ECLI:NL:RBLIM:2023:7183

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
C/03/311789 / HA ZA 22-530
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid en geschil tussen buren over gebruik van paden

In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, hebben buren een geschil over erfdienstbaarheden en het gebruik van paden. De eisers in conventie, bestaande uit meerdere partijen, vorderen dat de rechtbank hen het recht van overpad toekent over een betegelde strook grond aan de achterzijde van hun woningen. Dit recht zou zijn ontstaan door bevrijdende verjaring, omdat zij al lange tijd gebruik maken van het pad. De gedaagden in conventie, ook bestaande uit meerdere partijen, verzetten zich hiertegen en stellen dat er geen recht van overpad is ontstaan. De rechtbank onderzoekt de feiten en de juridische basis van de vorderingen, waarbij zij verwijst naar de notariële akte van 1970 waarin de erfdienstbaarheid is vastgelegd. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van ondubbelzinnig bezit en dat de vorderingen van de eisers in conventie worden afgewezen. In reconventie vordert een van de gedaagden dat de eisers een schutting verwijderen die de erfdienstbaarheid belemmert. Ook deze vordering wordt afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat de vordering is verjaard. De rechtbank wijst de kosten van het geding toe aan de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/311789 / HA ZA 22-530
Vonnis bij vervroeging van 15 november 2023
in de zaak van

1.[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] ,

2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2],
3.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3],
4.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 4],
allen wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna samen (in vrouwelijk enkelvoud) te noemen: [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ,
advocaat: mr. R.A. Wijnands,
tegen

1.[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ,

2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie
hierna samen (in mannelijk enkelvoud) te noemen: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,
advocaat: mr. J.J.M. Goumans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 februari 2023
  • de conclusie van antwoord in reconventie van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]
  • de akte overlegging producties 3 en 4 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
  • het formulier B8 (inzending stukken) met producties 5 tot en met 7 van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]
  • het proces-verbaal van descente en aansluitende mondelinge behandeling van
18 september 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren. De woningen van partijen vormen een onderdeel van een blok met in totaal zes woningen aan de [adres 1] tot en met [adres 2] in [woonplaats] .
2.1.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] zijn sinds 1 juli 2021 eigenaar van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] (kadastraal bekend [kadasternummer 1] , ontstaan uit nummer [kadasternummer 2] , ontstaan uit nummer [kadasternummer 3] , onderdeel van productie 4 [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ).
2.1.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 4] zijn sinds 6 juli 2011 eigenaar van de woning aan de [adres 3] .
2.1.3.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] is sinds 21 mei 2010 eigenaar van de woning aan [adres 4] .
2.1.4.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] is sinds 17 april 2008 eigenaar van de woning aan [adres 5] . Voordien, vanaf 1982, heeft zij als huurder in de woning gewoond. De Stichting Woonmaatschappij Zo Wonen was toen eigenaar van de woning.
2.2.
De woningen [adres 1] , [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] en [adres 2] zijn geschakelde woningen. De woningen [adres 1] en nr. [adres 2] zijn hoekwoningen, waartussen de woningen nrs. [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] en [adres 6] (geen partij in deze zaak) liggen.
Op bovenstaande luchtfoto (bron: google maps) is (bij de - overigens in deze zaak niet van toepassing zijnde - aanduiding [naam 1] ) zichtbaar het perceel [adres 1] met aan de linkerzijde langs de woning het betegelde pad (hierna: het zijpad). De inmiddels afgebroken berging aan de achterzijde van de woning van [adres 1] is op de foto nog zichtbaar. Het perceel loopt door tot de bomenrij/groene heg aan de achterzijde van het perceel. In het midden is een pad zichtbaar (bij de gele pijl) dat de tuinen van de percelen [adres 1] , [adres 3] en [adres 4] als het ware in tweeën splitst. Dit pad zal hierna worden aangeduid als het middenpad. Om bij hun respectievelijke garage (nr. [adres 3] ), parkeerplek (nr. [adres 4] ) en schuttingsdeur (nr. [adres 5] ) te geraken, komen en gaan de eigenaren/bewoners van percelen [adres 3] , [adres 4] en [adres 5] te voet, met de fiets en/of met de auto over het zijpad van [adres 1] en het middenpad achter de percelen.
