ECLI:NL:RBLIM:2023:7164

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
C/03/322450 / HA RK 23-162
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens vermeende partijdigheid en procesbeslissingen

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. M.T.A.C. Russel, rechter in de rechtbank Limburg, door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. L.D. de Gooijer. Het verzoek tot wraking werd ingediend na een zitting op 7 september 2023, waarin verzoeker betrokken was bij een ondertoezichtstelling. Verzoeker voerde aan dat de rechter partijdig was, omdat hij zijn gemachtigde de zittingszaal moest laten verlaten en de rechter hem niet de gelegenheid gaf zijn verhaal af te maken. Ook werd een usb-stick met opgenomen gesprekken niet geaccepteerd door de rechter.

De rechter verdedigde haar handelen door te stellen dat zij in dubio verkeerde over de aanwezigheid van de gemachtigde en dat verzoeker zich aanvankelijk verbaal agressief opstelde. Na schorsing werd de gemachtigde alsnog toegelaten, maar verzoeker gaf geen blijk van het handhaven van het wrakingsverzoek. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter niet partijdig had gehandeld en dat de aangevoerde gronden voor wraking niet voldoende waren. De wrakingskamer benadrukte dat procesbeslissingen, zoals het al dan niet accepteren van bewijsstukken, geen grond voor wraking kunnen zijn. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/322450 / HA RK 23-162
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde mr. L.D. de Gooijer,
dat strekt tot wraking van mr. M.T.A.C. Russel, rechter in de rechtbank Limburg, hierna: de rechter.

1.Het verloop van de procedure

Op 7 september 2023 heeft ter zitting van deze rechtbank de mondelinge behandeling plaatsgevonden van het verzoek om ondertoezichtstelling van [naam] , in de zaak met nummer 320811/ JE RK 23/1389.
Op 21 september 2023 is ter griffie een verzoek tot wraking van de rechter binnengekomen ingezonden door de belanghebbende [verzoeker] in voornoemde verzoekschriftenprocedure.
De rechter heeft de wrakingskamer op 21 september 2023 laten weten niet in het verzoek te berusten en zij heeft de wrakingskamer haar schriftelijke reactie gestuurd.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van de wrakingskamer op 19 oktober 2023. Bij de mondelinge behandeling zijn verzoeker en de rechter verschenen. De gemachtigde van verzoeker is daarbij telefonisch gehoord.

2.De gronden van het verzoek

Verzoeker heeft - zakelijk weergegeven - de volgende redenen aangevoerd voor het verzoek tot wraking:
  • de gemachtigde van verzoeker moest de zittingszaal verlaten waardoor hem het recht op juridische ondersteuning werd ontnomen;
  • tijdens de zitting heeft verzoeker uitgesproken dat hij de rechter wraakte maar de zitting ging na de schorsing gewoon door;
  • de rechter liet verzoeker zijn verhaal niet afmaken, hij mocht geen antwoorden meer geven om discussie met zijn ex-partner te voorkomen. De rechter had haar oordeel al klaar;
  • verzoeker had een usb-stick met opgenomen gesprekken die hij wilde overhandigen, maar dit werd niet door de rechter geaccepteerd.

3.Het standpunt van de rechter.

De rechter verwoordt in haar reactie dat zij in dubio verkeerde of de gemachtigde verzoeker mocht bijstaan. Daarom verzocht zij de gemachtigde de zittingszaal te verlaten en wilde zij de zitting schorsen om dit uit te zoeken. Verzoeker reageerde verbaal agressief omdat hij van mening was dat hem rechtsbijstand werd onthouden. Verzoeker heeft onder meer geroepen “ik wreek de kamer”.
Na de schorsing heeft de rechter aangegeven dat verzoeker zich door de gemachtigde mocht laten bijstaan en is de gemachtigde alsnog tot de zitting toegelaten. Er werd niet meer over een wraking gesproken, zodat de rechter aannam dat dit verzoek niet werd gehandhaafd. Verzoeker heeft alle gelegenheid gehad zijn standpunt naar voren te brengen. Op het moment dat het dreigde uit te lopen op een discussie tussen hem en zijn ex-partner heeft de rechter hem gevraagd met zijn betoog te stoppen. De rechter weigerde de usb-stick in ontvangst te nemen omdat geen van de aanwezigen van de inhoud daarvan op de hoogte was. Bij het verlaten van de zittingzaal heeft verzoeker de usb-stick desondanks op het bureau van de rechter gelegd, waarna zij deze door de griffie heeft laten terugsturen naar verzoeker.

4.De beoordeling

Ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Daarvan is sprake als de rechter jegens de procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechtelijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
Verder geldt als uitgangspunt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer die over het wrakingsverzoek moet oordelen komt geen oordeel toe over de juistheid van een (tussen)beslissing noch over een verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
De aangevoerde wrakingsgronden zien op de gang van zaken tijdens de zitting van 7 september 2023. Voor wat betreft de kwestie omtrent de gemachtigde, moet vastgesteld worden dat verzoeker na de aanvankelijke weigering om haar toe te laten, duidelijk heeft aangegeven dat hij de rechter wilde wraken. Het feit dat de rechter dit niet als zodanig heeft opgevat en ook na hervatting van de zitting niet heeft onderzocht of het gedane wrakingsverzoek gehandhaafd bleef of niet, is formeel als een onjuiste handelwijze op te vatten.
Anderzijds is het wrakingsverzoek erg spontaan, kort en niet onderbouwd gedaan en leek het uitsluitend samen te hangen met het weigeren van de gemachtigde. Doordat na schorsing de gemachtigde alsnog werd toegelaten, leek de grondslag voor de wraking er niet langer te zijn. Nu ook verzoeker en/of zijn gemachtigde op geen enkele wijze te kennen gaven het gedane wrakingsverzoek te willen handhaven, is het te begrijpen dat de rechter meende dat het wrakingsverzoek niet langer actueel was. Dat neemt niet weg dat de wrakingskamer van oordeel is dat het op zijn minst op de weg van de rechter had gelegen om dat bij verzoeker te verifiëren.
Dit neemt niet weg dat de handelwijze zelf: de aanvankelijke weigering om de gemachtigde toe te laten, het verzoek aan de gemachtigde om de zaal te verlaten, het beraad daarover en het terugkomen op die weigering, niet getuigt van partijdigheid. Voorts blijkt niet dat de rechter bewust of opzettelijk het wrakingsverzoek van verzoeker genegeerd heeft, zodat dat handelen evenmin getuigt van partijdigheid. Doordat tenslotte de aanleiding van de wraking verviel en verzoeker en zijn gemachtigde op geen enkel moment tijdens de zitting volhardden bij het gedane wrakingsverzoek, is het handelen van de rechter op dat moment kennelijk niet als partijdig ervaren.
Voor wat betreft het afbreken van discussie en het woord geven aan partijen, heeft de rechter grote vrijheid in het bepalen van de regie. Niet aannemelijk is geworden dat de rechter daarbij blijk van partijdigheid heeft gegeven.
De beslissing om al of niet een usb-stick als processtuk accepteren, is een procesbeslissing. Procesbeslissingen zijn inhoudelijke beslissingen over de zaak. Daartegen kan wel in hoger beroep geklaagd worden. Het is echter niet aan de wrakingskamer om over dergelijke beslissingen een oordeel te hebben, tenzij de beslissing zo onbegrijpelijk is dat sprake moet zijn geweest van partijdigheid. Dat is niet het geval.
Dit betekent dat het wrakingsverzoek in al zijn onderdelen ongegrond is.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking van de rechter ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Schreurs-van de Langemheen,
mr. R.C.A.M Philippart en mr. H.H. Dethmers, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2023.