ECLI:NL:RBLIM:2023:7160

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
10662381 \ CV EXPL 23-3542
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake hoofdelijke veroordeling tot betaling in een geschil over een verbruikleenovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid European Merchant Finance B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wat is Loos in Mestreech B.V. en een tweede gedaagde die procedeerde in persoon. De eisende partij vorderde hoofdelijke veroordeling van de gedaagde partijen tot betaling van een bedrag van € 6.608,85, subsidiair € 6.418,18, te vermeerderen met wettelijke rente en de kosten van de procedure. De gedaagde partij sub 1 had een betalingsachterstand laten ontstaan op een overeenkomst die op 6 april 2022 was gesloten, en de gedaagde sub 2 had zich als borg gesteld voor de verplichtingen van gedaagde sub 1. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eisende partij niet voldoende werd betwist en heeft de hoofdsom en de wettelijke handelsrente toegewezen. Tevens werd de eisende partij in het gelijk gesteld wat betreft de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, maar deze werden beperkt tot het wettelijke tarief. De kantonrechter heeft de gedaagde partij hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 6.418,18, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de kosten van de procedure aan de zijde van de eisende partij begroot op € 977,76. De kantonrechter merkte op dat er in het kader van deze procedure geen plaats was voor een betalingsregeling, en dat de gedaagde partij zich hiervoor tot de eisende partij diende te wenden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10662381 \ CV EXPL 23-3542
Vonnis van de kantonrechter van 6 december 2023
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROPEAN MERCHANT FINANCE B.V.,
gevestigd te Epse, gemeente Lochem,
eisende partij,
gemachtigde Deurwaarderskantoor Van Lith B.V.,
tegen:

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidWAT IS LOOS IN MESTREECH B.V.,gevestigd Sint Annalaan 60,6217 KC Maastricht,

2.
[gedaagde sub 2],
wonende op een geheim adres in de [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

Eisende partij vordert, samengevat, hoofdelijke veroordeling van gedaagde partij tot betaling van:
- € 6.608,85, subsidiair € 6.418,18,
- te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente over een bedrag van € 5.325,79 vanaf 24 juli 2023 althans vanaf de dag van dagvaarden tot aan de dag der voldoening,
- de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.1.
Eisende partij en gedaagde partij sub 1 hebben op 6 april 2022 een overeenkomst gesloten met betrekking tot het MKB Voorschot (hierna: voorschotovereenkomst).
2.2.
Gedaagde partij sub 2 heeft zich als borg gesteld tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen die gedaagde sub 1 met de voorschotovereenkomst is aangegaan (hierna: de borgtochtovereenkomst).
2.3.
Omdat gedaagde sub 1 een betalingsachterstand heeft laten ontstaan, heeft eisende partij op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden de voorschotovereenkomst beëindigd en het gehele restant van het kredietsaldo bij gedaagde partij sub 2 opgeëist. Eisende partij heeft daarbij medegedeeld dat het af te lossen totaalbedrag per 4 oktober 2022 € 5.325,79 bedraagt.
Ook vordert eisende partij vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Deze kosten bedragen conform het in de branche gebruikelijke tarief van 15% van het openstaande bedrag € 966,63 inclusief btw. Subsidiair bedragen de kosten op grond van artt. 6:74 jo. 6:96 BW lid 2 en lid 4 € 775,96 inclusief btw.
Daarnaast maakt eisende partij krachtens art. 6:119a BW aanspraak op de wettelijke handelsrente berekend tot 24 juli 2023 van € 416,43.
Op de vordering kan nog een bedrag van € 100,00 aan deelbetalingen in mindering strekken.
2.4.
Gedaagde partij is bereid om te betalen, maar kan dit niet ineens. Zij verzoekt een betalingsregeling.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet althans onvoldoende wordt betwist. De vordering ten aanzien van de hoofdsom en de wettelijke handelsrente dient daarom te worden toegewezen.
3.2.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De kantonrechter stelt vast dat eisende partij voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief van € 775,96.
3.3.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag van € 6.418,18, bestaande uit:
- € 5.325,79 aan hoofdsom
- € 775,96 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw
- € 416,43 aan vervallen wettelijke handelsrente
- minus € 100,00 aan deelbetalingen,
te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 5.325,79 vanaf 24 juli 2023 tot de dag van volledige betaling, worden toegewezen.
3.4.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 133,76
  • griffierecht € 514,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 977,76
3.5.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat voor het treffen van de door gedaagde partij gewenste betalingsregeling in het kader van deze procedure geen plaats is. Gedaagde partij dient zich daartoe tot eisende partij te wenden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde partij hoofdelijk, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 6.418,18, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 5.325,79 vanaf 24 juli 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij hoofdelijk, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 977,76, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC