeft ertoe geleid dat hij gedurende het hierop volgende dienstverband bij [naam slachtoffer 1] , zijn werkgever heeft laten opdraaien voor kosten van de afwikkeling van door hem, voorafgaand aan zijn dienstverband bij [naam slachtoffer 1] , aangegane projecten. Kosten die ten laste van hemzelf hadden moeten komen. De valse facturen die hij ten laste van [naam slachtoffer 1] heeft laten opmaken, heeft hij vervolgens zelf geïnd.
Nadat verdachte door [naam slachtoffer 1] was ontslagen, is hij projecten aangegaan in de horeca in Maastricht, waarbij hij niet aan zijn verplichtingen heeft kunnen voldoen. In een aantal gevallen heeft verdachte aangedrongen op snelle betaling voor het bestellen van materialen omdat hij op die manier kortingen op de aankoop van materialen zou kunnen bedingen. Feitelijk echter drong hij aan op snelle betalingen, omdat hij dan andere schulden kon betalen. Om in de woorden van de verdachte te spreken: “hij vulde het ene gat met het andere”. Een aantal aangevers vroeg bij herhaling om uitvoering van de werkzaamheden, maar deze werden vervolgens niet of onvoldoende uitgevoerd. De rechtbank stelt vast dat verdachte in een aantal zaken vanaf het begin niet de intentie had om de werkzaamheden (volledig) uit te voeren. Dit omdat hij wist dat niet te kunnen, gelet op zijn financiële perikelen. De rechtbank acht hierbij van belang dat verdachte vaak beloofde op korte termijn langs te komen, dit vervolgens niet deed, en daarvoor telkens wisselende leugens opvoerde.
Daarna is een periode gevolgd waarin de verdachte klussen aanging voor vrouwen met wie hij een relatie had. De rechtbank heeft op zich geen reden om te twijfelen aan de oprechtheid waarmee verdachte die relaties is aangegaan. Maar ook hier komt naar voren dat de verdachte zijn slachtoffers een rad voor ogen heeft gedraaid door zich in strijd met de waarheid voor te doen als bonafide ondernemer. Hij heeft facturen en/of offertes uitgebracht onder een bedrijfsnaam en bedrijfsgegevens van een familielid. Dat bedrijf was ook niet meer bij de Kamer van Koophandel ingeschreven.
Dit maakt dat de rechtbank voor zover zij tot een bewezenverklaring komt, van oordeel is dat door deze identieke handelwijze en het aangaan van verplichtingen, wetende dat je hieraan niet kunt voldoen, in combinatie met het in diverse zaken verstrekken van valse bedrijfsgegevens, steeds sprake is van oplichting.
De rechtbank zal, voor de leesbaarheid van het vonnis, de feiten per parketnummer en per feit bespreken en voor zover van toepassing een opsomming geven van de bewijsmiddelen.
03/212836-20 [1]
Aangezien de verdachte dit feit ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 november 2023;
  • het aangifteformulier winkeldiefstal Hornbach te Geleen van 22 augustus 2020, pagina 10 tot en met 12.
03/316185-20 [2]
Feiten 1, 2, 4, 5 en 6
Aangezien de verdachte deze feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen per feit.
Bewijsmiddelen feiten 1 en 2:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 november 2023;
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 8] namens [naam slachtoffer 1] van 18 november 2015, pagina 11 en 12;
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [naam slachtoffer 1] van 10 maart 2016, pagina 25 tot en met 29;
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] van 26 juni 2019, pagina 100 tot en met 102;
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 9] van 16 november 2015, pagina 34 en 35;
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] van 4 december 2019, pagina 110 en 111.
Bewijsmiddelen feit 4:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 november 2023;
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 10] namens [naam slachtoffer 2] van 10 oktober 2019, pagina 42 en 43;
  • de offerte van [naam bedrijf verdachte] bv van 20 september 2018 ter hoogte van € 16.790,50, pagina 45;
  • factuurnummer 18911 van [naam bedrijf verdachte] van 24 september 2018 ter hoogte van
€ 4.500,- exclusief BTW, pagina 215;
- factuurnummer 18911 van [naam bedrijf verdachte] van 24 september 2018 ter hoogte van
€ 4.500,- aangevuld met 21% BTW ter hoogte van € 945,-;
- factuurnummer 18718 van [naam bedrijf verdachte] van 22 oktober 2018 ter hoogte van
€ 3.478,75, pagina 218;
  • het betalingsoverzicht van de Rabobank betreffende de betalingen van [naam slachtoffer 2] aan [verdachte] , pagina 220;
  • het uittreksel Kamer van Koophandel van 29 februari 2016 betreffende KvK-nummer [nummer] , pagina 241 tot en met 245.
Bewijsmiddelen feit 5:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 november 2023;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] (mede-eigenaar [naam slachtoffer 3] ) van 13 november 2019, pagina 60 en 61;
  • offertes van [naam bedrijf verdachte] bv van 27 juni 2018 ter hoogte van € 817,- exclusief BTW, pagina 63 tot en met 65;
  • het uittreksel Kamer van Koophandel van 29 februari 2016 betreffende KvK-nummer [nummer] , pagina 241 tot en met 245;
  • het afschrift van de Rabobank betreffende de betaling van een bedrag van € 890,25 door [naam slachtoffer 3] aan [naam bedrijf verdachte] B.V. van 7 juli 2018, pagina 231;
  • de kwitantie van de contante betaling van een bedrag van € 3.000,- aan [verdachte] van 11 oktober 2018, pagina 232;
  • berichtenverkeer tussen [aangever 1] en de verdachte, pagina 233.
Bewijsmiddelen feit 6:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 november 2023;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] (vennoot van de v.o.f. ‘ [naam slachtoffer 4] ’) van 27 november 2019, pagina 66 en 67;
  • factuurnummer 18750 van [naam bedrijf verdachte] van 14 november 2018 ter hoogte van
€ 12.100,- inclusief BTW, pagina 70;
- factuurnummer 18800 van [naam bedrijf verdachte] van 1 december 2018 ter hoogte van
€ 1.837,07 inclusief BTW, pagina 71;
  • het uittreksel Kamer van Koophandel van 29 februari 2016 betreffende KvK-nummer [nummer] , pagina 241 tot en met 245;
  • afschrift Kaart Grootboekrekening ‘ [naam slachtoffer 4] ’ betreffende betalingen aan [verdachte] op 14 november 2018 ter hoogte van € 10.000,- en op 3 december 2018 ter hoogte van
€ 8.222,50, pagina 246.
Feit 3
[naam slachtoffer 12]
Met betrekking tot de geldbedragen van € 5.989,50, € 7.986,- en € 5.989,50 in relatie tot [naam slachtoffer 12] is uit het dossier het volgende naar voren gekomen.
Aangever [naam 1] (namens [naam slachtoffer 1] ) heeft verklaard dat de verdachte in februari 2014 kachels van het type donkerstralers heeft besteld bij [naam slachtoffer 15] (hierna: [naam slachtoffer 15] ) en de facturatie via [naam slachtoffer 1] heeft laten lopen. [naam slachtoffer 1] heeft een factuur opgemaakt ter hoogte van € 23.976,30 inclusief BTW, € 19.815,12 exclusief BTW. Omdat de betaling uitbleef, heeft [naam slachtoffer 1] navraag gedaan bij [naam slachtoffer 12] , waaruit naar voren is gekomen dat de factuur van [naam slachtoffer 1] niet bekend was en dat de kachels waren betaald aan verdachte. [naam slachtoffer 12] heeft daarop drie facturen van [naam bedrijf verdachte] met betalingsbewijzen van de bank overgelegd:
- een factuur van € 5.989,50 inclusief BTW van 10 januari 2014, betaald op 15 januari 2014;
- een factuur van € 7.986,- inclusief BTW van 23 februari 2014, betaald op 13 maart 2014;
- een factuur van 5.989,50 inclusief BTW van 16 maart 2014, betaald op 13 juni 2014.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 14 november 2023 verklaard dat hij facturen ter hoogte van de tenlastegelegde bedragen heeft verstuurd naar [naam slachtoffer 12] , omdat het werk voor 95% was uitgevoerd door zijn bedrijf. Verdachte heeft echter het bedrag dat hij ontving voor de materialen ten onrechte niet aan [naam slachtoffer 1] doorbetaald.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de facturen van [naam slachtoffer 12] deels rechtmatig heeft geïnd, omdat deze zijn opgesteld voordat de verdachte in dienst was bij [naam slachtoffer 1] en betrekking hebben op werkzaamheden die de verdachte heeft verricht voordat hij bij [naam slachtoffer 1] in dienst was. De verdachte heeft de arbeidsovereenkomst met [naam slachtoffer 1] op 24 januari 2014 ondertekend en is overeengekomen dat hij in dienst trad met ingang van 1 maart 2014 of zoveel eerder als in overleg overeengekomen doch niet eerder dan dat de schriftelijke overeenkomst door werknemer was ondertekend en geretourneerd aan werkgever.
Anderzijds heeft de verdachte de kosten voor de levering van de in opdracht van [naam slachtoffer 12] bestelde donkerstralers ten onrechte bij [naam slachtoffer 1] neergelegd. Er zijn dus aanwijzingen dat verdachte van [naam slachtoffer 12] onterecht geld heeft gekregen, maar dit valt niet als verduistering in dienstbetrekking aan te merken. De verdachte heeft die geldbedragen immers niet uit hoofde van zijn functie bij [naam slachtoffer 1] onder zich gehad.
De verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van verduistering in dienstbetrekking van de in relatie tot [naam slachtoffer 12] tenlastegelegde geldbedragen.
