In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek], en zijn werkgever, Haltronic Electro-Installaties B.V. De werknemer verzocht om vernietiging van zijn ontslag op staande voet, dat hem op 17 juli 2023 was gegeven, en om betaling van achterstallig loon en schadevergoeding. De werknemer was in dienst getreden op 4 januari 2023, maar zijn dienstverband werd gekenmerkt door meerdere incidenten, waaronder het niet verschijnen op een examen, het niet naleven van werktijden en het onterecht tanken met een tankpas van de werkgever voor zijn privéauto.
De werkgever, Haltronic, voerde aan dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat er sprake was van een dringende reden. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer onvoldoende had betwist dat hij zich schuldig had gemaakt aan de hem verweten gedragingen en dat hij niet was verschenen op de mondelinge behandeling. Hierdoor kon de kantonrechter de stellingen van Haltronic als vaststaand aannemen. De verzoeken van de werknemer werden afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 7.943,22 aan Haltronic, evenals de proceskosten.
De kantonrechter benadrukte dat de bewijslast voor het rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet bij de werkgever ligt, en dat Haltronic deze stelling voldoende had onderbouwd. De werknemer had geen bewijs geleverd dat het ontslag niet rechtsgeldig was, en zijn afwezigheid op de zitting werd als nadelig voor zijn zaak beschouwd. De beslissing van de kantonrechter was uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Haltronic direct aanspraak kon maken op de schadevergoeding.