In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, WK-INSTALLATIETECHNIEK B.V. De werknemer was op 19 augustus 2023 op staande voet ontslagen, maar verzocht om vernietiging van dit ontslag. Hij stelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag en dat de werkgever deze reden niet onverwijld had meegedeeld. De werkgever is niet verschenen in de procedure.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer op 1 januari 2023 in dienst trad bij WK-INSTALLATIETECHNIEK B.V. en dat zijn arbeidsovereenkomst voor een periode van zes maanden was aangegaan. De werkgever had in een e-mail van 22 augustus 2023 medegedeeld dat de werknemer op staande voet was ontslagen, met verschillende redenen zoals diefstal en ongeoorloofd gebruik van een bedrijfsvoertuig. De werknemer heeft deze beschuldigingen betwist en gesteld dat het ontslag niet rechtsgeldig was.
De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet had aangetoond dat er dringende redenen waren voor het ontslag en dat het ontslag niet onverwijld was medegedeeld. Hierdoor werd het verzoek van de werknemer om vernietiging van de opzegging toegewezen. Tevens werd de werkgever veroordeeld tot betaling van het loon van de werknemer met terugwerkende kracht vanaf 19 augustus 2023, alsook tot betaling van achterstallig loon en vakantiebijslag. De werkgever werd ook verplicht om loonstroken af te geven en werd veroordeeld in de proceskosten.