ECLI:NL:RBLIM:2023:7162

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
321051/ HA RK 23-139
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoekster tegen rechters van de rechtbank Limburg wegens vermeende schending van onpartijdigheid

In deze zaak heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters van de rechtbank Limburg, omdat zij meent dat haar recht op verdediging is geschonden. Het verzoek tot wraking is ingediend op 7 augustus 2023, terwijl de zitting waarnaar verzoekster verwijst op 8 april 2022 heeft plaatsgevonden. Verzoekster stelt dat de rechtbank haar geen inzage heeft gegeven in het volledige dossier, wat haar kansen op een goede verdediging zou hebben aangetast. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rol van de rechtbank Limburg beperkt was tot het aanhouden en verwijzen van de strafzaak van verzoekster naar een andere rechtbank, en dat er geen gronden zijn aangevoerd die de rechters van de rechtbank Limburg betreffen. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het verzoek tot wraking te laat is ingediend, omdat verzoekster geen redenen heeft gegeven voor het tijdsverloop tussen de verwijzing van de rechtbank en het indienen van het verzoek. Hierdoor is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2023.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wraking
Zaaknummer: 321051/ HA RK 23-139
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoekster],
verzoekster,
dat strekt tot wraking van de meervoudige strafkamer, mr. W.A.M. De Loo,
mr. R.J.M.G. Rulkens en mr. M.A.M. Pijnenburg, rechters in de rechtbank Limburg, hierna de rechters.

1.De procedure

Op 7 augustus 2023 is ter griffie een e-mailbericht inclusief bijlagen ontvangen van de advocaat-generaal van het openbaar ministerie (het ressortsparket, vestiging
’s-Hertogenbosch), mr. R.T.J. Dartel, met het verzoek om bijgevoegde berichten te beschouwen als een doorzending van de/het wrakingsverzoek(en) van [verzoekster] .
Op het ongedateerde verzoek tot wraking is de datum van 8 april 2022 vermeld. Dit is de datum van aanhouding van de strafzaak van verzoekster met parketnummer 03-085273-21 welke zaak na aanhouding op 12 april 2022 is verwezen naar de rechtbank Oost Brabant.

2.Het verzoek tot wraking

Verzoekster wraakt de rechtbank. Zij voert aan dat de rechtbank haar iedere kans tot verdediging heeft ontnomen door het bewust weigeren van inzage in het complete dossier.

3.De beoordeling

De wrakingskamer stelt op de eerste plaats vast dat de rol van de rechtbank Limburg heeft bestaan uit aanhouden en verwijzen van de strafzaak van verzoekster, hetgeen kenbaar is uit het proces verbaal van 8 april 2022:
‘Hoewel de rechtbank voornemens was om de zaak vandaag inhoudelijk te behandelen, is dat vanwege de rol die een rechter-plaatsvervanger van deze rechtbank in het onderzoek heeft gespeeld niet mogelijk gebleken. Deze rechter-plaatsvervanger is betrokken geweest in de voorfase van het onderzoek dat uiteindelijk tot het strafrechtelijk onderzoek heeft geleid. De rechtbank hecht veel waarde aan de beginselen van onpartijdigheid en onafhankelijkheid en wil iedere schijn van mogelijke schending van deze beginselen voorkomen. Gelet op de betrokkenheid van de rechtbank bij deze strafzaak zal zij, gelet op de inhoud van artikel 46 van de Wet op de rechterlijke organisatie, de zaak verwijzen naar een andere rechtbank welke verwijzing afzonderlijk is geminuteerd.’
Voordat de wrakingskamer kan toekomen aan de beoordeling van de vraag of onder de gegeven omstandigheden sprake is van gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid, dient in verband met de ontvankelijkheid te worden bezien of het verzoek tijdig is ingediend.
Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), gelezen in combinatie met artikel 513, eerste en tweede lid, Sv dient een verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, aan verzoeker bekend zijn geworden. Het tweede lid van artikel 513 Sv bepaalt dat het verzoek tot wraking schriftelijk en gemotiveerd moet worden gedaan. Tevens is in dat lid bepaald dat na de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting het verzoek tot wraking ook mondeling kan geschieden.
Het ongedateerde verzoek tot wraking heeft de rechtbank bereikt op 7 augustus 2023, terwijl de zitting, waarnaar verzoekster verwijst op 8 april 2022 heeft plaatsgevonden. Verzoekster voert geen enkele reden aan die én het handelen van de rechtbank Limburg betreft én die redengevend is voor het tijdsverloop tussen de verwijzing van de rechtbank Limburg en het indienen van een verzoek tot wraking. Omdat er geen redenen zijn aangevoerd voor het tijdsverloop sinds 8 april 2022 is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek tot wraking te laat is ingediend en om die reden niet ontvankelijk is.
Ten overvloede oordeelt de wrakingskamer dat, waar zij een inhoudelijk oordeel had moeten geven op het wrakingsverzoek, dit oordeel afwijzend zou zijn geweest, omdat er door verzoekster geen gronden zijn aangevoerd die de rechters van de rechtbank Limburg betreffen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.J. Otto, voorzitter, mr. H.M.J. Quaedvlieg en
mr. J. Schreurs-van de Langemheen, leden, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2023.