[naam slachtoffer 13]
Aangever [naam 1] heeft verklaard dat [naam slachtoffer 1] in februari 2014 bij de familie [naam slachtoffer 13] een sanibroyeur heeft geleverd en aangesloten. Voor deze werkzaamheden heeft [naam slachtoffer 1] een factuur van € 1.353, aan de familie [naam slachtoffer 13] gestuurd, die niet is betaald aan [naam slachtoffer 1] .
Getuige [naam slachtoffer 13] heeft verklaard dat hij eind 2013 werkzaamheden heeft uitbesteed aan het bedrijf [naam bedrijf 3] in België, waar verdachte in die tijd werkzaam was. Getuige weet niet meer of de sanibroyeur is geleverd via [naam slachtoffer 1] of via [naam bedrijf 3] . In ieder geval was de verdachte zijn aanspreekpunt. Getuige weet evenmin of hij een factuur heeft ontvangen van [naam slachtoffer 1] en deze betaald heeft of dat deze is verrekend met de openstaande vordering die hij op [naam bedrijf 3] had.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot de factuur van [naam slachtoffer 13] op basis van het verhandelde ter terechtzitting niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte dit bedrag heeft geïnd en het zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
De verdachte zal daarom eveneens worden vrijgesproken van verduistering in dienstbetrekking van de in relatie tot [naam slachtoffer 13] tenlastegelegde geldbedragen.
De verduisteringen in dienstbetrekking ten aanzien van [naam slachtoffer 14] en [naam slachtoffer 11] acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen met betrekking tot door de verdachte verduisterde geldbedragen gerelateerd aan [naam slachtoffer 14] .
De verdachte heeft ter terechtzitting van 14 november 2023 verklaard dat hij het geld dat aan [naam slachtoffer 1] toekwam (€ 1000,-) heeft ontvangen en gehouden. De handtekening onder de kwitantie is van hem.
Aangever [naam 1] heeft verklaard dat [naam slachtoffer 1] in augustus 2015 een CV-ketel heeft geleverd aan [naam slachtoffer 14] in Heeze. In oktober 2015 is een factuur [3] verzonden ter hoogte van
€ 1.728,39. Hierop reageerde [naam slachtoffer 14] dat hij de hulpmaterialen van € 90,50 wel zou betalen, maar de rest niet. Hij had namelijk met verdachte afgesproken dat hij de CV-ketel tegen inkoopprijs, te weten € 1.000,- inclusief BTW geleverd zou krijgen. [4]
Getuige [naam slachtoffer 14] heeft verklaard dat hij met verdachte een mondelinge afspraak heeft gemaakt over de levering en de prijs van een CV-ketel. Vanwege hun onderlinge relatie heeft hij de CV-ketel tegen gunstige voorwaarden kunnen kopen. [naam slachtoffer 1] heeft de CV-ketel bij [naam slachtoffer 14] afgeleverd en [naam slachtoffer 14] heeft deze zelf geïnstalleerd. Hij heeft op 31 augustus 2015 € 1.000,- contant betaald aan verdachte en hiervan is een handgeschreven kwitantie opgemaakt, die is ondertekend door verdachte [5] .
Bewijsmiddelen met betrekking tot door de verdachte verduisterde geldbedragen gerelateerd aan [naam slachtoffer 11] .
De verdachte heeft ter terechtzitting van 14 november 2023 over de installatie bij [naam slachtoffer 11] verklaard dat hij die geïnstalleerd had voordat hij bij [naam slachtoffer 1] in dienst was. Omdat die installatie door de gemeente Amsterdam was afgekeurd, zijn er nakosten ontstaan. [naam slachtoffer 1] heeft kosten gemaakt voor het verrichten van extra werkzaamheden en de vergoeding ervoor niet gekregen, omdat hij deze vergoeding zelf heeft ontvangen. Verdachte had dat bedrag van € 5.095,55 eigenlijk aan [naam slachtoffer 1] moeten betalen.
Aangever [naam 1] heeft verklaard dat [naam slachtoffer 1] in juni 2014 acht jetroosters heeft geleverd en geïnstalleerd bij [naam slachtoffer 11] in Amsterdam. Verdachte heeft dit werk aangenomen. De jetroosters zijn via [naam slachtoffer 1] besteld bij Solid Air [6] en [naam slachtoffer 1] heeft de factuur betaald. [naam slachtoffer 1] heeft voor de werkzaamheden een factuur voor [naam slachtoffer 11] opgemaakt van
€ 5.095,55 [7] en die opgestuurd of meegegeven aan verdachte.
Omdat de factuur niet betaald werd, heeft [naam slachtoffer 1] navraag gedaan bij de contactpersoon bij [naam slachtoffer 11] , [naam contactpersoon] . [naam contactpersoon] heeft vervolgens het mailverkeer [8] tussen hem en verdachte opgestuurd, waaruit zou blijken dat [naam contactpersoon] het factuurbedrag contant aan verdachte heeft betaald. [9]
Bewijsoverweging
Gezien deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte geldbedragen van € 1.000,- en € 5.095,55, die hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij [naam slachtoffer 1] onder zich had, heeft verduisterd.
Bewijsmiddelen feit 7:
Aangever [naam slachtoffer 5] heeft verklaard dat de verdachte hem op 18 december 2018 heeft gevraagd een klus uit te voeren bij de klant [naam klant] in Maastricht. Op 24 december 2018 heeft [naam slachtoffer 5] samen met twee medewerkers van zijn bedrijf airco’s geïnstalleerd bij [naam klant] . Voor het verrichten van deze werkzaamheden zou [naam slachtoffer 5] een bedrag van € 907,- exclusief BTW factureren aan het bedrijf van verdachte. Hij heeft echter nooit de bedrijfsgegevens van verdachte ontvangen ondanks het feit dat verdachte hem telefonisch had toegezegd dat hij het ging regelen. [10]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 14 november 2023 verklaard dat het bedrag van
€ 907,- toekomt aan [naam slachtoffer 5] en dat hij dit bedrag nooit heeft betaald. Hij heeft toegegeven allerlei smoesjes, zelfs een hersenbloeding, te hebben verzonnen om maar onder de betaling uit te kunnen komen. Ook heeft hij verklaard dat hij wist toen hij [naam slachtoffer 5] de opdracht gaf, dat hij hem niet kon betalen.
Verweer en bewijsoverweging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte altijd voornemens is geweest om de vordering te voldoen, maar onmachtig was dit voornemen te realiseren. De rechtbank kan dit verweer niet volgen, omdat verdachte naar het oordeel van de rechtbank [naam slachtoffer 5] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, terwijl hij op dat moment wist dat hij niet kon betalen voor de door [naam slachtoffer 5] verrichte werkzaamheden.
De listige kunstgrepen zijn hierin gelegen dat verdachte wel de indruk heeft gewekt te handelen als een bonafide ondernemer, maar geen officiële opdrachtbon heeft opgemaakt en ook achteraf heeft verzuimd bedrijfsgegevens te verstrekken, waardoor [naam slachtoffer 5] niet kon factureren. En vervolgens verzon hij allerlei smoesjes waarom hij niet tot betaling over kon gaan.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam slachtoffer 5] heeft opgelicht.
03/326870-21 [11]
Vrijspraak feit 4
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is in het dossier om tot een bewezenverklaring van het onder feit 4 ten laste gelegde feit te komen. Daarom zal de verdachte daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen feit 1
Aangeefster [naam slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij vanaf juli 2019 tot en met begin september 2020 een relatie heeft gehad met verdachte. Verdachte is installateur van beroep en aangeefster heeft als binnenhuisarchitecte een eigen bedrijf, genaamd [naam bedrijf 4] .
Op 2 september 2020 heeft aangeefster ontdekt dat zij door verdachte was opgelicht.
Tijdens hun relatie heeft verdachte het vertrouwen van aangeefster gewonnen en daarvan misbruik gemaakt. Verdachte en aangeefster hadden namelijk samen werk aangenomen bij restaurant ‘ [naam restaurant] ’ in Geleen. Verdachte heeft vervolgens bij aangeefster aanbetalingen gefactureerd voor een bedrag van € 10.337,76, voor door hem niet geleverd werk bij de eigenaar van het bedrijfspand van het restaurant, [naam 5] . [12] Aangeefster heeft een overzicht online-bankieren van de betalingen aan verdachte overgelegd in de periode van 1 februari 2020 tot en met 1 oktober 2020 waaruit blijkt dat zij een bedrag van in totaal
€ 10.821,74 aan de verdachte heeft overgemaakt. [13]
Aangeefster heeft in haar aanvullende verklaring toegelicht dat zij in eerste instantie alleen het interieur van ‘ [naam restaurant] ’ zou verbouwen. Verdachte zou de installatie van de keuken en WTW-installatie voor zijn rekening nemen en daarvoor had hij facturen gestuurd naar de eigenaar van het pand, de heer [naam 5] . [naam 5] kwam erachter dat verdachte een vals KvK-nummer had doorgegeven en daarom kon hij de rekeningen van verdachte niet verwerken. [naam 5] , [verdachte] en zijzelf hebben toen besloten dat de rekeningen van de installatiewerkzaamheden via haar bedrijf zouden worden gefactureerd. De verdachte heeft vervolgens bij haar bedrijf aanbetalingen gefactureerd.
Verdachte is in gebreke gebleven door de installatie ondeugdelijk en slechts gedeeltelijk te leveren en installeren. Uiteindelijk heeft een ander bedrijf de installatie geleverd en geïnstalleerd. [14]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 14 november 2023 verklaard dat het geld dat hij via aangeefster van [naam 5] heeft gekregen voor ongeveer de helft onterecht is betaald. Hij heeft geen werkzaamheden verricht naar rato van hetgeen betaald is. Het te veel gekregen geld heeft hij voor andere doeleinden gebruikt.
Bewijsmiddelen feit 2
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij in september 2020 via een datingsite met verdachte in contact is gekomen en dat zij begin december 2020 een relatie kregen. Aangeefster is eigenaresse van de horecagelegenheid ‘ [naam bedrijf 5] ’ in Middenbeemster. Omdat deze horecagelegenheid door de coronamaatregelen gesloten was, stelde verdachte voor om het sanitair op te knappen. Hij vertelde dat hij via zijn bedrijf met een lopend project materialen kon bestellen met korting. Deze bestelling moest dan wel contant worden betaald door aangeefster. Aangeefster heeft een offerte [15] gekregen van verdachte. Op 20 januari 2021 heeft aangeefster verdachte € 2.550,- contant betaald voor de aanschaf van materialen en sanitair. Zij heeft hiervoor een kwitantie [16] gekregen van verdachte. Op 2 februari 2021 heeft aangeefster € 1.000,- gepind [17] en aan verdachte betaald voor de aanschaf van materialen en sanitair.
Verdachte heeft het tegelwerk van de wanden deels uitgevoerd. Aangeefster hoefde geen arbeidsloon hiervoor aan verdachte te betalen. [18]
In een nader verhoor heeft aangeefster verklaard dat verdachte haar had verteld dat hij van de verkoop van zijn woning en zijn bedrijf een huis kon kopen op de [adres 1] in Purmerend. Verdachte heeft zelfs een voorlopig koopcontract [19] voor de aankoop van dat huis tegen een koopsom van € 900.000,- getekend. Omdat aangeefster het niet vertrouwde vroeg zij verdachte of hij kon aantonen dat hij zijn bedrijf had verkocht. Hierop stuurde verdachte een vervalste notarisakte van [naam notariskantoor] waarin stond dat hij zijn bedrijf had verkocht voor € 381.000,-. [20] Ook heeft verdachte een vervalste e-mail naar aangeefster gestuurd onder de naam van zijn belastingadviseur [naam adviseur] . [21]
Verdachte is met de verbouwing in gebreke gebleven. Hij heeft de dames- en herentoiletten gesloopt en de inbouwreservoirs ingebouwd. De wanden heeft hij voor 30% betegeld. De rest van de materialen is niet geleverd. Aangeefster heeft een ander bedrijf moeten inschakelen om alles af te maken. De kostenpost voor het inschakelen van dat bedrijf zal rond de
€ 10.000,- liggen. [22]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 14 november 2021 verklaard dat hij van aangeefster geldbedragen ter hoogte van € 2.550,- en € 1.000,- heeft gekregen. Hij heeft ongeveer 50% van de afgesproken werkzaamheden gerealiseerd. De akte van [naam notariskantoor] betreffende de verkoop van zijn bedrijf en de e-mail van [naam adviseur] waren vals. Verdachte heeft ook gelogen over een hersenbloeding van zijn moeder. Het te veel gekregen geld heeft hij voor andere doeleinden gebruikt.
Bewijsmiddelen feit 3
Aangeefster [naam 6] heeft verklaard dat zij verdachte begin september 2020 via een datingsite heeft leren kennen. Verdachte wilde haar helpen bij een verbouwing in haar huis. Ze heeft met hem afgesproken dat hij zorg zou dragen voor onder andere: de deuren, de aansluiting van het kookeiland, de spotjes in het plafond, nieuwe verwarmingen in de woonkamer en als extra zou hij de badkamer en het toilet vernieuwen. Aangeefster hoefde geen arbeidsloon te betalen, zij moest alleen alle aankopen betalen tegen inkoopprijs.
Ondanks het feit dat de relatie tussen beiden eind oktober 2020 is verbroken, wilde verdachte aangeefster blijven helpen tegen een kleine vergoeding van ongeveer € 500,-. Op 4 december 2020 kreeg aangeefster een WhatsApp bericht van verdachte dat zijn moeder was overleden. [23] Hierna is hij gedurende een periode van ongeveer twee weken niet meer in haar huis geweest en daarna heeft hij nog maar weinig werkzaamheden verricht. Aangeefster heeft hem betaald voor het maken van de elektra van het kookeiland, maar hij heeft die nooit aangesloten. Hij heeft gaten geboord in het plafond die te groot waren voor de spotjes die erin moesten. Op 17 december 2020 heeft verdachte zich afgemeld omdat hij met zijn zoon in het ziekenhuis zat. Aangeefster heeft verdachte op 18 december 2020 gesproken in verband met een afspraak met een timmerman die deuren zou komen plaatsen. Toen deze afspraak misliep, was verdachte niet meer te bereiken en reageerde niet meer op berichten en telefoontjes. Op 20 december 2020 kreeg aangeefster via het telefoonnummer van verdachte een sms-bericht van een ‘monteur’ met de mededeling dat verdachte in het ziekenhuis lag met een tia/steken in het hoofd.
Omdat verdachte onbereikbaar bleef, is aangeefster op 24 december 2020 op zoek gegaan naar verdachte. Toen zij bij het appartement van verdachte aan de [adres 2] in Stein navraag deed, vertelde een vrouw dat de moeder van verdachte niet overleden was. Zij vertelde dat verdachte een oplichter was.
Op 27 oktober 2020 heeft aangeefster € 1.000,- betaald [24] aan verdachte voor de kozijnen. Deze kozijnen heeft hij nooit geleverd
Op 30 oktober 2020 heeft zij € 1.450,- betaald [25] voor de PVC-vloer. Deze vloer heeft verdachte nooit besteld.
Op 15 december 2020 heeft zij € 126,- betaald [26] voor elektra in de meterkast. Deze heeft verdachte nooit geplaatst.
Op 20 november 2020 heeft aangeefster € 820,- aan verdachte gegeven voor electra, CV en loodgietersmaterialen. Zij heeft hiervoor een kwitantie [27] ontvangen.
Op 4 januari 2021 is verdachte met aangeefster overeengekomen [28] dat hij binnen twee weken een bedrag van € 5.000,- aan haar zou terugbetalen. Op 27 januari 2021 heeft verdachte
€ 400,- terugbetaald. [29]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 14 november 2023 verklaard dat hij conform afspraak € 500,- heeft gekregen voor het verrichten van werkzaamheden voor aangeefster. Het relaas van aangeefster dat hij had verteld dat zijn moeder was gestorven en dat hij daarna nog maar weinig heeft gewerkt, klopt. Hij moest een vloer bestellen, maar heeft dat niet gedaan. Met de gelden die hij van aangeefster heeft gekregen heeft hij weer andere dingen betaald die op dat moment voor hem prioriteit hadden en die niks te maken hadden met de verbouwing bij [naam 6] .
Feit 6
Aangezien de verdachte dit feit ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5] van 5 december 2021, pagina 118;
  • de offerte van [naam bedrijf verdachte] van 13 februari 2020 ter hoogte van € 7.049,- exclusief BTW, pagina 127 en 128;
  • het uittreksel van de Kamer van Koophandel van 8 december 2021 betreffende KvK-nummer [nummer] , pagina 129 en 130.
Bewijsmiddelen feit 7
Aangever [naam 7] heeft verklaard dat hij in juli 2019 op verzoek van verdachte een reparatie heeft verricht aan een airco op de [adres 3] in Maastricht. Aangever heeft de factuur [30] ter hoogte van € 85,91 gestuurd naar het privéadres van verdachte aan de [adres 4] in Maastricht. In dezelfde week heeft verdachte aangever benaderd voor een spoedklus, namelijk het leveren en monteren van een airco bij een oudere dame die lichamelijke klachten zou hebben. Aangever heeft met verdachte afgesproken dat hij het werk voor een bedrag van € 2.601,50 zou aannemen en dat hij dit bedrag aan verdachte zou factureren. Aangever heeft op 3 juli 2019 de airco geleverd en gemonteerd op het adres [adres 5] in Maastricht. Hij heeft de factuur [31] wederom gestuurd naar het adres [adres 4] in Maastricht. Betaling bleef echter uit. Aangever heeft vervolgens tussen 9 juli 2019 en 5 oktober 2019 telefonisch berichten met verdachte gewisseld over de betaling van de facturen, waarbij verdachte heeft toegezegd dat het in orde kwam. Op 1 september 2019 heeft verdachte beweerd dat de factuur met de betaling van afgelopen vrijdag was meegegaan. [32]
Aangezien de rekeningen onbetaald bleven, heeft aangever navraag gedaan bij de bewoonster van het adres [adres 5] in Maastricht. Zij vertelde dat ze op de dag van de montage € 1.800,- had betaald aan verdachte voor de airco en de montage. [33]
Met betrekking tot de airco die is geleverd en gemonteerd op de [adres 5] in Maastricht heeft verdachte verklaard dat hij zelf een bedrag van € 1.800,- ontvangen heeft van de bewoonster van de [adres 5] . Dat geld heeft hij gebruikt voor een andere opdracht die nog afgemaakt moest worden.
Verweer en bewijsoverwegingen
De verdediging heeft - kort samengevat - betoogd dat de verdachte telkens
voornemens was om aangegane verplichtingen na te komen, maar dat hij hier door verschillende omstandigheden niet in is geslaagd. De verdichtsels achteraf hebben niet geleid tot afgifte van gelden en er is derhalve geen sprake van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels die de slachtoffers tot het afgeven van gelden hebben bewogen.
Dit verweer kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Verdachte heeft door zich in strijd met de waarheid voor te doen als bonafide ondernemer slachtoffers ertoe bewogen gelden aan hem af te geven voor in te kopen materialen en dergelijke. Hij heeft gebruik gemaakt van een hem niet toebehorend KvK-nummer en van onjuiste bedrijfsgegevens om de schijn op te houden dat hij een goed lopend bedrijf had, terwijl dit al lang niet meer het geval was. Ook verzon hij van alles. Zo verzon hij dat hij een duur huis kon kopen en dat hij zijn bedrijf voor veel geld had verkocht. Hierdoor gingen de slachtoffers met hem in zee en gunden zij hem de opdrachten. Zoals hiervoor onder 3.3 door de rechtbank reeds is overwogen, wist de verdachte op het moment dat hij verplichtingen aanging dat hij niet in staat was hieraan te voldoen. Achteraf verzon hij dan weer van alles, zoals het overlijden van zijn vader en moeder en een ernstige ziekte van zijn zoon of van hem zelf, om uit te leggen waarom hij niet aan zijn verplichtingen kon voldoen.
3.4
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
03/212836-20
op 22 augustus 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
fittingen en ventielen, toebehorend aan Hornbach,
heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
03/316185-20
1
in de periode van 13 december 2014 tot en met 27 juli 2015 te Maastricht en/of Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen,
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 1] heeft bewogen tot de
afgifte van enig goed, te weten in totaal € 54.713,-, immers heeft
verdachte valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- meerdere valse facturen met fictieve geldbedragen opgemaakt en verstuurd en/of laten versturen, te weten een factuur van [naam bedrijf 6] d.d. 13 december 2014 (€ 27.798,-) aan [naam bedrijf 1] . en een factuur van [naam bedrijf 6] d.d. 1 juli 2015 (€ 25.415,-) aan [naam bedrijf 2] en (vervolgens)
- aan [naam 2] , zijnde directeur/eigenaar van voornoemde bedrijven [naam bedrijf 1]
. en/of [naam bedrijf 2] , opdracht gegeven tot het
doorbelasten van voornoemde geldbedragen aan [naam slachtoffer 1]
door het opstellen en versturen van valse (voorschot)facturen naar [naam slachtoffer 1] , waaronder een factuur d.d. 3 juni 2015 van € 26.915,- en
- tegen voornoemde [naam 2] (onder andere) gezegd heeft dat er nog
advieskosten van [naam 9] naar [naam slachtoffer 1] dienden te worden
doorbelast en dat [naam slachtoffer 1] niet wilde dat desbetreffende advieskosten van [naam 9]
zichtbaar zouden zijn in de administratie en dat hij, [naam 2] , bij een
volgend project werk gegund zou krijgen en
- als directeur van [naam slachtoffer 1] voornoemde valse
facturen en voorschotten en geldbedragen heeft geaccordeerd en
opgenomen in de nacalculatie, aldus heeft verdachte gezorgd voor de
betaling door [naam slachtoffer 1] van de bedragen van € 26.915,-
en € 27.798,- aan [naam bedrijf 1] . en/of [naam bedrijf 2]
en
- door [naam 2] of [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2]
geldbedragen van € 27.798,- en € 15.249,- en € 10.166,-
(in totaal € 53.213,-) doen overboeken op de Belgische
bankrekening [rekeningnummer] ten name van [naam 4] , over welke
bankrekening verdachte de beschikking had.
2
in de periode van 13 december 2014
tot en met 1 juli 2015 te Maastricht en/of Eindhoven, tezamen
en in vereniging met een ander, meermalen, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een factuur van [naam bedrijf 6] d.d. 13 december 2014 van € 27.798,-
gericht aan [naam bedrijf 1] . en
- een factuur van [naam bedrijf 6] d.d. 1 juli 2015 van € 25.415,- gericht aan
[naam bedrijf 2] en
- een factuur van [naam bedrijf 2] d.d. 3 juni 2015 van
€ 26.915,- gericht aan [naam slachtoffer 1]
valselijk heeft opgemaakt door op die facturen bedragen te factureren/vermelden voor
(advies)werkzaamheden, terwijl die werkzaamheden nimmer hebben
plaatsgevonden, telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te
gebruiken of door een ander te doen gebruiken.
3
in de periode van 15 januari 2014 tot en met 31 augustus 2015 te Maastricht en/of Eindhoven, opzettelijk geldbedragen van
€ 1000,- ( [naam slachtoffer 14] ) en van € 5095,55 ( [naam slachtoffer 11] ), toebehorend aan [naam slachtoffer 1]
en/of [naam slachtoffer 1] , welke geldbedragen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van directeur van [naam slachtoffer 1]
, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
4
in de periode van 1 september 2018 tot en met 15 juli 2019 te Maastricht, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten in totaal € 8923,75, door:
- facturen/offerte voor het installeren van een ventilatiesysteem uit te
brengen en
- voornoemde facturen/offerte uit te brengen onder de bedrijfsnamen
[naam bedrijf verdachte] en/of [naam bedrijf verdachte] , terwijl die bedrijven nooit bestaan
hebben (volgens de KvK) en
- op die facturen/offerte een KvK-nummer te vermelden dat behoorde bij het
bedrijf [naam bedrijf verdachte] , terwijl dat bedrijf op het moment van het
opmaken van de factuur reeds was uitgeschreven uit de KvK en
- op die facturen/offerte onjuiste bedrijfsgegevens te vermelden, waaronder
het bedrijfsadres en
- kortingen te beloven/verlenen bij het voldoen van aanbetalingen en
- te vragen om een snelle volgende vooruitbetaling en daarbij te vermelden dat hij,
verdachte, de leverancier al betaald zou hebben en
- verdichtsels te vermelden als reden voor het niet afdoende uitvoeren van de
overeengekomen werkzaamheden.
5
in de periode van 27 juni 2018 tot en met 17 juni 2019 te Maastricht,) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] en/of [naam slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten in totaal € 3890,25, door:
- offertes voor het reinigen/onderhoud van een ventilatiesysteem uit te brengen en
- voornoemde offertes uit te brengen onder de bedrijfsnamen
[naam bedrijf verdachte] en/of [naam bedrijf verdachte] , terwijl die
bedrijven nooit bestaan hebben volgens de KvK en
- op die offertes onjuiste bedrijfsgegevens te vermelden, waaronder
het bedrijfsadres en
- afspraken te maken voor het plaatsen van een luchtbehandelingssysteem en
- kortingen te beloven bij het voldoen van aanbetalingen en
- verdichtsels te vermelden als reden voor het niet afdoende uitvoeren van de
overeengekomen werkzaamheden en/of leveringen.
6
in de periode van 1 november 2018 tot en met 31 mei 2019 te Maastricht, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 2] en/of [naam slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten in totaal € 18.222,50, door:
- facturen voor de verbouwing van een restaurant en/of klimaatinstallatie uit te brengen en
- voornoemde facturen onder de bedrijfsnaam [naam bedrijf verdachte] uit te brengen, terwijl dat bedrijf nooit bestaan heeft volgens de KvK en
- op die facturen) een KvK-nummer te vermelden dat behoorde bij het bedrijf [naam bedrijf verdachte] , terwijl dat bedrijf op het moment van het opmaken van de factuur reeds was uitgeschreven uit de KvK en
- op die facturen onjuiste bedrijfsgegevens te vermelden, waaronder het bedrijfsadres en
- kortingen te beloven bij het voldoen van aanbetalingen en
- te vragen om een (snelle) volgende vooruitbetaling en daarbij te vermelden dat hij, verdachte, de leverancier al betaald zou hebben en
- verdichtsels te vermelden als reden voor het niet afdoende uitvoeren van de
overeengekomen werkzaamheden.
7
in de periode van 18 december 2018 tot en met 27 juni 2019 te Maastricht, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, [naam slachtoffer 5] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het verrichten van werkzaamheden, waaronder het aansluiten van drie airco's (ter waarde van in totaal ongeveer € 907,-), door
- die [naam slachtoffer 5] te vragen om hem, verdachte, te helpen met werkzaamheden
(zijnde het aansluiten van airco's bij [naam klant] , zijnde een klant van verdachte
[verdachte] ) en/of daarbij geen opdrachtbon op te maken noch bedrijfs- en/of
adresgegevens te verstrekken en
- met die [naam slachtoffer 5] af te spreken dat de factuur (ter hoogte van € 907,- exclusief BTW) na
het uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden naar hem, verdachte, en/of
verdachtes bedrijf gestuurd zou worden en dat verdachte ter facturering de
benodigde gegevens zou doorgeven aan die [naam slachtoffer 5] en
- na het uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden geen adresgegevens
en/of bedrijfsgegevens en/of opdrachtbon aan die [naam slachtoffer 5] te geven en
meermalen niet te reageren op telefoontjes en/of berichtjes van die [naam slachtoffer 5] ,
waardoor die [naam slachtoffer 5] niet aan verdachte kon factureren en/of waardoor betaling door
verdachte uitbleef en
- verdichtsels te vermelden als reden voor het uitblijven van betaling van het
overeengekomen bedrag en/of de gegevens ter facturering.
03/326870-21
1
in de periode van 23 februari 2020 tot en met 10 juni 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een
hoeveelheid geld, door:
- meerdere aanbetalingen te factureren aan [naam slachtoffer 6] voor niet door
hem uitgevoerde werkzaamheden bij restaurant [naam restaurant] te Geleen en
- te vragen om een vooruitbetaling en (daarbij) te vermelden dat hij,
verdachte, de werkzaamheden al zou hebben verricht en
- verdichtsels te vermelden als reden voor het vragen om meerdere geldbedragen.
2
in de periode van 20 januari 2021 tot en met 15 maart 2021 te Middenbeemster, gemeente Beemster, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten in totaal € 3.550,-, door:
- afspraken te maken voor het plaatsen van sanitair en/of tegelwerk en
- meerdere (aan)betalingen in ontvangst te nemen voor de aanschaf van
materialen en/of het verrichten van werkzaamheden en
- kortingen te beloven bij het voldoen van aanbetalingen en
- verdichtsels te vermelden als reden voor het niet afdoende uitvoeren van de
overeengekomen werkzaamheden en/of leveringen.
3
in de periode van 1 september 2020 tot en met 15 december 2020 te Landgraaf,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten in totaal € 3.396,-, door:
- afspraken te maken voor het bestellen, leveren en/of plaatsen van sanitair en een
pvc-vloer en kozijnen en elektra en CV en loodgieter-materialen en
- meerdere (aan)betalingen in ontvangst te nemen voor de aanschaf van materialen en/of het verrichten van werkzaamheden en
- kortingen te beloven bij het voldoen van aanbetalingen en
- verdichtsels te vermelden als reden voor het niet afdoende uitvoeren van de
overeengekomen werkzaamheden en/of leveringen.
6
in de periode van 27 januari 2020 tot en met 18 februari 2020 te Stein en/of Klimmen en/of Geleen, een geschrift dat bestemd was tot bewijs van enig feit te dienen, te
weten: een offerte van [naam bedrijf verdachte] van 13
februari 2020 van € 7.049,- gericht aan [naam 5] , valselijk heeft opgemaakt door
- op die offerte een KvK-nummer te vermelden dat bij het opmaken/uitbrengen van
de offerte niet meer was ingeschreven bij de KvK en
- op die offerte onjuiste bedrijfsgegevens te vermelden, waaronder het
(bedrijfs)adres,
met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken.
7
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2021 in de gemeente Maastricht,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 7] en/of [naam slachtoffer 10] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het verrichten van werkzaamheden bestaande uit het aansluiten van een airco en het repareren van een airco (ter waarde van in totaal € 2687,41), door - die [naam 7] te vragen om werkzaamheden uit te voeren, namelijk een reparatie van een airco en/of installatie van een airco en
- met die [naam 7] af te spreken dat de facturen (ter hoogte van € 85,91 en € 2601,50) na het uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden aan hem,
verdachte, gestuurd zouden worden en dat hij daartoe adresgegevens op zou geven en
- bij de ontvanger van de geplaatste airco (ter waarde van € 2601,50) de betaling
te innen en
- meermalen na de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden te zeggen
dat hij, verdachte, de rekeningen zou gaan betalen en/of had betaald en
- verdichtsels te vermelden als reden voor het uitblijven van de betaling van het
overeengekomen bedrag.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03/212836-20
Diefstal.
03/316185-20
Feiten 1 en 2
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
in eendaadse samenloop met
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Feit 3
Verduistering in dienstbetrekking, meermalen gepleegd.
Feiten 4,5,6 en 7
Oplichting.
03/326870-21
Feiten 1,2,3,7
Oplichting.
Feit 6
Valsheid in geschrift.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf van drie jaren op te leggen.
De officier van justitie heeft in het nadeel van verdachte meegewogen dat hij reeds eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hij desondanks gedurende een langere periode is doorgegaan met het benadelen van zakelijke en privé relaties.
De officier van justitie hecht geen waarde aan de bekennende houding van de verdachte, omdat deze ommezwaai zich pas in het laatste half jaar heeft voorgedaan. De officier van justitie maakt de inschatting dat de verdachte denkt voordeel te halen uit het tonen van berouw. Zij ziet geen aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen zoals door de reclassering voorgesteld in haar laatste advies van 9 november 2023.
In het voordeel van verdachte is meegewogen dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, eindigend op 12 december 2023. Er dient rekening te worden gehouden met het gegeven dat de verdachte reeds acht maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten, in combinatie met een uitgezeten gevangenisstraf, dat hij een modelgedetineerde is geweest en dat hij oprecht spijt heeft van wat hij heeft aangericht. Hij heeft verantwoordelijkheid genomen voor de fouten die hij heeft gemaakt en zijn schuldeisers zijn erbij gebaat dat hij zo snel mogelijk weer kan gaan werken en zijn schulden kan aflossen. Bovendien dient rekening te worden gehouden met de schending van de redelijke termijn in de zaak met parketnummer 03/316185-20 en met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De reclassering heeft geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen teneinde hieraan voorwaarden te kunnen verbinden. De verdachte is bereid zich aan de voorwaarden te houden die in het reclasseringsadvies van 9 november 2023 staan omschreven .
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft allereerst [naam slachtoffer 1] , zijn werkgever, voor een groot bedrag benadeeld. Toen hij daar werd ontslagen heeft hij zich vervolgens in Zuid Limburg voorgedaan als iemand die installatiewerkzaamheden kon verrichten. Als zodanig is hij aan het werk gegaan bij diverse horecagelegenheden, maar ook bij particulieren. In de beginfase heeft hij vast goed werk geleverd, want hij werd aanbevolen bij anderen en via “mond op mond reclame” kwam hij terecht bij verschillende horecaondernemers. Daar is het echter helemaal mis gegaan. Hij deed zich vele malen groter voor dan hij was, gebruikte verlopen bedrijfsgegevens van zijn familie, gebruikte aanbetalingen die hij kreeg, voor de inlossing van andere schulden die hij eerder gemaakt had en sleepte zo de ondernemers en ook de particulieren waarbij hij werkzaamheden verrichtte of die voor hem werkzaamheden verrichtten mee in zijn financiële malaise. Hij deinsde er niet voor terug om excuses te verzinnen waarom hij niet leverde. Deze excuses bleken echter grove leugens te zijn. Zo verzon hij dat zijn zoon met een stalen hartklep in het ziekenhuis lag, dat zijn ouders kort na elkaar waren overleden en stuurde appjes/berichten waarin hij zich voordeed als een werknemer/account van zichzelf en waarin werd meegedeeld dat hij in het ziekenhuis zou liggen na een hersenbloeding.
Door dit alles is bij de slachtoffers in eerste instantie het vertrouwen gewekt dat hij een bonafide ondernemer was en toen hij niet leverde/betaalde wekte hij hun medelijden op door de leugens die hij hen vertelde.
Al met al heeft hij de slachtoffers voor enorme bedragen benadeeld en niet is gebleken dat de verdachte ook maar een begin met terugbetalen heeft gemaakt.
De rechtbank rekent de verdachte dit handelen zwaar aan, temeer daar uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten (oplichting van zijn werkgever) is veroordeeld.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten en de hoeveelheid feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen is. De rechtbank zal dan ook de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van drie jaren als uitgangspunt nemen.
In het voordeel van verdachte zal de rechtbank rekening houden met het feit dat hij uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven en het er op lijkt dat hij berouw heeft getoond. Hij heeft erkend dat hij schade heeft berokkend en heeft zich bereid verklaard deze schade aan de slachtoffers te vergoeden. De verdachte kwam hierbij oprecht over op de rechtbank.
Het zal voor verdachte niet eenvoudig zijn na een lange periode van detentie het werkende leven weer op te pakken. Het zal evenmin eenvoudig zijn om alle schulden te voldoen. De rechtbank hecht eraan dat verdachte, door het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden, een lange periode een stok achter de deur heeft. Op die manier zal het risico op recidive zoveel als mogelijk worden beteugeld.
De verdediging heeft in de zaak met parketnummer 03/316185-20 betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn dat de verdachte in de zaak met parketnummer 03/316185-20 op 2 december 2019 in verzekering is gesteld.
Daarmee is de redelijke termijn in aanzienlijke mate, te weten met twee jaren overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan zes maanden voorwaardelijk passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een gevangenisstraf van drie jaren waarvan een jaar voorwaardelijk met daaraan verbonden de door de reclassering in haar advies van 9 november 2023 voorgestelde bijzondere voorwaarden gedurende een proeftijd van drie jaren. Van die gevangenisstraf wordt de periode die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht afgetrokken,
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
03/316185-20
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van in totaal € 112.531,- aan materiële schade. De materiële schade bestaat uit de posten ‘ [naam bedrijf 2] ’ van € 80.128,-, ‘ [naam slachtoffer 12] ’ van € 36.695,-, ‘ [naam slachtoffer 11] ’ van € 7.045,-, ‘familie [naam slachtoffer 13] ’ van € 1.353,-, ‘ [naam slachtoffer 14] ’ van € 1.728,- en ‘privé werkzaamheden [verdachte] ’ van € 5.396,-.
Via beslaglegging bij de verdachte is reeds een bedrag van € 7.398,29 vergoed.
Daarnaast wordt een bedrag van in totaal € 63.668,27 gevorderd aan proceskosten.
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 3.000,- aan materiële schade in verband met de post ‘afzuigmotor keuken’.
De benadeelde partij [aangever 2] en/of [naam bedrijf 7] vordert een schadevergoeding van
€ 18.222,50 aan materiële schade, bestaande uit twee factuurbedragen van respectievelijk
€ 10.000,- en € 8.222,50.
03/326870-21
De benadeelde partij [naam 3] vordert een schadevergoeding van in totaal
€ 3.105,95 aan materiële schade, bestaande uit de posten ‘factuur overnachtingen’ ten bedrage van € 347,- en ‘nieuw sleutelplan’ ten bedrage van € 2.758,95.
De benadeelde partij [naam 7] en/of [naam slachtoffer 10] , vordert een schadevergoeding van in totaal € 3.067,56. Onder materiële schade vallen de posten ‘airco Daikin’ ten bedrage van € 2.000,-, ‘condenspomp’ ten bedrage van € 150,- vermeerderd met BTW (over deze bedragen) van € 451,50 en de post ‘herstelling bestaande airco’ ten bedrage van € 71,- vermeerderd met BTW daarover van € 14,91.
Onder immateriële schade valt - aldus de benadeelde partij - posten van ‘interest op aangetekend schrijven’ (met betrekking tot airco en herstelling) ten bedrage van respectievelijk € 270,15 en € 110,-.
Daarnaast wordt een proceskostenvergoeding gevorderd van € 20,28.
Alle benadeelde partijen vorderen de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
03/316185-20
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Ondanks rechtsbijstand door een advocaat is onduidelijk gebleven op grond waarvan [naam slachtoffer 1] reeds betalingen (via beslaglegging) heeft ontvangen.
De vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 1] en [aangever 2] acht de officier van justitie volledig toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
03/326870-21
Gelet op de gevorderde vrijspraak heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat [naam 3] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
De vordering van benadeelde partij [naam 7] en/of [naam slachtoffer 10] acht de officier van justitie toewijsbaar voor wat betreft het materiële deel, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde proceskostenvergoeding is eveneens toewijsbaar.
De gevorderde immateriële schade dient te worden afgewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
03/316185-20
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. De vordering is ingediend door [naam 1] namens [naam slachtoffer 1] . Uit de stukken kan echter niet worden opgemaakt dat [naam 1] gemachtigd is om de vordering namens [naam slachtoffer 1] in te dienen.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [naam slachtoffer 1] moet worden afgewezen. [naam bedrijf 2] heeft - aldus de verdediging - de feitelijke oplichting gepleegd. Uit de verklaring van getuige [naam 2] kan worden afgeleid dat kennelijk een verrekening heeft plaatsgevonden in die zin dat [naam slachtoffer 1] een aantal rekeningen van anderen projecten van [naam bedrijf 2] niet heeft betaald. Het heeft er derhalve alle schijn van dat [naam slachtoffer 1] haar vordering dubbel probeert te innen.
Hetzelfde kan worden gesteld met betrekking tot de post die betrekking heeft op [naam slachtoffer 12] . Getuige Op het [getuige] heeft verklaard dat uiteindelijk een gesprek heeft plaatsgevonden tussen hemzelf, de eigenaar van [naam slachtoffer 1] , [naam 8] , en de directeur van [naam slachtoffer 12] , waarbij een passende oplossing is gevonden: [naam slachtoffer 12] is een service-contract met [naam slachtoffer 1] overeengekomen voor het onderhoud van de airco en verwarming. Ook hier lijkt de schade van [naam slachtoffer 1] te zijn gecompenseerd.
Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de vordering wordt onderbouwd met facturen zonder enige uitleg. De bedragen wijken af van eerder gevorderde bedragen en toegelichte schadeposten zoals vermeld in het dossier. Het aanvullen van de gegevens zou betekenen dat de zaak moet worden aangehouden, hetgeen een onevenredige zware belasting voor de strafzaak zou betekenen.
De kosten die worden opgevoerd voor Hoffman bedrijfsrecherche zijn geen kosten als gevolg van rechtstreekse schade. Indien de kosten dienen te worden beschouwd als kosten die worden gevorderd op grond van artikel 6:96, tweede lid, onder c, WvSv geldt dat de benadeelde partij de redelijkheid van die kosten dient aan te tonen. Nu de vordering niet is onderbouwd met een urenspecificatie, kan de redelijkheid van die post niet worden getoetst. Ook om deze reden dient dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Benadeelde partij [aangever 1] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering. De vordering is ingediend namens [aangever 1] , terwijl uit het dossier blijkt dat de overeenkomst is aangegaan met [naam slachtoffer 3] . Uit het dossier blijkt dat de vordering van € 3.000,- zag op [naam slachtoffer 3] . Bij toewijzing van de vordering aan [aangever 1] bestaat de kans dat verdachte niet bevrijdend kan betalen.
Primair dient [aangever 2] of [naam bedrijf 7] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering. [aangever 2] is niet gemachtigd en het lijkt om een ander bedrijf te gaan.
Subsidiair dient de vordering in redelijkheid te worden gematigd omdat ongeveer de helft van de werkzaamheden door verdachte is verricht.
03/326870-21
Met betrekking tot de oplichting van [naam slachtoffer 10] heeft de verdediging vrijspraak bepleit, hetgeen ertoe leidt dat deze als benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
03/316185-20
[naam slachtoffer 1]
Mr. Philipsen heeft ter terechtzitting van 14 november 2023 een nadere toelichting gegeven op de vordering van benadeelde partij [naam slachtoffer 1] . Hieruit is onder andere gebleken dat een aantal posten onjuist was opgevoerd.
De post ‘privé werkzaamheden [verdachte] ’ heeft [naam slachtoffer 1] laten vallen. De gevorderde bedragen zijn verder zodanig gewijzigd dat het totaal te vorderen bedrag uiteindelijk € 74.609,05 bedraagt. Naar het oordeel van de rechtbank is de op zitting gegeven toelichting en aanzienlijke correctie op de aanvankelijk gevorderde bedragen weinig feitelijk onderbouwd en onduidelijk. Tevens bestaat onduidelijkheid over mogelijke verrekeningen die hebben plaatsgevonden waardoor (een deel van) de schade reeds zou zijn gecompenseerd.
Bovendien lijkt er sprake te zijn van beslaglegging die tot vermindering van de vordering heeft geleid. Er is echter ook onduidelijk gebleven waar die beslaglegging uit is voortgevloeid.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat onder proceskosten de onderzoekskosten van Hoffmann bedrijfsrecherche van 15 april 2016 voor een bedrag van € 61.898,27 worden gevorderd. Deze kosten, die kunnen worden aangemerkt als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, kunnen voor vergoeding in aanmerking komen als de kosten redelijk zijn en als het redelijkerwijs noodzakelijk is geweest deze kosten te maken. Het door [naam slachtoffer 1] overgelegde stuk met betrekking tot de kosten van Hoffmann bevat drie niet nader gespecificeerde kostenposten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze kosten onvoldoende gespecificeerd en kan daarmee geen oordeel worden gegeven over de redelijkheid van de hoogte van de gevorderde kosten. Voor de beoordeling of deze onderzoekskosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen, zou de strafzaak moeten worden aangehouden voor nader onderzoek. [naam slachtoffer 1] en mr. Philipsen hebben de behandeling ter terechtzitting verlaten voor het requisitoir en pleidooi, zodat de rechtbank ook niet in de gelegenheid werd gesteld om de naar aanleiding daarvan gerezen nadere vragen te stellen.
Aanhouding van de zaak ter beantwoording van nadere vragen zou ook daarom een onevenredige belasting van de onderhavige strafzaak opleveren.
De rechtbank zal [naam slachtoffer 1] dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
[aangever 1]
De rechtbank stelt vast dat het schadevergoedingsformulier is ingevuld en ondertekend door [aangever 1] . [aangever 1] heeft verzuimd een machtiging bij te voegen en/of een uittreksel uit de Kamer van Koophandel om te verifiëren dat hij gemachtigd is namens [naam slachtoffer 3] op te treden.
[aangever 1] is niet ter terechtzitting verschenen, zodat de rechtbank hem niet op dit verzuim heeft kunnen wijzen dan wel in de gelegenheid heeft kunnen stellen om dit te herstellen.
Gelet op de vaste rechtspraak van de Hoge Raad voert het te ver om de zaak aan te houden teneinde [aangever 1] in de gelegenheid te stellen alsnog een machtiging aan het dossier toe te voegen.
De rechtbank zal [aangever 1] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
[aangever 2] / [naam bedrijf 7]
Het schadevergoedingsformulier is ingevuld en ondertekend door [aangever 2] zonder dat een machtiging is bijgevoegd. Evenmin is [aangever 2] ter terechtzitting verschenen. Derhalve geldt om dezelfde reden als bij [aangever 1] dat de rechtbank niet in de gelegenheid is gesteld om te verifiëren of [aangever 2] gemachtigd is om een vordering tot schadevergoeding in te dienen namens ‘ [naam slachtoffer 4] ’. Bovendien heeft [aangever 2] op het schadevergoedingsformulier ingevuld te handelen als vertegenwoordiger van ‘ [naam bedrijf 7] ’ en een uittreksel van de Kamer van Koophandel nagezonden waaruit blijkt dat hij vennoot is van die vennootschap onder firma.
De rechtbank zal [aangever 2] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
03/326870-21
[naam 3]
De verdachte is vrijgesproken van het aan de vordering van [naam 3] gerelateerde feit 4 en heeft met betrekking tot feit 5 tot nietigheid van de dagvaarding geconcludeerd. De rechtbank zal [naam 3] dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
[naam 7] / [naam slachtoffer 10]
Uit de bewezenverklaring is afdoende naar voren gekomen dat verdachte de facturen voor het herstellen en plaatsen van airco’s onbetaald heeft gelaten. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de door de benadeelde partij opgevoerde posten.
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van materiële schade ter hoogte van € 2.687,41 dan ook toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Over het toegewezen bedrag zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Het immateriële deel van de schade is door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Voor de rechtbank is onduidelijk gebleven waar deze posten op zien.
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade niet ontvankelijk verklaren.
De vergoeding voor proceskosten ter hoogte van € 20,28 zal worden toegewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 55, 57, 63, 225, 310, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Nietigheid dagvaarding
-verklaart de dagvaarding voor zover betrekking hebbende op feit 5 van parketnummer
03/326870-21 nietig;
Vernietiging strafbeschikking
- vernietigt de in de zaak met parketnummer 03/212836-20 gegeven strafbeschikking d.d. 22 augustus 2020;

Vrijspraak

- spreekt de verdachte vrij van het onder 03/326870-21 onder 4 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van drie jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a. Verdachte meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland, Heerderweg 25 in Maastricht, 088-8041502. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
b. Verdachte werkt mee aan een intakegesprek bij een forensische polikliniek om te onderzoeken of een delictanalyse en eventuele vervolgbehandeling geïndiceerd is. Indien dit uit de intake naar voren komt, werkt verdachte hieraan mee.
c. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
d. Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk.
e. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Benadeelde partijen
03/316185-20
[naam slachtoffer 1]
  • verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
[aangever 1]
  • verklaart de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
[aangever 2] / [naam bedrijf 7]
  • verklaart de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
03/326870-21
[naam slachtoffer 8]
  • verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 8] niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
[naam 7]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [naam 7] van een bedrag van € 2.687,41 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 20,28, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering voor zover die ziet op immateriële schade;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[naam 7] van een bedrag van € 2.687,41 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 36 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • de verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter,
mr. R.C.A.M. Philippart en mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2023.