2.3.
Bij notariële akte van 25 februari 1970 is voor dit woonblok een erfdienstbaarheid
gevestigd. In de akte staat dienaangaande het volgende:

(...) 13. Bij deze worden - voorzover niet reeds gevestigd - te eeuwigen dage en om niet gevestigd de navolgende erfdienstbaarheden:
a.
ten behoeve en ten laste van het bij deze akte verkochte gedeelte van het kadastraal perceel nummer [kadasternummer 2] en ten laste en ten behoeve van het resterend gedeelte van dat kadastraal perceel, alsmede ten behoeve van het bij deze verkochte gedeelte van het kadastrale perceel nummer [kadasternummer 2] en ten laste van het kadastrale perceel nummer [kadasternummer 4] diezelfde Sectie en Gemeente,
de erfdienstbaarheid van voetpad om te komen van- en te gaan naar de [straatnaam] , naar- en van de respectieve woningen, behorende tot het blok van zes woningen, waarvan de bij deze verkochte woning deel uit maakt, over het ter plaatse aanwezige voetpad achterlangs en aan weerszijden van laatstgemeld blok. (...)
14. Het onderhoud van de sub 13 a bedoelde voetpaden en de ter plaatse aanwezige heggen, (...) is voor rekening van degenen, die daarvan krachtens eigendom of zakelijk recht het gebruik hebben. (...)
2.4.
In de afzonderlijke leveringsakten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 4] , [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] (productie 1 dagvaarding) wordt verwezen naar de erfdienstbaarheid van voetpad, zoals gevestigd bij akte in 1970:

(...) 13. Partijen verwijzen te dezen naar gemelde akte van transport overgeschreven in deel 2781 nummer 61 waarbij werden gevestigd:
a. de erfdienstbaarheid van voetpad om te komen en te gaan naar de [straatnaam] . (...)
14. Het onderhoud van het sub 13a. bedoeld voetpad (...) is voor rekening van degenen[e], die daarvan krachtens eigendom of zakelijk recht het gebruik hebben. (...)
2.5.
In het ‘Resultaat van onderzoek naar erfdienstbaarheden’ van het Kadaster van
29 juli 2021 (onderdeel productie 4 bij dagvaarding) staat:

(…) De bewaarder van het kadaster en de openbare registers verklaart dat op verzoek van de aanvrager onderzoek in de openbare registers is gedaan naar inschrijvingen waarin mogelijk erfdienstbaarheden ontstaan of teniet gaan (tot stand komen of vervallen) ten laste van het perceel kadastraal bekend [kadasternummer 5] , inzake de periode van 27 juli 2021 tot en met 1 oktober 1838 (…).
Gebleken is dat in genoemde inschrijvingen de volgende tekst voorkomt die mogelijk de gevraagde
erfdienstbaarheden betreft:
Akte ingeschreven te Maastricht op 26 Februari 1970 in deel 2781 nr. 61 (verleden op 25 Februari 1970 voor notaris H.A.M. Mesters ter standplaats [woonplaats] ):
“13. Bij deze worden - voorzover niet reeds gevestigd - te eeuwigen dage en om niet gevestigd de navolgende erfdienstbaarheden:
a. ten behoeve en ten laste van het bij deze akte verkochte gedeelte van het kadastrale perceel nummer [kadasternummer 2] en ten laste en ten behoeve van het resterend gedeelte van dat kadastrale perceel, alsmede ten behoeve van het bij deze verkochte gedeelte van het kadastrale perceel nummer [kadasternummer 2] en ten laste van het kadastrale perceel [kadasternummer 4] dierzelfde Sectie en Gemeente, de erfdienstbaarheid van voetpad om te komen van- en te gaan naar de [straatnaam] , naar- en van de respectieve woningen, behorende tot het blok van zes woningen, waarvan de bij deze verkochte woning deel uit maakt, over het ter plaatse aanwezige voetpad achterlangs en aan weerszijden van laatstgemeld blok. (…)
2.6.
