ECLI:NL:RBLIM:2023:7204

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
C/03/321948 / HA ZA 23-401
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in internationaal geschil met forumkeuzebeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 6 december 2023 een vonnis gewezen in een incident over de bevoegdheid van de rechtbank. De eiser, wonende te [woonplaats 1], heeft een overeenkomst van aanneming van werk gesloten met AJM International BVBA, gevestigd in België, vertegenwoordigd door [gedaagde sub 2]. De eiser vordert een verklaring voor recht dat de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden en vordert schadevergoeding. De gedaagden hebben een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat de rechtbank niet bevoegd is vanwege een forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden van AJM. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen rechtsgeldig forumkeuzebeding tot stand is gekomen, omdat in de overeenkomst niet expliciet naar de algemene voorwaarden is verwezen en niet is aangetoond dat deze aan de eiser zijn medegedeeld. De rechtbank heeft zich bevoegd verklaard op basis van de consumentenbeschermende bepalingen van de Brussel I bis-Verordening, aangezien de eiser als consument kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de incidentele vordering van AJM en [gedaagde sub 2] afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van de eiser. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 17 januari 2024 voor het nemen van een conclusie van antwoord door de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/321948 / HA ZA 23-401
Vonnis in incident van 6 december 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J.J.M. Goumans,
tegen
1. de vennootschap naar Belgisch recht
AJM INTERNATIONAL BVBA,
gevestigd te Lanaken (België),
2.
[gedaagde sub 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. M. van Sintmaartensdijk.
Partijen zullen hierna [eiser] en AJM en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 juli 2023 met bijlagen 1 tot en met 16,,
  • de incidentele conclusie: exceptie van onbevoegdheid met bijlagen 1 tot en met 3,
  • de conclusie van antwoord in het incident met bijlagen 17 en 18.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
[eiser] en AJM, vertegenwoordigd door [gedaagde sub 2] , hebben op 10 mei 2022 een overeenkomst van aanneming van werk getiteld “Afnameovereenkomst project” (hierna: de overeenkomst) gesloten ten behoeve van de verbouwing (optopping / uitbreiding) van de woning van [eiser] , aan de [adres] te [woonplaats 1] .
2.2.
[eiser] en AJM zijn in de overeenkomst onder andere het volgende overeengekomen:
“(…)
Artikel 5 Algemene leveringsvoorwaarden
5.1
De Algemene leveringsvoorwaarden, die als masterplanning (bijlage E) bij deze overeenkomst zijn opgenomen, zijn van toepassing op deze overeenkomst. (…)
Artikel 10 Geschillenbeslechting
(…)
10.2
Indien het onmogelijk is gebleken een geschil op te lossen met behulp van mediation, waaronder zal zijn begrepen het geval waarin een partij per aangetekende brief aan de andere partij heeft laten weten het geschil niet door mediation te willen oplossen, zal dat geschil worden beslecht door de bevoegde Rechtbank, tenzij partijen zijn overeengekomen of overeenkomen dat een c.q. het geschil wordt beslecht door de Raad van Arbitrage voor de Bouw in Nederland.
Artikel 12 Bijlagen12.1 Van deze overeenkomst maken de volgende bijlagen onverbrekelijk deel uit:
(…)
e) Masterplanning(…)

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
In de hoofdzaak vordert [eiser] – samengevat – een verklaring voor recht dat de tussen AJM en [eiser] op 10 mei 2022 gesloten overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden, althans om deze te ontbinden, en AJM en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 162.605,23 en € 42.625,86 vermeerderd met wettelijke rente en tot betaling van schade nader op te maken bij staat.
3.2.
Aan zijn vorderingen legt [eiser] – samengevat – ten grondslag dat AJM is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk en hij hierdoor schade heeft geleden. [eiser] legt aan zijn vordering jegens [gedaagde sub 2] ten grondslag dat [gedaagde sub 2] als bestuurder van AJM een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt op grond waarvan hij aansprakelijk is voor de schade die hij lijdt.

4.Het geschil in incident

4.1.
AJM en [gedaagde sub 2] vorderen – kort gezegd – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen van [eiser] in de hoofdzaak kennis te nemen.
4.2.
Volgens AJM en [gedaagde sub 2] is op grond van artikel 8 van de leveringsvoorwaarden, die in artikel 5.1 van de overeenkomst van toepassing zijn verklaard, de rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Hasselt bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Dit forumkeuzebeding voldoet aan de vormvereisten van artikel 25 Brussel I bis-Verordening. De leveringsvoorwaarden zijn als bijlage e) bij de overeenkomst gevoegd en aan de facturen gehecht, aldus AJM en [gedaagde sub 2] . Voorts stellen AJM en [gedaagde sub 2] dat dezelfde algemene voorwaarden in een eerdere overeenkomst met [eiser] van toepassing zijn verklaard en ter hand zijn gesteld aan hem. Dit blijkt volgens hen uit de eerdere facturen uit 2021.
4.3.
[eiser] is van mening dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de tegen [gedaagde sub 2] ingestelde vorderingen. [gedaagde sub 2] is immers geen partij bij de overeenkomst tussen AJM en [eiser] . Ten aanzien van hem zijn bovendien geen gronden aangevoerd die tot onbevoegdheid zouden moeten leiden. Ten aanzien van AJM voert [eiser] aan dat de algemene leveringsvoorwaarden, die AJM in deze procedure heeft overgelegd, niet zijn overeengekomen in artikel 5.1 van de overeenkomst. In die bepaling wordt als algemene leveringsvoorwaarden verwezen naar de masterplanning (bijlage e). Uit die bijlage blijkt dat het een planning van de bouwtijd betreft. [eiser] wijst er verder op dat op facturen uit 2021 de vermelding staat: “
geschillen met een Klant/consument wordt beslecht door de rechtbank van woonplaats van de Klant/consument.” [eiser] merkt op dat hij als consument kan worden aangemerkt en om die reden de Nederlandse rechter bevoegd is.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
De internationale bevoegdheid van deze rechtbank moet worden beoordeeld aan de hand de bepalingen uit Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de verordening). Deze verordening is materieel van toepassing, omdat het een burgerlijke- of handelszaak in de zin van artikel 1 Brussel betreft, namelijk verbintenissen uit een overeenkomst en onrechtmatige daad. Formeel is de verordening van toepassing omdat AJM en [gedaagde sub 2] gevestigd althans woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, te weten België (artikel 4 lid 1 Brussel I bis-Verordening). Temporeel is de verordening van toepassing, omdat de rechtsvordering in deze zaak is ingesteld na 10 januari 2015 (artikel 66 Brussel I bis-Verordening).
Verhouding [eiser] -AJM
5.2.
Tussen de rechtsmachtregels van de Brussel I bis-Verordening bestaat een onderlinge rangorde. Die rangorde leidt ertoe dat in deze zaak eerst getoetst dient te worden aan artikel 25 van de verordening. Voor het aannemen van een forumkeuzebeding als bedoeld in dit artikel is overeenstemming tussen partijen vereist. Dat betekent dat partijen daadwerkelijke, duidelijk en nauwkeurig tot uitdrukking komende wilsovereenstemming moeten hebben bereikt over de forumkeuze. Deze wilsovereenstemming moet voldoen aan de strikt uit te leggen vormvoorschriften van artikel 25 van de verordening.
5.3.
In het geval, zoals in onderhavige procedure, waarin het forumkeuzebeding is vastgelegd in algemene voorwaarden, heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat een dergelijk beding geldig is wanneer in de tekst zelf van de door beide partijen ondertekende overeenkomst uitdrukkelijk wordt verwezen naar de algemene voorwaarden die dit beding bevatten. Dit geldt echter alleen bij een uitdrukkelijke verwijzing die door een partij bij betrachting van een normale zorgvuldigheid kan worden nagegaan en wanneer vast staat dat de algemene voorwaarden, met daarin het forumkeuzebeding, daadwerkelijk aan de andere contractspartij zijn meegedeeld (HvJ EU, 7 juli 2016, ECLI:C:2016:525, (Höszig/ Alstom).
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten zoals hiervoor omschreven. In de tekst van overeenkomst is niet uitdrukkelijk verwezen naar het forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden van AJM. Verder geldt dat in artikel 5 van de overeenkomst weliswaar de terminologie “algemene leveringsvoorwaarden” wordt gehanteerd, maar expliciet wordt vermeld dat deze als “masterplanning” in bijlage E van de overeenkomst zijn opgenomen. Nergens in de overeenkomst is verwezen naar die algemene leveringsvoorwaarden. AJM heeft nagelaten alle bijlagen bij de overeenkomst over te leggen. Bij de dagvaarding is een ‘masterplanning’ overgelegd. De rechtbank gaat er vanuit dat dit bijlage e) betreft. De masterplanning bevat geen leveringsvoorwaarden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat AJM niet aangetoond heeft dat de algemene leveringsvoorwaarden van AJM daadwerkelijk bij de overeenkomst zijn gevoegd en aan [eiser] zijn medegedeeld. Er is dan ook niet voldaan aan artikel 25 lid 1 onder a) van de verordening.
5.5.
De facturen van AJM aan [eiser] uit 2021 brengen hierin geen verandering nu immers die facturen vermelden dat voor [eiser] als klant-consument de geschillen worden beslecht door de rechtbank van zijn woonplaats, te [woonplaats 1] . Er is niet gebleken dat voldaan is aan de vereisen van artikel 25 lid 1 onder b) van de verordening (een tussen partijen gebruikelijke handelwijze) of aan de vereisten van artikel 25 lid 1 onder c) van de verordening (totstandkoming van een forumkeuze op een wijze die in de branche gebruikelijk is). De rechtbank concludeert dan ook dat er tussen [eiser] en AJM geen rechtsgeldig forumkeuzebeding tot stand is gekomen.
5.6.
Nu [eiser] heeft aangevoerd dat hij als consument heeft gehandeld, zal beoordeeld worden of de consumentenbeschermende bepalingen van artikelen 17 e.v. van de verordening van toepassing zijn.
5.7.
Artikel 17 lid 1 van de verordening is van toepassing wanneer voldaan is aan de cumulatieve voorwaarden dat (i) één van de contractanten een consument is, die handelt in een kader dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, (ii) er daadwerkelijk een overeenkomst is gesloten tussen deze consument en een bedrijfs- of beroepsmatig handelende persoon, en (iii) deze overeenkomst onder één van de in artikel 17 lid 1 Brussel I bis-Verordening onder a), b) en c) bedoelde categorieën valt.
5.8.
Volgens vaste rechtspraak (Shearson Lehman Hutton HvJ 19 januari 1993, C-89, Benincasa HvJ EG 3 juli 1997, nr. C-296/95) moet het begrip consument restrictief en negatief worden uitgelegd; het moet een natuurlijk persoon betreffen en betrekking hebben op een niet bedrijfs- of beroepsmatig handelende particuliere eindverbruiker. Om te bepalen of een persoon de hoedanigheid heeft van consument moet aansluiting worden gezocht bij de positie van deze persoon in een bepaalde overeenkomst en rekening worden gehouden met de aard en het doel van deze overeenkomst. Daarom vallen alleen overeenkomsten die worden gesloten om te voorzien in de consumptiebehoeften van een persoon als particulier onder de bepalingen ter bescherming van de consument, die als de economisch zwakkere partij wordt beschouwd.
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat voldaan is aan de voorwaarden van artikel 17 Brussel I bis-Verordening. Nu [eiser] en AJM de verbouwing van het woonhuis van [eiser] zijn overeengekomen met een aanneemsom inclusief btw, heeft [eiser] gehandeld als consument. Daarmee is voldaan aan voorwaarde onder (i). Dat er tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk is gesloten, staat niet ter discussie. Aan de voorwaarde onder (ii) is daarmee ook voldaan. Verder blijkt uit de overgelegde facturen van AJM dat haar telefoonnummer met een internationaal kengetal wordt weergegeven en de facturen zijn ook (deels) in het Engels geformuleerd. De rechtbank constateert op basis hiervan dat AJM zich niet alleen op België, maar in ieder geval ook op de haar omringende landen, waaronder Nederland, richt. Gelet hierop en op het feit dat de overeenkomst die AJM met [eiser] heeft gesloten onder deze activiteiten valt, is ook aan de voorwaarde onder (iii) voldaan.
5.10.
Nu aan artikel 17 lid 1 van de verordening voldaan is, volgt uit artikel 18 lid 1 van deze verordening dat de consument ( [eiser] ) de rechtsvordering kan instellen voor het gerecht van de woonplaats van de consument. Nu [eiser] woonachtig is in Nederland, betekent dit dat hij de procedure tegen AJM voor de Nederlandse rechter aanhangig kan maken. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat de uitzonderingsgevallen in artikel 19 Brussel I bis-Verordening in onderhavige procedure niet van toepassing zijn.
5.11.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen die [eiser] ingesteld heeft tegen AJM.
Verhouding [eiser] - [gedaagde sub 2]
5.12.
Ten aanzien van de jegens [gedaagde sub 2] ingestelde vorderingen, die zijn gegrond op een door [gedaagde sub 2] gepleegde onrechtmatige daad, overweegt de rechtbank als volgt. Uit artikel 7 lid 2 van de verordening volgt dat ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad bevoegd is de rechter van de plaats waar het schade toebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen; dit kan zowel de plaats zijn waar de schade is ingetreden als de plaats van de gebeurtenis die met de schade in een oorzakelijk verband staat. (HvJEU 30 november 1976, nr. 21/76, ECLI:EU:C:1976:166 (Kalimijnen) en HvJEU 5 juni 2014, C360/12, EU:C:2014:1318, (Coty Germany)).
5.13.
De eisende partij heeft de keuze of hij de verwerende partij(en) oproept voor de rechter van de plaats waar de schade is ingetreden, dan wel voor de rechter van de plaats van de veroorzakende gebeurtenis die aan de schade ten grondslag ligt.
5.14.
Nu [eiser] aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd dat hij schade heeft geleden ten aanzien zijn woning, gelegen in [woonplaats 1] , en daarnaast ook schade heeft geleden door gederfd woongenot, is de rechtbank van oordeel dat de plaats waar de schade is ingetreden [woonplaats 1] is. Gelet hierop is de Nederlandse rechter bevoegd.
Slotsom
5.15.
Omdat de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen die [eiser] ingesteld heeft tegen AJM en [gedaagde sub 2] , zal de incidentele vordering van AJM en [gedaagde sub 2] worden afgewezen.
5.16.
AJM en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld, die begroot worden op € 598,00 (1 punt x tarief II).
In de hoofdzaak
5.17.
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol van 17 januari 2024 voor het nemen van een conclusie van antwoord door AJM en [gedaagde sub 2] .
5.18.
In afwachting daarvan houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt AJM en [gedaagde sub 2] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 598,00,
in de hoofdzaak6.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 januari 2024voor conclusie van antwoord,
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op
6 december 2023.
type: FL