BIJLAGE I: De tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
03/212836-20 (ter terechtzitting van 14 november 2023 gevoegd)
hij op of omstreeks 22 augustus 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen
fittingen en/of ventielen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan Hornbach,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
03/316185-20 (ter terechtzitting van 7 december 2022 gevoegd)
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 december 2014
tot en met 27 juli 2015 te Maastricht en/of Eindhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam
en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 1] heeft bewogen tot de
afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van
gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te
weten (in totaal) 54.713,- Euro, in elk geval een hoeveelheid geld, immers heeft
verdachte valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
(telkens):
- een of meerdere valse facturen met fictieve geldbedragen opgemaakt en/of op
laten maken en/of verstuurd en/of laten versturen, te weten een factuur van [naam bedrijf 6]
d.d. 13 december 2014 (27.798,- Euro) aan [naam bedrijf 1] . (blz. 17)
en/of een factuur van [naam bedrijf 6] d.d. 1 juli 2015 (25.415,- Euro) aan
[naam bedrijf 2] (blz. 19) en/of (vervolgens)
- aan [naam 2] , zijnde directeur/eigenaar van voornoemde bedrijven [naam bedrijf 1]
. en/of [naam bedrijf 2] , opdracht gegeven tot het
doorbelasten van voornoemde geldbedragen aan [naam slachtoffer 1]
door (onder andere) het opstellen en versturen van (een) valse
(voorschot)factu(u)r(en) naar [naam slachtoffer 1] , waaronder een factuur d.d. 3 juni 2015 van
26.915,- Euro (blz. 210) en/of (vervolgens)
- ( daartoe) tegen voornoemde [naam 2] (onder andere) gezegd dat er nog
advieskosten van [naam 9] naar [naam slachtoffer 1] dienden te worden
doorbelast en/of dat [naam slachtoffer 1] niet wilde dat desbetreffende advieskosten van [naam 9]
zichtbaar zouden zijn in de administratie en/of dat hij, [naam 2] , bij een
volgend project werk gegund zou krijgen en/of (vervolgens)
- ( als directeur/bestuurder van [naam slachtoffer 1] ) voornoemde valse
fact(u)ur(en) en/of voorschotten en/of geldbedragen geaccordeerd en/of
opgenomen in de nacalculatie (blz. 191-192), aldus heeft verdachte gezorgd voor de
betaling/afgifte door [naam slachtoffer 1] van de bedragen van 26.915,- Euro
en/of 27.798,- Euro aan [naam bedrijf 1] . en/of [naam bedrijf 2]
en/of (vervolgens)
- door [naam 2] en/of [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] (een)
geldbedrag(en) van 27.798,- Euro (blz. 18) en/of 15.249,- Euro (blz. 22) en/of 10.166,-
Euro (blz. 21) (in totaal 53.213,- Euro) doen overboeken op de Belgische
bankrekening [rekeningnummer] ten name van [naam 4] , tot welke
bankrekening verdachte beschikking had;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 december 2014
tot en met 27 juli 2015 te Maastricht en/of Eindhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld, te weten (in totaal)
54.713,- Euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren)
verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke
dienstbetrekking van/als directeur/bestuurder bij [naam slachtoffer 1] ,
in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk
zich heeft/hebben toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 322 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub
1. Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 december 2014
tot en met 1 juli 2015 te Maastricht en/of Eindhoven, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs
van enig feit te dienen, te weten
- een factuur van [naam bedrijf 6] d.d. 13 december 2014 van 27.798,- Euro
gericht aan [naam bedrijf 1] . (blz. 17) en/of
- een factuur van [naam bedrijf 6] d.d. 1 juli 2015 van 25.415,- Euro gericht aan
[naam bedrijf 2] (blz. 19) en/of
- een factuur van [naam bedrijf 2] d.d. 3 juni 2015 van
26.915,- Euro gericht aan [naam slachtoffer 1] (blz. 210),
(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst door op die
factu(u)r(en) (een) bedrag(en) te factureren/vermelden voor
(advies)werkzaamheden, terwijl die werkzaamheden nimmer hebben
plaatsgevonden, (telkens) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
( art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 december 2014
tot en met 1 juli 2015 te Maastricht en/of Eindhoven, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) opzettelijk
valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, te weten
- een factuur van [naam bedrijf 6] d.d. 13 december 2014 van 27.798,- Euro
gericht aan [naam bedrijf 1] . (blz. 17) en/of
- een factuur van [naam bedrijf 6] d.d. 1 juli 2015 van 25.415,- Euro gericht aan
[naam bedrijf 2] (blz. 19) en/of
- een factuur van [naam bedrijf 2] d.d. 3 juni 2015 van
26.915,- Euro gericht aan [naam slachtoffer 1] (blz. 210),
(telkens) heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden
dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en
onvervalst;
( art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 januari 2014
tot en met 31 augustus 2015 te Maastricht en/of Eindhoven, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) geldbedrag(en) van
5.989,50 euro en/of 7.986,- euro en/of 5.989,50 euro ( [naam slachtoffer 12] , blz. 106) en/of een
geldbedrag van 1000,- euro ( [naam slachtoffer 14] , p. 104) en/of een geldbedrag van 5095,55
euro ( [naam slachtoffer 11] , p. 25) en/of een geldbedrag van 1353,- euro (Fam. [naam slachtoffer 13] , p. 108), in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam slachtoffer 1]
en/of [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) uit hoofde
van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als directeur/bestuurder van [naam slachtoffer 1]
, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
(telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 322 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2018
tot en met 15 juli 2019 te Maastricht, althans in Nederland, meermalen althans
eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen
van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een
schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten (in totaal) 8923,75 Euro,
althans een hoeveelheid geld, door:
- ( een) factu(u)r(en)/offerte(s) voor het installeren van een ventilatiesysteem uit te
brengen en/of
- voornoemde factu(u)r(en)/offerte(s) uit te brengen onder de bedrijfsna(a)m(en)
[naam bedrijf verdachte] en/of [naam bedrijf verdachte] , terwijl dat/die bedrijf/bedrijven nooit bestaan
heeft/hebben (volgens de KvK) en/of
- op die factu(u)r(en)/offerte(s) een KvK-nummer te vermelden dat behoorde bij het
bedrijf [naam bedrijf verdachte] , terwijl dat bedrijf op het moment van het
opmaken van de factuur reeds was uitgeschreven uit de KvK en/of
- op die fact(u)r(en)/offerte(s) onjuiste (bedrijfs)gegevens te vermelden, waaronder
het (bedrijfs)adres en/of
- kortingen te beloven/verlenen bij het voldoen van aanbetalingen en/of
- te vragen om een (snelle) volgende vooruitbetaling en daarbij te vermelden dat hij,
verdachte, de leverancier al betaald zou hebben en/of
- verdichtsels te vermelden als reden voor het niet (afdoende) uitvoeren van de
overeengekomen werkzaamheden;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 juni 2018 tot en
met 17 juni 2019 te Maastricht, althans in Nederland, meermalen althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] en/of
[naam slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of
het teniet doen van een inschuld, te weten (in totaal) 3890,25 Euro, in elk geval een
hoeveelheid geld, door:
- ( een) factu(u)r(en)/offerte(s) voor het reinigen/onderhoud van een
ventilatiesysteem uit te brengen en/of
- voornoemde factu(u)r(en)/offerte(s) uit te brengen onder de bedrijfsna(a)m(en)
[naam bedrijf verdachte] en/of [naam bedrijf verdachte] , terwijl dat/die
bedrijf/bedrijven nooit bestaan heeft/hebben (volgens de KvK) en/of
- op die fact(u)r(en)/offerte(s) onjuiste (bedrijfs)gegevens te vermelden, waaronder
het (bedrijfs)adres en/of
- afspraken te maken voor het plaatsen van een luchtbehandelingssysteem en/of
- een (aan)betaling van 3.000,- Euro in ontvangst te nemen voor een
luchtbehandelingskast en/of
- kortingen te beloven/verlenen bij het voldoen van aanbetalingen en/of
- verdichtsels te vermelden als reden voor het niet (afdoende) uitvoeren van de
overeengekomen werkzaamheden en/of leveringen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
6
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2018
tot en met 31 mei 2019 te Maastricht, althans in Nederland, meermalen althans
eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 2]
en/of [naam slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het
verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van
een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten (in totaal) 22.049,23
Euro, in elk geval een hoeveelheid geld, door:
- ( een) factu(u)r(en)/offerte(s) voor de verbouwing van een restaurant en/of
klimaatinstallatie uit te brengen en/of
- voornoemde factu(u)r(en)/offerte(s) onder de bedrijfsna(a)m(en) [naam bedrijf verdachte]
en/of [naam bedrijf verdachte] uit te brengen, terwijl dat/die bedrijf/bedrijven nooit bestaan
heeft/hebben (volgens de KvK) en/of
- op die factu(u)r(en)/offerte(s) een KvK-nummer te vermelden dat behoorde bij het
bedrijf [naam bedrijf verdachte] , terwijl dat bedrijf op het moment van het
opmaken van de factuur reeds was uitgeschreven uit de KvK en/of
- op die fact(u)r(en)/offertes onjuiste (bedrijfs)gegevens te vermelden, waaronder
het (bedrijfs)adres en/of
- kortingen te beloven/verlenen bij het voldoen van aanbetalingen en/of
- te vragen om een (snelle) volgende vooruitbetaling en (daarbij) te vermelden dat
hij, verdachte, de leverancier al betaald zou hebben en/of
- verdichtsels te vermelden als reden voor het niet (afdoende) uitvoeren van de
overeengekomen werkzaamheden;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
7
