In een kort geding heeft de verhuurder, [eiser], de gedaagde, [gedaagde], aangesproken voor ontruiming van de gehuurde woonruimte en betaling van huurachterstand en waarborgsom. In een eerder kort geding was de vordering tot ontruiming en betaling van huurachterstand afgewezen, omdat [gedaagde] zich kon beroepen op een mondelinge afspraak met [eiser]. In deze procedure vorderde [eiser] opnieuw betaling van de huurachterstand, die inmiddels was opgelopen, en ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand en waarborgsom afgewezen, maar heeft [gedaagde] wel veroordeeld tot betaling van de verder opgelopen huurachterstand en tot ontruiming van het gehuurde.
De procedure begon met een dagvaarding van [eiser] op 11 mei 2023, waarin hij [gedaagde] verzocht te ontruimen en de huurachterstand van € 5.380,00 te betalen. De kantonrechter had eerder, op 5 juni 2023, de vorderingen van [eiser] afgewezen. In deze nieuwe procedure heeft [eiser] een huurachterstand van € 8.841,50 gevorderd, maar de kantonrechter oordeelde dat de vordering niet toewijsbaar was, omdat er te veel onzekerheid bestond over de verschuldigdheid van de huur van de eerste drie maanden en de waarborgsom.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat [gedaagde] een huurachterstand van € 5.745,00 had, wat een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst betekende. Daarom werd de ontruiming van het gehuurde toegewezen, met een termijn van twee weken na betekening van het vonnis. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de maandelijks verschuldigde huur vanaf 1 december 2023 tot de ontruiming, en tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser].