Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
- dagvaarding € 130,49
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. VGZ vorderde betaling van een bedrag van € 6.978,49, vermeerderd met rente en kosten, als gevolg van een zorgverzekeringsovereenkomst die met de gedaagde was gesloten. De totale achterstand die VGZ bij de gedaagde in rekening had gebracht, bedroeg € 9.443,42, met een wettelijke rente van € 837,42 tot 4 augustus 2023. De gedaagde erkende de vordering en vroeg om een betalingsregeling.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde als consument wordt beschouwd en dat er geen schending van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht was. De kantonrechter concludeerde dat de vordering ten aanzien van de hoofdsom niet werd betwist en dat de wettelijke rente ook toegewezen kon worden. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 augustus 2023, en werd zij ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 974,48 werden begroot. De kantonrechter merkte op dat de gedaagde zich voor een betalingsregeling tot VGZ moest wenden, aangezien dit niet in het kader van de procedure kon worden geregeld.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.