ECLI:NL:RBLIM:2023:7193

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
C/03/319463 / HA ZA 23-278
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident over bevoegdheid rechtbank en arbitrageovereenkomst in huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een incident waarin de bevoegdheid van de rechtbank ter discussie staat. De eiser, [eiser], en de gedaagde, [gedaagde], zijn gehuwd geweest en hebben een vennootschap onder firma opgericht. Na hun echtscheiding is de goederengemeenschap ontbonden, maar nog niet verdeeld. De eiser vordert de verkoop van onroerende zaken die tot de huwelijksgoederengemeenschap behoren, terwijl de gedaagde in reconventie de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de vennootschap onder firma vordert. De eiser stelt dat de rechtbank onbevoegd is omdat er een arbitrageovereenkomst zou bestaan, die volgens hem in het vennootschapscontract is opgenomen. De gedaagde betwist het bestaan van deze overeenkomst en stelt dat deze nooit door haar is ondertekend. De rechtbank oordeelt dat, indien de overeenkomst tot arbitrage wordt betwist, deze moet worden bewezen met een schriftelijk document. De rechtbank beveelt de eiser om het originele vennootschapscontract in depot te brengen, zodat verdere bewijslevering kan plaatsvinden. De zaak is aangehouden voor deponering van het contract en verdere mondelinge behandeling is gepland.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/319463 / HA ZA 23-278
Vonnis in incident bij vervroeging van 29 november 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident in reconventie,
advocaat mr. J.L.E. Marchal te Maastricht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident in reconventie,
advocaat mr. A.F.G. Bergmans-Jeurissen te Sittard.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 juni 2023 met productie 1,
  • de conclusie van antwoord, tevens van eis in reconventie, met producties 1 t/m 17,
  • de akte in conventie, exceptie van onbevoegdheid in reconventie, conclusie van antwoord in reconventie, met producties 2 t/m 10,
  • het antwoord in het incident,
  • de akte in het incident in reconventie van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De relevante feiten in het incident

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn op 5 juni 1984 te Maastricht gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.
2.2.
Bij beschikking van 29 december 2017 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 20 april 2018 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Maastricht.
2.3.
De goederengemeenschap is ontbonden, maar (tot op heden) niet verdeeld.
2.4.
Partijen zijn vennoten van de vennootschap onder firma [naam VOF]
2.5.
Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoorden onder andere de onroerende zaken gelegen te [plaats] , aan de [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] . Nummer [adres 1] betreft de voormalige echtelijke woning, nummer [adres 2] betreft een loods. Vanuit de onroerende zaak met nummer [adres 3] exploiteert de vof van partijen een Bed and Breakfast (hierna: B&B).
2.6.
Het (economisch) eigendom van de loods en de B&B is door partijen ingebracht in de vof.

3.Het geschil

In de hoofdzaak

In conventie
3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover de wet toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
bepaalt dat de onroerende zaken staande en gelegen aan de [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] te [plaats] , kadastraal bekend als [plaats] , groot 873 m2 , zullen worden verkocht middels een door de rechtbank te benoemen makelaar/taxateur, tegen een door deze makelaar/taxateur te bepalen koopprijs;
de makelaar/taxateur benoemt die belast zal zijn met de verkoop van de hiervoor bedoelde onroerende zaken, tegen een door deze makelaar/taxateur te bepalen verkoopprijs;
de verdeling van de netto-opbrengst van die onroerende zaken gelast.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
In reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de verdeling van de tussen [eiser] en de [gedaagde] bestaande (ontbonden) huwelijksgoederengemeenschap vaststelt, zo nodig na het gelasten van deskundigenrapporten, alsmede zo nodig met bepaling dat [gedaagde] de aan haar toekomende bedragen mag verrekenen met de aan [eiser] toekomende bedragen, conform punt 25 t/m 76 van de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, althans een zodanige verdeling zoals partijen in onderling overleg zijn overeengekomen, althans een zodanige verdeling die de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
bij wijze van voorwaardelijk verzoek, voor het geval partijen het niet eens worden over de peildatum en de verdeling van de vof, [naam VOF] zo verdeelt als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren,
[eiser] veroordeelt in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.4.
[eiser] voert verweer.
In het incident
3.5.
[eiser] concludeert tot onbevoegdheid van de rechtbank ter zake de voorwaardelijke vordering van [gedaagde] in reconventie tot verdeling van [naam VOF]
3.6.
[eiser] legt aan die conclusie ten grondslag dat in artikel 18 van het vennootschapscontract (productie 9 bij akte in conventie, exceptie van onbevoegdheid in reconventie van [eiser] ) is bepaald dat alle geschillen alleen en uitsluitend zullen worden beslist door drie arbiters. De rechtbank is daarom niet bevoegd kennis te nemen van de (voorwaardelijke) vordering in reconventie van [gedaagde] en zal zich ter zake derhalve onbevoegd dienen te verklaren, aldus [eiser] .
3.7.
[gedaagde] voert verweer en stelt primair dat het vennootschapscontract waar [eiser] zich op beroept nooit tussen partijen tot stand is gekomen. Zij heeft dit contract nooit getekend. [gedaagde] betwist dat de handtekening op het vennootschapscontract van haar is. Subsidiair stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat het – gelet op de aard van de zaak en de hoge kosten van arbitrage – in strijd is met de redelijkheid en billijkheid dat zij verplicht wordt het geschil aan drie arbiters voor te leggen. [eiser] heeft geen belang bij de gevorderde onbevoegdheid.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1022 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verklaart de rechter, bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, zich onbevoegd, indien een partij zich voor alle weren op het bestaan van deze overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is.
4.2.
De overeenkomst tot arbitrage – in onderhavige zaak neergelegd in artikel 18 van het vennootschapscontract – zal, als die overeenkomst wordt betwist, moeten worden bewezen met een geschrift (artikel 1021 Rv). Indien de rechtbank tot de conclusie komt dat een overeenkomst tot arbitrage tussen partijen bestaat, zal hij zich onbevoegd moeten verklaren, tenzij de overeenkomst tot arbitrage ongeldig is.
4.3.
Gelet op de betwisting aan de zijde van [gedaagde] van het bestaan, althans het (daadwerkelijk) zijn overeengekomen, van de overeenkomst tot arbitrage in het vennootschapscontract, waaruit de onbevoegdheid van de rechtbank Limburg zou voortvloeien, dient gelet op het bovenstaande het bestaan van de overeenkomst tot arbitrage te worden beoordeeld. De rechtbank zal daarom op grond van artikel 22 Rv [eiser] bevelen het originele vennootschapscontract (voorzien van originele handtekeningen) in depot te brengen bij de rechtbank, zodat daarna – indien nodig – verdere bewijslevering kan plaatsvinden.
4.4.
De rechtbank zal de zaak (in het incident) verwijzen naar de rol van
13 december 2023voor deponering van het originele vennootschapscontract door [eiser] . Voor deze proceshandeling zal
geen uitstelworden verleend. Het incident zal dan ter reeds geplande mondelinge behandeling aan de orde komen. In afwachting daarvan, alsmede (mogelijk) nadere bewijslevering, zal iedere verdere beslissing in het incident worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident in reconventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
13 december 2023voor deponering door [eiser] als hiervoor in 4.4 bepaald,
5.2.
bepaalt dat het incident voor het overige mondeling behandeld zal worden, gelijktijdig met de hoofdzaak,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de hoofdzaak
5.4.
verstaat dat in de hoofdzaak een mondelinge behandeling staat gepland op
26 februari 2024 van 09:30 tot 13:30 uur.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Driever en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023. [1]

Voetnoten

1.type: RJ