Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verdere verloop van de procedure
- het vonnis in het incident van 2 december 2022;
- de akte indiening aanvullende producties van [gedaagde] van 13 april 2023, met producties 30 t/m 33;
- de depotakte van [eiseres] van 12 juni 2023;
- de akte tot het in het geding brengen van producties van [gedaagde] van 24 juli 2023, met producties 15 t/m 25;
- de bij e-mail van 19 juli 2023 door [gedaagde] in het geding gebrachte producties 34 t/m 37;
- de bij e-mail van 17 augustus 2023 door [gedaagde] in het geding gebrachte producties 38 t/m 40;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 augustus 2023.
2.De verdere beoordeling
ingebrachtin de nalatenschap van moeder, maar of [gedaagde] dit bedrag is verschuldigd aan (de nalatenschap van) moeder, omdat dit door [gedaagde] van moeder is geleend en nog niet is terugbetaald, of dat dit bedrag door moeder aan [gedaagde] is geschonken. De rechtbank begrijpt de vordering aldus dat [eiseres] vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat [gedaagde] een bedrag van € 99.882,-- aan de nalatenschap van moeder is verschuldigd.
De overboeking van 14 augustus 2019 door moeder aan [gedaagde] van een bedrag van € 532,92.
De overboeking van 14 september 2019 door moeder aan [gedaagde] van een bedrag van € 11.250,--.
De overboeking van 29 september 2019 door moeder aan [gedaagde] van een bedrag van € 31.100,--.
De overboeking van 30 september 2019 door moeder aan [gedaagde] van een bedrag van € 1.000,--.
De overboeking van 18 februari 2020 door moeder aan [gedaagde] van een bedrag van € 3.000,--.
De overboeking van 11 juli 2020 door moeder aan [gedaagde] van een bedrag van € 2.000,--.