ECLI:NL:RBLIM:2023:7076

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
C/03/322806 HA RK 23/167
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 9 november 2023 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. A.P.A. Bisscheroux, rechter in de rechtbank Limburg. Het verzoek tot wraking werd ingediend na een mondelinge behandeling op 3 oktober 2023 in een andere civiele zaak, waarin verzoeker als eisende partij optrad. Tijdens deze zitting heeft verzoeker de rechter beschuldigd van een cynische benadering en vooringenomenheid, omdat hij vond dat de vragen die de rechter stelde over zijn vordering niet relevant waren en dat hij op een veroordelende manier werd behandeld. De rechter heeft echter aangegeven dat haar vragen gericht waren op de grondslag van de vordering en dat er geen objectieve vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid kon worden afgeleid uit de situatie.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat de vragen van de rechter niet duidden op vooringenomenheid en dat de opmerkingen van de rechter niet als een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid konden worden geïnterpreteerd. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de kritische benadering van de rechter niet objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid opleverde en heeft het verzoek tot wraking afgewezen.

De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de leden van de wrakingskamer, met uitzondering van mr. C.G.A. Wouters, die niet in de gelegenheid was om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/322806 / HA RK 23-167
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
dat strekt tot wraking van mr. A.P.A. Bisscheroux, rechter in de rechtbank Limburg, hierna: de rechter.

1.De procedure

Op 3 oktober 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in de zaak met nummer 10636109 CV EXPL 23-3261, met verzoeker als eisende partij en [naam] als gedaagde partij. Op die zitting van de kantonrechter heeft verzoeker een verzoek tot wraking van de rechter gedaan. Daarop is een proces-verbaal opgemaakt van de mondelinge behandeling, waarin de gronden voor wraking zijn opgenomen.
Per e-mail van 4 oktober 2023 heeft de rechter laten weten niet te berusten in de wraking.
De meervoudige kamer heeft het verzoek vervolgens op 2 november 2023 ter terechtzitting behandeld. Daarbij zijn verzoeker, bijgestaan door mr. P.P.M. Kerckhoffs, en de rechter verschenen.
De verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek nader toegelicht aan de hand van een door hem op schrift gestelde onderbouwing.
De datum van de uitspraak is bepaald op 9 november 2023.

2.De gronden van het verzoek

Verzoeker heeft (onder meer) aangevoerd dat hij een cynische toon ervaren heeft in de vragen die de rechter hem heeft gesteld over zijn vordering tijdens de mondelinge behandeling van de zaak. Die vragen gingen volgens verzoeker bovendien het bestek te buiten van hetgeen ter beoordeling aan de rechter voorlag. Verzoeker heeft ervaren dat hij op een (ver)oordelende wijze is benaderd door de rechter, waarbij deze het handelen van verzoeker tegen het licht van haar eigen privé-normen heeft gehouden. Deze manier van benaderen trof alleen verzoeker en niet de gedaagde, terwijl er juist alle aanleiding was om de gedaagde kritisch te bevragen. Toen verzoeker en zijn advocaat wilden reageren op hetgeen door de gedaagde naar voren was gebracht, heeft de rechter dit bovendien belet. De rechter heeft met deze manier van bejegenen geen lijdelijke rol aangenomen, had haar oordeel kennelijk al klaar en heeft zo blijk gegeven van vooringenomenheid jegens verzoeker.

3.Standpunt van de rechter

De rechter heeft in haar reactie aangevoerd dat zij kritische vragen heeft gesteld over de grondslag van de vordering van verzoeker als eisende partij op de zitting van 3 oktober 2023 en betreurt het dat verzoeker de sfeer als onprettig heeft ervaren, maar meent dat daaruit geen objectieve vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid kan worden afgeleid. Er zijn volgens de rechter geen concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit de objectief gerechtvaardigde vrees kan worden afgeleid dat zij partijdig of vooringenomen is.

4.De beoordeling

Juridisch kader
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking geldt dat een rechter uit hoofde van haar of zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaar-wegende aanwijzing opleveren dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, of dat de bij verzoeker daarover bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend.
Het oordeel van de wrakingskamer
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker tijdens de mondelinge behandeling van zijn zaak kritisch is bevraagd door de rechter. De vragen van de rechter waren volgens deze met name gericht op de grondslag van de vordering. De wrakingskamer merkt op dat de relevantie van de gestelde vragen niet aan haar oordeel is onderworpen, tenzij in die vragen zwaarwegende aanwijzingen besloten liggen dat de rechter vooringenomen is jegens verzoeker en dat zijn vrees daaromtrent (dus) objectief gerechtvaardigd is.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is. De wrakingskamer kan die conclusie evenmin trekken uit de door verzoeker aangevoerde flankerende opmerkingen van de rechter bij haar vragen, waaronder het refereren aan een eigen verbouwing en het schetsen van wat in dat kader volgens haar een normale, in de zin van
gewone, gebruikelijke,gang van zaken is. Door verzoeker worden deze opmerkingen uitgelegd als een “snoeihard” oordeel over hemzelf, en in het verlengde daarvan kennelijk ook over zijn vordering, die om die reden dan mogelijk niet onpartijdig zou worden beoordeeld, maar de wrakingskamer kan dat niet lezen in die opmerkingen.
Het gegeven dat in de beleving van verzoeker de kritische benadering van de rechter de wederpartij niet ten deel gevallen is, levert, tot slot, evenmin, een objectief gerechtvaardigde vrees op dat de rechter vooringenomen was jegens verzoeker, ook niet in samenhang bezien met de andere verwijten.
De slotsom van de wrakingskamer is dan ook dat het verzoek moet worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. M.M. Beije en mr. C.G.A. Wouters, bijgestaan door mr. A.P. Jansen, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2023.
Buiten staat
Mr. C.G.A. Wouters is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.