ECLI:NL:RBLIM:2023:7057

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10709546 \ CV EXPL 23-4024
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgverzekeringspremie en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen CZ Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 462,16, bestaande uit een achterstand op de zorgverzekeringsovereenkomst, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde partij heeft de vordering niet betwist, maar vroeg om een betalingsregeling. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij als consument wordt beschouwd en dat er geen schending van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van de eisende partij voldoende onderbouwd was en heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten toegewezen. De gedaagde partij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op € 337,86 zijn begroot. De kantonrechter merkte op dat er in het kader van deze procedure geen plaats was voor de door gedaagde gewenste betalingsregeling, en dat hij zich tot de eisende partij moest wenden voor een dergelijke regeling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10709546 \ CV EXPL 23-4024
Vonnis van de kantonrechter van 29 november 2023
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Tilburg,
eisende partij,
gemachtigde GGN Mastering Credit B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eisende partij vordert, samengevat, de veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 462,16, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert eisende partij (samengevat) het volgende aan.
Eisende partij heeft op grond van een met gedaagde partij gesloten zorgverzekeringsovereenkomst bedragen bij gedaagde partij in rekening gebracht. De totale achterstand bedraagt volgens eisende partij € 396,00. Daarnaast is gedaagde partij aan haar de wettelijke rente verschuldigd. Eisende partij berekent de wettelijke rente tot 5 september 2023 (= datum van dagvaarding) op € 6,76. Voorts stelt zij dat gedaagde partij aan haar een vergoeding van € 59,40 voor buitengerechtelijke kosten verschuldigd is.
2.3.
Gedaagde partij weerspreekt de vordering niet. Hij wil een betalingsregeling.

3.De beoordeling

3.1.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
3.1.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet althans onvoldoende wordt betwist.
3.2.
Eisende partij heeft haar vordering betreffende de hoofdsom voldoende onderbouwd zodat deze voor toewijzing in aanmerking komt.
3.3.
Gedaagde partij heeft geen verweer meer gevoerd tegen de thans gevorderde vervallen wettelijke rente van € 6,76, zodat die - als op de wet gegrond - wordt toegewezen. Dit geldt ook voor de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 september 2023 (= datum van dagvaarding).
3.4.
Eisende partij maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 59,40. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ook deze vordering is toewijsbaar aangezien de gemachtigde van eisende partij de veertiendagenbrief aan gedaagde partij verzonden heeft en gedaagde partij de ontvangst daarvan niet heeft betwist.
3.5.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag van € 462,16, bestaande uit:
- € 396,00 aan hoofdsom
- € 6,76 aan vervallen wettelijke rente
- € 59,40 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw
zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 396,00 vanaf
5 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
3.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 129,86
  • griffierecht € 128,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 337,86
3.7.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat voor het treffen van de door gedaagde partij gewenste betalingsregeling in het kader van deze procedure geen plaats is. Gedaagde partij dient zich daartoe tot eisende partij te wenden.
4. De beslissing
De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 462,16, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 396,00 vanaf 5 september 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 337,86,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC