ECLI:NL:RBLIM:2023:7052

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10668970 \ CV EXPL 23-3659
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een bedrag uit hoofde van een autoverzekering met verzoek om wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen N.V., vertegenwoordigd door mr. M.D. Brouwer, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. Achmea vorderde betaling van een bedrag van € 162,13, bestaande uit een hoofdsom van € 111,80, wettelijke rente van € 1,93 en buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40. De gedaagde heeft de vordering erkend, maar gaf aan financieel in de problemen te verkeren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde als consument wordt beschouwd en dat er geen schending van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht heeft plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van Achmea voldoende was onderbouwd en dat de gedaagde geen verweer had gevoerd tegen de gevorderde bedragen. De kantonrechter heeft de vordering van Achmea in zijn geheel toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 297,49. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10668970 \ CV EXPL 23-3659
Vonnis van de kantonrechter van 29 november 2023
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,h.o.d.n.
FBTO,
gevestigd te Apeldoorn,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.D Brouwer,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna Achmea en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Achmea vordert – samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 162,13, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert Achmea (samengevat) bij dagvaarding het volgende aan.
Achmea heeft op grond van een met [gedaagde] gesloten autoverzekeringsovereenkomst bedragen bij [gedaagde] in rekening gebracht, die zij niet heeft betaald. De totale achterstand bedraagt volgens Achmea € 111,80. Daarnaast is [gedaagde] aan haar de wettelijke rente verschuldigd. Achmea berekent de wettelijke rente tot 25 juli 2023 (= datum van dagvaarding) op € 1,93. Voorts stelt Achmea dat [gedaagde] aan haar een vergoeding van € 48,40 voor buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw verschuldigd is.
2.3.
[gedaagde] heeft de vordering erkend. Zij heeft het financieel moeilijk.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
3.3.
Uit het antwoord van [gedaagde] is de kantonrechter gebleken dat de vordering van Achmea niet althans onvoldoende wordt betwist.
3.4.
Achmea heeft haar vordering betreffende de hoofdsom voldoende onderbouwd zodat deze voor toewijzing in aanmerking komt.
3.5.
[gedaagde] heeft geen verweer meer gevoerd tegen de thans gevorderde vervallen wettelijke rente van € 1,93, zodat die - als op de wet gegrond - wordt toegewezen. Dit geldt ook voor de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 juli 2023 (= datum van dagvaarding).
3.6.
Achmea maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ook deze vordering is toewijsbaar aangezien de gemachtigde van Achmea de veertiendagenbrief aan [gedaagde] verzonden heeft en [gedaagde] de ontvangst daarvan niet heeft betwist.
3.7.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag van € 162,13, bestaande uit:
- € 111,80 aan hoofdsom
- € 1,93 aan vervallen wettelijke rente
- € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw
zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 111,80 vanaf
25 juli 2023 tot de dag van volledige betaling.
3.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Achmea worden begroot op:
  • dagvaarding € 130,49
  • griffierecht € 128,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 297,49

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Achmea tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 162,13, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 111,80 vanaf 25 juli 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van Achmea gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 297,49,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC