Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
- dagvaarding € 109,44
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 6 december 2023, vordert de eisende partij, een maatschap, betaling van een bedrag van € 6.825,14 van de gedaagde partij, een besloten vennootschap. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht voor juridische dienstverlening, waarbij de gedaagde partij een bedrag van € 5.834,00 onbetaald heeft gelaten. Daarnaast vordert de eisende partij een vergoeding van € 666,70 voor buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente over het onbetaalde bedrag, berekend tot 13 juni 2023 op € 324,44.
De procedure is gestart met een dagvaarding, gevolgd door een verzoek om uitstel van de gedaagde partij. Na het verlenen van uitstel heeft de gedaagde partij echter niet meer gereageerd op de vordering. Hierdoor staat de vordering van de eisende partij vast als niet weersproken en wordt deze als onvoldoende betwist toegewezen.
De kantonrechter heeft in zijn vonnis de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, en heeft de gedaagde partij ook veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op € 953,44. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.