Bij brief van 26 september 2022 (productie 3 [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ) heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] - kort gezegd - laten weten dat zij vernomen heeft dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op eigen houtje de reeds geldende erfdienstbaarheid wenst te wijzigen vanwege zijn plan om zijn tuin uit te breiden. Zij vreest dat de toegang tot de parkeerplaatsen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] afgesloten worden en enkel een voetpad resteert. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt gesommeerd de door hem geplande werkzaamheden te staken.
2.7.
In reactie op voornoemde brief heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij brief van 3 oktober 2022 (productie 3 [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ) aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] - kort gezegd - laten weten verder te willen gaan met de door hem geplande aanbouw aan zijn woning.
2.8.
Tussen partijen is vervolgens een geschil ontstaan over de inhoud van de erfdienstbaarheid, in het bijzonder met betrekking tot het dienende erf van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is een kortgedingprocedure gestart tegen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat geleid heeft tot het vonnis van 22 november 2022 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht (zaaknummer: C/03/310870 / KG ZA 22-406), waarin de vorderingen zowel in conventie als in reconventie zijn afgewezen wegens - kort gezegd - het ontbreken van een spoedeisend belang (productie 5 [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ).
2.9.
Tijdens de kortgedingprocedure is het partijen gebleken dat de erfdienstbaarheid die is gevestigd in 1970 niet rust op het middenpad.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert - na wijziging van eis - dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. voor recht verklaart dat ten aanzien van de betegelde strook grond aan de achterzijde van de woningen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een recht van overpad is ontstaan bij wijze van bevrijdende verjaring ex artikel 3:105 BW jo. 3:306 BW in die zin dat deze mag worden betreden met autovoertuigen om de garages aan de achterkant van de percelen [adres 1] tot en met [adres 5] te kunnen bereiken nu de termijn van twintig jaren ruimschoots is verstreken, waardoor de reeds bestaande erfdienstbaarheid gevestigd op het pad naast de woning van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dient te worden uitgebreid op basis van diezelfde verjaring en de akte van erfdienstbaarheid op dit punt dient te worden gewijzigd, in die zin dat het gebruik van dat pad met een auto door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wordt toegestaan,
subsidiair
2. voor recht verklaart dat ten aanzien van de betegelde strook grond aan de achterzijde van de woningen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een recht van overpad is ontstaan bij wijze van verkrijgende verjaring ex artikel 3:99 BW in die zin dat deze mag worden betreden met autovoertuigen om de garages aan de achterkant van de percelen [adres 1] tot en met [adres 5] te kunnen bereiken nu de termijn van tien jaren ruimschoots is verstreken, waardoor de reeds bestaande erfdienstbaarheid gevestigd op het pad naast de woning van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dient te worden uitgebreid op basis van diezelfde verjaring en de akte van erfdienstbaarheid op dit punt dient te worden gewijzigd, in die zin dat het gebruik van dat pad met een auto door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wordt toegestaan,
zowel primair als subsidiair
3. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt in de kosten van dit geding, inclusief de nakosten.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar te verklaren bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat:
a. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] veroordeelt om de door haar geplaatste schuttingen of afscheidingen waardoor
de erfdienstbaarheid van voetpad op haar erf niet kan worden uitgeoefend weg te
nemen en weg te houden,
voor recht verklaart dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aansprakelijk is voor de schade die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] lijdt door de gestegen bouwkosten in afwachting van de uitspraak van deze procedure en om deze schade aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te vergoeden, welke schade nader zal dienen te worden opgemaakt bij staat en te worden vereffend als volgens de wet,
kosten rechtens.
3.5.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank deze in het onderstaande in onderling verband beoordelen.
uitgangspunten
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft erkend dat, zoals in de notariële akte uit 1970 staat, de gevestigde erfdienstbaarheid een
voetpad (onderstreping door de rechtbank) betreft.
4.3.
In de akte van 1970 is de breedte van het voetpad niet omschreven of nader gespecificeerd. Dit doet niet af aan het feit dat een voetpad naar zijn aard niet bedoeld is om met een auto overheen te rijden.
4.4.
De rechtbank stelt (onder verwijzing naar rov. 2.3.) vast dat in de akte van 1970 staat dat het voetpad
achterlangsen aan
weerszijden(onderstrepingen door de rechtbank) van het woonblok ter plaatse aanwezig is. De rechtbank leidt hieruit af dat het voetpad via de zijkanten van resp. [adres 1] en nr. [adres 2] langs de achterzijde van de betreffende tussenliggende percelen liep althans zou moeten lopen, kortom in een omgekeerde U-vorm. Dat betekent dat het voetpad dus
nietover het middenpad loopt.
erfdienstbaarheid middenpad ontstaan door verjaring?
4.5.
Partijen verschillen van mening of door verjaring een erfdienstbaarheid van overpad is ontstaan met betrekking tot het middenpad.
4.6.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft - kort gezegd - primair gesteld dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] de strook grond al gebruikt sinds 1982. Door sinds jaar en dag gebruik te maken van het middenpad is door bevrijdende verjaring een erfdienstbaarheid in de vorm van een recht van overpad ontstaan. Subsidiair is die erfdienstbaarheid ontstaan door verkrijgende verjaring ex art. 3:99 BW. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft immers te goeder trouw van het pad gebruikt gemaakt. Zij is er nimmer op gewezen dat het pad niet als zodanig mocht worden gebruikt.
4.7.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft - kort gezegd - betwist dat door verjaring een recht van erfdienstbaarheid is ontstaan met betrekking tot het middenpad.
verjaring
wettelijk kader erfdienstbaarheid door verjaring
4.8.
Artikel 5 :72 BW bepaalt dat een erfdienstbaarheid door verjaring kan ontstaan. Dat kan op twee manieren: door verkrijgende verjaring (3:99 BW) die ontstaat na tien jaar onafgebroken bezit te goeder trouw of door bevrijdende verjaring (3:105 jo. 3:306 BW). Deze laatste vorm van verjaring ontstaat na twintig jaar onafgebroken bezit en goede trouw is niet vereist.
bevrijdende verjaring
wettelijk kader
4.9.
Voor bevrijdende verjaring op grond van art. 3:105 BW is vereist dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] - of een rechtsvoorganger - bezitter was van de erfdienstbaarheid op het moment dat de verjaring werd voltooid. De verjaringstermijn van twintig jaar begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop een niet-rechthebbende bezitter is geworden van het recht van erfdienstbaarheid of de onmiddellijke opheffing gevorderd kan worden van de onrechtmatige toestand waarvan dit bezit de voortzetting vormt. De verjaringstermijn loopt door zolang een derde bezitter is. Niet van belang is hoeveel opvolgende bezitters er zijn geweest en hoe zij hun bezit hebben verkregen. Vereist is wél dat op het moment van de voltooiing van de verjaringstermijn ondubbelzinnig sprake is van bezit.
4.10.
De vraag of sprake is van bezit dient te worden beantwoord aan de hand van de maatstaven van art. 3:107 e.v. BW. Art. 3:107 lid 1 BW omschrijft bezit als het houden van een goed voor zichzelf. Hiermee wordt bedoeld dat iemand de feitelijke macht over een goed (zaak of recht) direct of indirect uitoefent en zich daarbij opwerpt als rechthebbende. Wanneer iemand houdt voor zichzelf, sluit dat uit dat hij een ander als rechthebbende erkent. Als iemand feitelijk de macht uitoefent op grond van een rechtsverhouding tot de rechthebbende, zoals bijvoorbeeld in het geval van een huurrelatie, staat dat aan ‘bezit’ in de weg.
4.11.
Art. 3:108 BW bepaalt dat de vraag of iemand een goed houdt en of hij dit voor
zichzelf doet, wordt beoordeeld naar verkeersopvatting, met inachtneming van de wettelijke regels die in de art. 3:109 e.v. BW worden gegeven en overigens op grond van uiterlijke feiten. Er geldt dus een objectieve maatstaf. De rol van de verkeersopvatting brengt mee dat de aard en de bestemming van het betrokken goed in aanmerking moeten worden genomen. Relevant zijn alle concrete omstandigheden waaruit naar verkeersopvattingen een wilsuiting kan worden afgeleid om als rechthebbende op te treden. De louter interne wil om als rechthebbende op te treden is derhalve voor het zijn van bezitter van geen betekenis.
4.12.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat sprake is van ‘niet dubbelzinnig bezit, als eigenaar’ wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt dat de eigenaar, tegen wie de verjaring loopt, daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert eigenaar te zijn. Van verjaring kan pas sprake zijn indien de werkelijk rechthebbende tegen wie de verjaring is gericht, uit de gedragingen van degene die zich op verjaring wil beroepen, duidelijk kan opmaken dat deze pretendeert rechthebbende te zijn, zodat hij tijdig maatregelen kan nemen om de inbreuk op zijn recht te beëindigen.
4.13.
Een van de wijzen waarop bezit wordt verkregen is door inbezitneming
(art. 3:112 BW). Volgens art. 3:113 lid 1 BW neemt men een goed in bezit door zich daarover de feitelijke macht te verschaffen. Maatstaf vormt hierbij weer art. 3:108 BW: de machtsuitoefening moet van dien aard zijn dat zij naar verkeersopvatting als bezit kan worden gekwalificeerd.
4.14.
Wanneer een goed in het bezit van een ander is, zijn enkele op zichzelf staande
machtsuitoefeningen voor een inbezitneming onvoldoende, aldus het tweede lid van art. 3:113 BW. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat de inbezitneming van een goed waarvan een ander reeds bezitter is, slechts kan bestaan in een zodanige machtsuitoefening dat naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter teniet wordt gedaan.
Van inbezitneming zal in beginsel geen sprake zijn indien de oorspronkelijk bezitter nog macht over het goed behoudt.
toetsing
4.15.
De rechtbank volgt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet in haar stelling dat er door bevrijdende verjaring een erfdienstbaarheid met betrekking tot het middenpad is verkregen. Van ondubbelzinnig bezit zoals hiervoor omschreven door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
4.16.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een beroep gedaan op productie 7 . Dit betreft een verklaring van [naam 2] die verklaart dat haar echtgenoot en zijn ouders de eerste bewoners (huurders) waren van [adres 1] en dat er “
een mondelinge afspraak is geweest met alle bewoners dat er gebruik gemaakt kon worden van het recht van overpad met de auto.” De rechtbank overweegt dat een mondelinge afspraak per definitie geen
bezitshandeling betreft, nu de handelingen voortvloeien uit de overeengekomen afspraak. Gelet daarop kan er dan ook geen sprake zijn van bevrijdende verjaring.
4.17.
Ook het feit dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] van 1982 tot 2008 als
huurderin de woning nr. [adres 5] woonde en in die hoedanigheid (al dan niet met auto) gebruik heeft gemaakt van het middenpad, kan - gelet op art. 3:111 BW - niet als bezitsdaad worden gekwalificeerd. Art. 3:111 BW bepaalt dat wanneer men heeft aangevangen krachtens een rechtsverhouding voor een ander te houden (in dit geval [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] als huurder voor de Woningstichting), men daarmee onder dezelfde titel voortgaat, zolang niet blijkt dat hierin verandering is gebracht, hetzij ten gevolge van een handeling van hem voor wie men houdt, hetzij ten gevolge van een tegenspraak van diens recht. Kort gezegd komt dit artikel erop neer dat degene die een goed voor een ander houdt, niet buiten die ander om, of zonder het recht van die ander tegen te spreken, zich tot bezitter kan maken. Uit art. 3:111 BW volgt dat wanneer eenmaal vaststaat dat men als houder voor een ander een zaak onder zich heeft gekregen, men niet enkel door wilsverandering het bezit van de zaak kan verkrijgen. Gelet hierop kan een huurder als [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] voordat zij de woning nr. [adres 5] heeft gekocht en geleverd heeft gekregen, nimmer bezitter zijn geweest, maar was zij houder.
4.18.
Er is niet gebleken van bezitsdaden door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vanaf 2008 ( [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] ), 2010 ( [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] ) en/of 2011 ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 4] ). Dat, zoals [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft gesteld, zij al sinds 1973 althans 1982 over een middenpad met auto komt en gaat is onvoldoende om als bezitsdaden te kwalificeren, te meer nu - gelet op de verklaring van [naam 2] - ervan uit moet worden gegaan dat de toenmalige partijen hebben afgesproken dat er met auto’s over het middenpad mocht worden gereden. Nu aan dit gebruik een overeenkomst ten grondslag ligt, kunnen (zoals hiervoor al is geoordeeld) handelingen gedaan op basis van een afspraak nimmer gekwalificeerd worden als bezitsdaden. Gelet hierop is verjaring niet aan de orde, nog daargelaten dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] pas daar wonen als eigenaar sinds resp. 2008 ( [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] ), 2010 ( [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] ) en 2011 ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 4] ), zodat de verjaringstermijn van 20 jaar nog niet is voltooid.
verkrijgende verjaring
4.19.
Het beroep op verkrijgende verjaring faalt eveneens omdat (zoals hiervoor is overwogen) niet is gebleken van bezitsdaden.
beroep [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op art. 3:314 BW
4.20.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft verder betoogd dat de rechtsvordering tot opheffing van de onrechtmatige toestand is verjaard (art. 3:314 BW).
4.21.
Het beroep van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op dit artikel slaagt niet. Tot 1 juli 2021 is er geen sprake van een onrechtmatige toestand, aangezien er tot dan toe op basis van afspraken dan wel gedogen gebruik werd gemaakt van het zijpad en het middenpad door er met auto’s te komen en te gaan. Sinds 1 juli 2021, toen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] eigenaar werd van [adres 1] , heeft hij geen toestemming meer gegeven om dit te doen. Pas sindsdien is het komen en gaan met een auto over het zijpad en middenpad onrechtmatig geworden. De verjaringstermijn van
20 jaar is per die datum ingegaan, maar die is nog niet voltooid.
beroep [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op art. 5 :80 BW
4.22.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wil wijziging van de erfdienstbaarheid en heeft wat betreft het zijpad een beroep gedaan op art. 5 :80 BW, dat als volgt luidt:
De rechter kan op vordering van de eigenaar van het heersende erf de inhoud van een erfdienstbaarheid, wanneer door onvoorziene omstandigheden de uitoefening blijvend of tijdelijk onmogelijk is geworden of het belang van de eigenaar van het heersende erf aanzienlijk is verminderd, zodanig wijzigen dat de mogelijkheid van uitoefening of het oorspronkelijke belang wordt hersteld, mits deze wijziging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van de eigenaar van het dienende erf kan worden gevergd.
4.23.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft gesteld dat de akte wat betreft het zijpad gewijzigd dient te worden, aldus dat het in overeenstemming met het feitelijke gebruik wordt gebracht en er met auto’s overheen gereden mag worden. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft dit betwist.
4.24.
Het beroep van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] faalt. Gelet op het hiervoor weergegeven artikel is de rechtbank van oordeel dat niet aan de vereisten van dat artikel is voldaan. Zo is gesteld noch gebleken dat (i) er onvoorziene omstandigheden zijn, (ii) er sprake is van blijvende dan wel tijdelijke onmogelijkheid en (iii) er sprake is van verminderd belang voor de eigenaar van het heersend erf.
4.25.
Voor zover [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een beroep op art. 5 :78 BW heeft beoogd te doen, faalt dit eveneens, nu een dergelijke vordering door de eigenaar van het dienende erf (zijnde [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) kan worden ingesteld, hetgeen in de onderhavige zaak niet het geval is.
eindconclusie in conventie
4.26.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, ligt het in conventie gevorderde voor afwijzing gereed.
4.27.
De rechtbank zal [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] begroot op:
  • griffierecht € 314,00
  • salaris advocaat
Totaal € 1.510,00
schutting [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2]
4.28.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft in reconventie - kort gezegd - gesteld dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] haar perceel heeft afgesloten door aan beide kanten schuttingen te plaatsen. Hierdoor kan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen gebruik maken van de erfdienstbaarheid voor zover die gelegen is aan de achterzijde van de percelen (door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aangeduid als de “brandgang”). [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] maakt daarmee een inbreuk op de rechten van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , reden waarom hij de schutting verwijderd wil hebben. De doorgang dient ter plekke vrij en begaanbaar te blijven voor voetgangers. Ter mondelinge behandeling is zijdens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nader aangevoerd dat de erfdienstbaarheid ten nutte van alle zes percelen is en het niet zo kan zijn dat één perceel / eigenaar beslist daar niet aan mee te doen. Ook het veiligheidsaspect (brandweer en politie) wordt door de erfdienstbaarheid gediend, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
4.29.
Volgens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is er nimmer een achterliggend voetpad of brandgang geweest en is er dan ook geen erfdienstbaarheid doorbroken. De schutting staat aan de achterzijde van het perceel van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] en is haar eigendom. Mocht er wel sprake zijn van doorbreking van erfdienstbaarheid, dan heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aangevoerd dat de schutting bij [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] er al sinds 1985 staat en een rechtsvordering tot verwijdering van die schutting gelet op art. 3:314 BW inmiddels verjaard.
4.30.
Dat de brandgang alleen op papier (in de akte van vestiging van de erfdienstbaarheid) bestaat, maar er feitelijk nooit geweest is, zoals [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betogen, is niet met stukken onderbouwd of anderszins aannemelijk geworden. De rechtbank gaat hieraan verder voorbij.
4.31.
Nu vaststaat dat de erfdienstbaarheid, die gevestigd is in 1970, al sinds (in ieder geval) 1985 wordt belemmerd door de schutting die [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] toen heeft geplaatst, terwijl gesteld noch geleken is dat een belanghebbende sindsdien tegen deze onrechtmatig geplaatste schutting actie heeft ondernomen én er inmiddels meer dan 20 jaar verstreken zijn, is de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ingestelde rechtsvordering verjaard en dus niet meer rechtens afdwingbaar. Dit deel van het in reconventie gevorderde zal om die reden worden afgewezen.
stijgende bouwkosten [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
4.32.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft in reconventie gesteld tijdens de kortgedingprocedure te hebben moeten toezeggen dat hij de door hem voorgenomen bouwwerkzaamheden ten behoeve van zijn woning niet zal beginnen zolang het geschil tussen partijen niet is opgelost. Hierdoor kon hij zijn voorgenomen bouwplannen tot op heden niet realiseren en lijdt hij schade omdat de bouwkosten voortdurend stijgen. Voor deze schade houdt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aansprakelijk. Omdat de schade vooralsnog niet valt te berekenen, moet deze nader worden opgemaakt bij staat, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
4.33.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voert verweer.
4.34.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] volgens zijn eigen stelling (sub 26 conclusie van antwoord / eis in reconventie) tijdens de kortgedingprocedure heeft toegezegd tijdelijk de bouwwerkzaamheden te zullen staken. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op grond van dwaling en/of bedrog daarmee heeft ingestemd. Gelet hierop valt zonder nadere onderbouwing, die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet heeft gegeven, niet in te zien dat en waarom
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Dit deel van het in reconventie gevorderde zal om die reden worden afgewezen.
eindconclusie in reconventie
4.35.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, ligt het in reconventie gevorderde voor afwijzing gereed.
4.36.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de
proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] begroot op € 598,00 (salaris
advocaat, 1 punt van liquidatietarief II).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot op heden begroot op € 1.510,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af,
5.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot op heden begroot op € 598,00,
5.6.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op
15 november 2023.
JC