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 december 2018
tot en met 27 juni 2019 te Maastricht, althans in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst,
het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het
teniet doen van een inschuld, te weten het verrichten van werkzaamheden,
waaronder het aansluiten van drie airco's (ter waarde van (in totaal) (ongeveer)
907,- Euro), door
- die [naam slachtoffer 5] te vragen om hem, verdachte, te helpen met werkzaamheden/een klus
(zijnde het aansluiten van airco's bij [naam klant] , zijnde een klant van verdachte
[verdachte] ) en/of daarbij geen opdrachtbon op te maken noch bedrijfs- en/of
adresgegevens te verstrekken en/of
- met die [naam slachtoffer 5] af te spreken dat de factuur (ter hoogte van 907,- Euro excl. BTW) na
het uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden naar hem, verdachte, en/of
verdachtes bedrijf gestuurd zou worden en/of dat verdachte ter facturering de
benodigde gegevens zou doorgeven aan die [naam slachtoffer 5] en/of
- na het uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden geen adresgegevens
en/of bedrijfsgegevens en/of opdrachtbon aan die [naam slachtoffer 5] te geven en/of
(meermalen) niet te reageren op telefoontjes en/of berichtjes van die [naam slachtoffer 5] ,
waardoor die [naam slachtoffer 5] niet aan verdachte kon factureren en/of waardoor betaling door
verdachte uitbleef en/of
- verdichtsels te vermelden als reden voor het uitblijven van betaling van het
overeengekomen bedrag en/of de gegevens ter facturering;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
03/326870-21
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 februari 2020
tot en met 10 juni 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of
het teniet doen van een inschuld, te weten (in totaal) 10.821,74 euro, in elk geval een
hoeveelheid geld, door:
- een of meerdere aanbetaling(en) te factureren aan [naam slachtoffer 6] voor niet door
hem uitgevoerde werkzaamheden bij restaurant [naam restaurant] te Geleen en/of
- een of meerdere factuur/facturen uit te brengen onder de bedrijfsnaam [naam bedrijf verdachte]
en/of [naam bedrijf verdachte] en/of [naam bedrijf verdachte] , terwijl hij,
verdachte, niet werkzaam is (geweest) bij voornoemd bedrijf en/of
- op voornoemde factuur/facturen een KvK-nummer te vermelden dat behoorde bij
het bedrijf [naam bedrijf verdachte] en/of [naam bedrijf verdachte] en/of [naam bedrijf verdachte] ,
terwijl bij het opmaken/uitbrengen van de factuur dit bedrijf niet (meer) was
ingeschreven bij de KvK en/of
- op een of meerdere factuur/facturen onjuiste (bedrijfs)gegevens te vermelden,
waaronder het (bedrijfs)adres en/of
- te verzoeken/vragen om een vooruitbetaling en (daarbij) te vermelden dat hij,
verdachte, de werkzaamheden al zou hebben verricht en/of
- verdichtsels te vermelden als reden voor het verzoeken/vragen om een of
meerdere geldbedrag(en);
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 januari 2021
tot en met 15 maart 2021 te Middenbeemster, gemeente Beemster, althans in
Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of
het teniet doen van een inschuld, te weten (in totaal) 3.550,- euro, in elk geval een
hoeveelheid geld, door:
- afspraken te maken voor het plaatsen van sanitair en/of tegelwerk en/of
- een of meerdere (aan)betaling(en) in ontvangst te nemen voor de aanschaf
materialen en/of het verrichten van werkzaamheden en/of
- kortingen te beloven/verlenen bij het voldoen van aanbetalingen en/of
- verdichtsels te vermelden als reden voor het niet (afdoende) uitvoeren van de
overeengekomen werkzaamheden en/of leveringen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2020
tot en met 15 december 2020 te Landgraaf, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of
het teniet doen van een inschuld, te weten (in totaal) 3.396,- euro, in elk geval een
hoeveelheid geld, door:
- afspraken te maken voor het bestellen, leveren en/of plaatsen van sanitair en/of
pvc-vloer en/of kozijnen en/of elektra en/of CV en/of loodgieter-materialen en/of
- een of meerdere (aan)betaling(en) in ontvangst te nemen voor de aanschaf
materialen en/of het verrichten van werkzaamheden en/of
- kortingen te beloven/verlenen bij het voldoen van aanbetalingen en/of
- verdichtsels te vermelden als reden voor het niet (afdoende) uitvoeren van de
overeengekomen werkzaamheden en/of leveringen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 augustus 2021
tot en met 8 augustus 2021 te Heijenrath, gemeente Gulpen-Wittem, althans in
Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of
het teniet doen van een inschuld, te weten het een of meerdere dag(en)
verblijven/overnachten in [naam slachtoffer 9] ', door zich voor te doen als
een bonafide betalende klant van de voornoemde B&B;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2021 tot en met 23 september 2021 te
Heijenrath, gemeente Gulpen-Wittem, althans in Nederland
opzettelijk een sleutel van [naam slachtoffer 9] ', in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder
zich had, te weten door zich voor te doen als bonafide betalende gast/huurder van
voornoemde B&B, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht )
6
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 januari 2020
tot en met 18 februari 2020 te Stein en/of Klimmen en/of Geleen, althans in
Nederland, een geschrift dat bestemd was tot bewijs van enig feit te dienen, te
weten: een offerte van [naam bedrijf verdachte] d.d. 13
februari 2020 van 7.049,- euro gericht aan [naam 5]
(pagina 127), valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door:
- op die offerte een KvK-nummer te vermelden dat bij het opmaken/uitbrengen van
de offerte niet (meer) was ingeschreven bij de KvK en/of
- op die offerte onjuiste (bedrijfs)gegevens te vermelden, waaronder het
(bedrijfs)adres,
(telkens) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken;
( art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
7
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en
met 31 december 2021 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 7] en/of [naam slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van enig
goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het
aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het
verrichten van werkzaamheden bestaande uit het aansluiten van een airco en het
repareren van een airco (ter waarde van (in totaal) (ongeveer) 2687,41 euro), door
- die [naam 7] te vragen om werkzaamheden uit te voeren, namelijk een reparatie
van een airco en/of installatie van een airco en/of
- met die [naam 7] af te spreken dat de facturen (ter hoogte van 85,91 euro en 2601,50
euro) na het uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden aan hem,
verdachte, gestuurd zouden worden en/of daartoe adresgegevens op te geven en/of
- bij de ontvanger van de geplaatste airco (ter waarde van 2601,50 euro) de betaling
te innen en/of
- ( meermalen) na de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden te zeggen
dat hij, verdachte, de rekeningen zou gaan betalen en/of had betaald en/of
- verdichtsels te vermelden als reden voor het uitblijven van de betaling van het
overeengekomen bedrag;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2020134443, gesloten d.d. 3 februari 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 12.
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummers PL2300-2016043717, -2019159875, -2019171726, -2019186650 en -2019170504, gesloten d.d. 28 januari 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 333.
3.Factuur van [naam slachtoffer 1] aan [naam slachtoffer 14] d.d. 12 oktober 2015.
4.Proces-verbaal van aangifte van [naam 1] d.d. 10 maart 2016, pag. 28.
5.Handgeschreven kwitantie d.d. 31 aug. 2015 voor betaling van € 1.000,-, pag. 180.
6.Bestelling bij Solid Air d.d. 16 juni 2014, pag. 167.
7.Factuurnummer 140350 d.d. 1 dec. 2014, pag. 170.
8.Mailwisseling tussen [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] , pag. 171.
9.Proces-verbaal van aangifte van [naam 1] d.d. 10 maart 2016, pag. 27.
10.Proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 5] d.d. 29 okt. 2019, pag. 96.
11.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2021149956 en -2021159058-Z, gesloten d.d. 19 februari 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 188.
12.Proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 6] d.d. 20 okt. 2020, pag. 88.
13.Overzicht online-bankieren periode 1 feb. 2020 tot en met 1 oktober 2020, pag. 91.
14.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 17 december 2021, pag. 106.
15.Calculatie verbouwing toiletten [naam bedrijf 5] van [naam bedrijf verdachte] , pag. 141 tot en met 146
16.Kwitantie d.d. 20 jan. 2021 betreffende een bedrag van € 2.550,-.
17.Opname Geldmaat d.d. 2 feb. 2021 betreffende een bedrag van € 1.000,-.
18.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 15 maart 2021, pag. 132 en 133
19.Koopovereenkomst woning d.d. 24 feb. 2021, pag. 150 tot en met 158.
20.Koopovereenkomst van aandelen van [naam notariskantoor] , pag. 147.
21.Doorgestuurd bericht d.d. 4 maart 2021, pag. 148 en 149.
22.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 19 dec. 2021, pag. 138 en 139.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 dec. 2021, pag. 85 en 86.
24.Transactie naar rekening [verdachte] d.d. 27 okt. 2020, pag. 76/II.
25.Transactie naar rekening [verdachte] d.d. 30 okt. 2020, pag. 77/III.
26.Transactie naar rekening [verdachte] d.d. 15 dec. 2020, pag. 78/IV.
27.Kwitantie d.d. 20 nov. 2020, pag. 79/V.
28.Overeenkomst d.d. 4 jan. 2021 tussen [verdachte] en [naam 6] , pag. 80/VI.
29.Proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 7] d.d. 24 maart 2021, pag. 70 tot en met 73.
30.Factuur [naam slachtoffer 10] d.d. 9 juli 2019, pag. 172.
31.Factuur [naam slachtoffer 10] d.d. 9 juli 2019, pag. 170.
32.Berichtenverkeer tussen [verdachte] en [naam 7] , pag. 180 tot en met 182.
33.Proces-verbaal van aangifte van [naam 7] d.d. 31 dec. 2021, pag. 167 tot en met 169.